+ antwoorden
De toets is verdeeld in de volgende verdeling;
Inleiding en indeling van het recht: 10 vragen
Verbintenissen: 10 vagen
Kopen: 10 vragen
Publiekrecht deel 1: 10 vragen
Publiekrecht deel 2: 10 vragen
Strafrecht: 10 vragen
Deel 1: Inleiding en indeling van het recht (10 vragen)
1. Wat is het doel van het recht in een samenleving?
a) Het beschermen van de machtigen
b) Het creëren van een ordelijke en rechtvaardige samenleving
c) Het beperken van individuele vrijheden
2. Wat is het verschil tussen publiekrecht en privaatrecht?
a) Publiekrecht regelt verhoudingen tussen burgers onderling,
privaatrecht tussen overheid en burgers
b) Publiekrecht regelt de verhoudingen tussen overheid en burgers,
privaatrecht tussen burgers onderling
c) Er is geen verschil, het zijn synoniemen
3. Wat betekent "materieel recht"?
a) Regels over de manier waarop juridische procedures verlopen
b) Regels die rechten en plichten van burgers vastleggen
c) Regels die alleen voor bedrijven gelden
4. Onder welk rechtsgebied valt het strafrecht?
a) Privaatrecht
b) Publiekrecht
c) Internationaal recht
5. Wat regelt het staatsrecht?
a) De inrichting en werking van de overheid
b) De regels voor koopovereenkomsten
c) De rechten en plichten van werknemers
6. Wat is een kenmerk van dwingend recht?
a) Partijen kunnen hiervan afwijken als ze dat willen
b) Het geldt alleen in internationale verdragen
c) Het mag niet worden gewijzigd door partijen
7. Wat is een voorbeeld van een algemene rechtsregel?
a) De wet bepaalt dat diefstal strafbaar is
, b) De rechter geeft een oordeel over een specifiek conflict
c) Een bedrijf stelt een gedragscode op
8. Wat is de functie van de rechtspraak?
a) Het maken van nieuwe wetten
b) Het handhaven van de openbare orde
c) Het beslechten van juridische conflicten
9. Wat is een voorbeeld van formeel recht?
a) De wet die bepaalt hoe een rechter een strafzaak moet
behandelen
b) De wet die zegt dat iemand schadevergoeding moet betalen
c) De wet die bepaalt hoe hoog de BTW is
10. Wat is een kenmerk van een democratische rechtsstaat?
a) Er is geen scheiding der machten
b) Burgers hebben rechten en vrijheden die wettelijk zijn vastgelegd
c) Alleen de overheid mag juridische procedures starten
Deel 2: Verbintenissen (10 vragen)
11. Wat is een verbintenis?
a) Een afspraak tussen bedrijven
b) Een juridische verplichting tussen twee partijen
c) Een persoonlijke belofte zonder juridische gevolgen
12. Wat is een voorbeeld van een resultaatsverbintenis?
a) Een schilder die belooft een muur te schilderen zonder garantie
op resultaat
b) Een arts die zijn best doet om een patiënt te genezen
c) Een aannemer die een huis volgens afspraak oplevert
13. Wat is een onrechtmatige daad?
a) Een daad die alleen strafbaar is als het in een contract staat
b) Een handeling die schade veroorzaakt en juridisch verwijtbaar is
c) Een handeling die alleen in het strafrecht voorkomt
14. Wat is de sanctie bij wanprestatie?
a) De overeenkomst wordt automatisch beëindigd
b) De schuldeiser kan schadevergoeding eisen of nakoming vorderen
c) Er is geen juridische consequentie
15. Wat betekent de ontvangsttheorie?
a) Een aanbod is pas geldig als de ontvanger het heeft gelezen
b) Een aanbod is geldig zodra het de ontvanger bereikt
c) Een aanbod is geldig zodra het verstuurd is