Een kwalitatieve studie naar determinanten van slaapgedrag in Nederlandse volwassenen
Nadeshda Johanns
Open Universiteit
Author note
Naam student: Nadeshda Johanns
Studentnummer: 852122763
Cursusnaam: Onderzoekspracticum Kwalitatief Onderzoek (PB1602)
Examinator: Dr. I. Noback
Tweede examinator: Dr. G-J. Y. Peters
Inleverdatum: 15/03/2019
Samenvatting
(geen abstract)
(geen keywords)
(De opmaak van deze rapportage volgt de template voor papers volgens de 6de editie van de APA
handleiding, die in de Methodologie en Statistiek community in yOUlearn staat)
Een kwalitatieve studie naar determinanten van slaapgedrag in Nederlandse volwassenen
Goed slapen is belangrijk omdat er tijdens de slaap herstel optreedt en energie wordt
aangevuld (Piper, 2016). Te kort of te lang slapen worden geassocieerd met diverse
gezondheidsproblemen als hart- en vaatziekten, diabetes type 2, ademhalingsproblemen, overgewicht
en een slechtere zelf-gerapporteerde gezondheid en welzijn (Cappuccio, D’Elia, Strazzullo & Miller,
2010; Piper, 2016).
, Er blijkt veel variatie te zijn in slaapgedrag, waarbij de slaapduur onder meer wordt beïnvloed
door leeftijd, sociaaleconomische status, gezondheidsproblemen, depressie, gewicht, roken,
alcoholconsumptie en fysieke activiteit (Steptoe, Peacy & Wardle, 2008). Verder blijken mannen iets
korter te slapen dan vrouwen, mensen met een baan minder te slapen dan gepensioneerden en
werkzoekenden, en ouders korter te slapen dan mensen zonder kinderen, zeker als de kinderen nog jong
zijn (Piper, 2016). Behalve deze individuele verschillen heeft er ook een ontwikkeling plaatsgevonden
over tijd. Als gevolg van meer uren werk, meer ploegendiensten en de 24-uurs economie, zijn mensen
over het algemeen steeds minder gaan slapen (Åkerstedt & Nilsson, 2003).
Slaap lijkt dus belangrijk te zijn voor gezondheid en welzijn, maar het lukt veel mensen niet om
stabiele gezonde slaappatronen te handhaven. Gedragsveranderingsinterventies kunnen hierbij helpen.
Gedragsveranderingsinterventies zijn doelgerichte pogingen om mensen te ondersteunen bij
gedragsverandering om zo uiteindelijk de gezondheid of het welzijn van de doelgroep te vergroten
(Peters, 2014). Omdat al het menselijk gedrag wordt aangestuurd vanuit de motorcortex, en de
motorcortex wordt aangestuurd door neuronale activatiepatronen in andere hersengebieden, vereist
gedragsverandering onvermijdelijk aanpassing van die neurale netwerken. Op psychologisch niveau
betekent dit dat mensen moeten leren (Crutzen & Peters, 2018). Wat ze moeten leren kan worden
beschreven in termen van psychologische constructen zoals gedefinieerd in psychologische theorieën.
Psychologische constructen die gedrag voorspellen heten determinanten van gedrag, en succesvolle
gedragsverandering vereist daarom altijd eerst het in kaart brengen van deze determinanten, zodat
doelgericht geïntervenieerd kan worden (Peters & Crutzen, 2018). Omdat slaapgedrag grotendeels
gezien kan worden als het gevolg van overwogen keuzes, zijn slaappatronen te kwalificeren als
beredeneerd gedrag, en de ontwikkeling van een succesvolle interventie voor slaapgedrag vereist dus
een theorie die beredeneerd gedrag kan verklaren.
De Reasoned Action Approach
, De RAA of ‘beredeneerd gedrag aanpak’ is een theorie die beredeneerd gedrag kan
verklaren (Fishbein & Ajzen, 2010), en dat bovendien succesvol heeft gedaan voor verschillende
gedragingen (Godin & Kok, 1996). Het is belangrijk om te beseffen dat beredeneerd niet hetzelfde is
als rationeel; de RAA kan ook goed werken om irrationele overwegingen in kaart te brengen, maar gaat
altijd er vanuit dat er een affectieve en/of cognitieve overweging (‘beredenering’) ten grondslag ligt aan
het gedrag. De RAA stelt dat de voornaamste determinant van gedrag de intentie om het gedrag uit te
voeren is. Deze intentie heeft meer voorspellende waarde naarmate een individu meer daadwerkelijke
controle over het gedrag heeft, en naarmate het individu de perceptie heeft meer controle over het
gedrag te hebben. Intentie wordt voorspeld door drie determinanten, waarvan de eerste twee elk uit
twee onderdelen bestaan (Fishbein & Ajzen, 2010). Zie figuur 1 voor een schematische weergave van
de RAA.
Figuur
1. De Reasoned Action Approach (Fishbein & Ajzen, 2010).
Attitude is de eerste determinant. Attitude betreft de verwachtingen die iemand heeft over
mogelijke gevolgen van het gedrag en iemands evaluatie van die gevolgen. Er worden twee typen
opvattingen onderscheiden. Instrumentele opvattingen hebben betrekking op de voordelen en nadelen
die iemand kan behalen door het gedrag al dan niet uit te voeren. Instrumentele attitude betreft dus
, vooral opvattingen met betrekking tot iemands langere termijn doelen zoals gezondheid of carrière.
Experientiële opvattingen hebben betrekking op de ervaring van het gedrag. Hedonistische opvattingen,
of bijvoorbeeld het idee dat een gedrag betekent dat iemand van iets leuks moet afzien, vallen dus
onder experiëntiele attitude. De opvattingen die samen instrumentele en experiëntiele attitude vormen,
en dus op een hoger niveau de algemene determinant attitude vormen, hebben steeds twee
componenten: iemands verwachting met betrekking tot de waarschijnlijkheid van een gegeven gevolg,
en hoe iemand dat gevolg evalueert in termen van wenselijkheid.
De tweede determinant is waargenomen norm. Waargenomen norm omvat iemands ideeën
over sociale normen met betrekking tot het doelgedrag. Er worden twee typen opvattingen
onderscheiden. Injunctieve norm heeft betrekking op de waargenomen goed- of afkeuring van
belangrijke mensen in iemands omgeving. Descriptieve norm heeft betrekking op het waargenomen
gedrag van mensen in iemands omgeving. De opvattingen die samen de injunctieve norm vormen
hebben twee componenten: iemands waargenomen goed- of afkeuring van mensen in iemands
omgeving, en iemands neiging om zich te voegen naar die norm. De opvattingen die samen de
descriptieve norm vormen hebben ook twee componenten: het waargenomen gedrag van anderen in
iemands omgeving, en de mate waarin iemand zich met diegene identificeert.
De derde determinant is de waargenomen gedragscontrole. Waargenomen gedragscontrole
omvat iemands opvattingen over de eigen vaardigheden met betrekking tot het doelgedrag, barrières en
faciliterende omstandigheden in de omgeving, en hoe goed iemand daarmee om kan gaan. Opvattingen
die onder waargenomen gedragscontrole vallen betreffen bijvoorbeeld de inschatting dat zich een
situatie ontwikkeld die het doelgedrag belemmerend, en hoe goed iemand dan met een dergelijke
situatie om kan gaan.
Huidige studie
Een specifiek onderdeel van de RAA heet een ‘belief elicitation’, oftewel een ‘opwekking