RECHT THEORIE HOOFDSTUK 1 T/M 12
Rechtsregels zijn nodig om de maatschappij te ordenen.
Hoe komt ons recht tot stand? Ons recht bestaat uit 4 rechtsbronnen:
1. Wetten. Een wet is een geschreven rechtsregel. Het vastleggen van regels en wetten noem je
codificeren.
2. Verdragen = internationale overeenkomst tussen twee of meer landen. Een verdrag kan
bepalingen bevatten die gericht zijn tot de landen en tot de burgers. Er zijn verdragen die
uitsluitend bepalingen bevatten die gericht zijn tot verdragsluitende landen en daarmee de
verdragsluitende landen binden. Als een verdragsbepaling de burger rechtstreeks bindt,
noem het verdrag: self-executing. Het gevolg van verdragen die rechtstreeks werkende
regels bevatten, is dat ze de nationale regels kunnen beperken of zelfs helemaal opzij zetten.
Burgers kunnen direct bij de nationale rechter een beroep doen op een rechtstreeks
werkende nationale regel.
3. Jurisprudentie; rechtspraak. Als de rechter een uitspraak doet noem je dit een vonnis. Een
uitspraak van het gerechtshof of de hoge raad noem je een arrest.
4. De gewoonte. Het gewoonrecht is ongeschreven recht omdat deze regels niet in een wet zijn
vastgelegd.
- Publiekrecht = recht waarbij de overheid gebruikt van een bijzondere bevoegdheid die wij als
burgers niet hebben. Alles wat geen privaat recht is, is publiek recht.
- Objectief recht = al het recht in zijn algemeenheid.
- Subjectief recht = recht wat geldt in een specifieke houding.
- Dwingend recht = recht waarvan je niet mag afwijken.
- Regelende/aanvullende recht = recht waarvan je wel mag afwijken, de wet vult een
onderlinge afspraak in.
- Formeel recht = procedureregels die aangeven op welke wijze je het materiele recht kunt
handhaven.
- Materieel recht = regelt de inhoud, waar heb je recht op?
Wet in formele en informele zin;
- Wet in formele zin = Burgerlijk wetboek, wetboek van strafrecht etc. Het woordje ‘wet’ staat
in het woord wat betekent dat deze wetten in het hoogste niveau in Nederland worden
aangenomen (Staten-Generaal, regering)
- Wet in materiële zin = Algemene regels die voor herhaalde toepassing vatbaar is.
Een voorbeeld van een wet in formele zin die tevens een wet in materiele zin is, is het Burgerlijk
Wetboek.
Noteren naar artikel;
Artikel – boeknummer- artikelnummer -lid-sub- boek (Art. 3:15d lid1 sub c BW)
,HOOFDSTUK 2 INLEIDING VERBINTENISSENRECHT
Verbintenis = Een juridische relatie tussen 2 of meer persoon, bestaande uit een recht en een plicht.
Verbintenissen kunnen onder andere bestaan uit:
- De wet
- Een overeenkomst
- Rechterlijke uitspraken (jurisprudentie)
Wederkerige overeenkomst = Als voor beide partijen ocer en weer verbintenissen uit de
overeenkomt ontstaan. minimaal 2 rechten en 2 plichten. Elke partij is zowel schuldeiser als
schuldenaar.
Eenzijdige overeenkomst = Als uit een overeenkomst voor slechts een van beide partijen één of meer
verbintenissen ontstaan. 1 recht en 1 plicht
Relatief recht/persoonlijk recht = Recht dat je alleen tegenover één persoon, of een bepaalde groep
van personen, kunt uitoefenen.
Een verbintenis is dus een rechtsbetrekking tussen personen waarbij de één een relatief recht heeft
op een bepaalde prestatie en de ander verplicht is die prestatie te leveren en daarbij geldt dat het
recht afdwingbaar is. Het nakomen is van de plicht en dus via de rechter af te dwingen.
Absoluut recht = Recht dat je tegenover iedereen kunnen uitoefenen.
Eigendom is een vorm van absoluut recht. Kan worden gehandhaafd worden tegenover iedereen.
Rechtsfeit = Een feit dat relevant is voor het recht. Aan rechtsfeiten verbindt het recht een
rechtsgevolg.
Bloot rechtsfeit = Als het rechtsgevolg intreedt zonder dat daarvoor menselijk handelen van de
betrokkene zelf nodig is.
Feitelijke handeling = Als een menselijke handeling niet gericht is geweest op het intreden van een
bepaald rechtsgevolg terwijl het rechtsgevolg wel ontstaat.
- Onrechtmatige daad;
- Rechtmatige daad.
Rechtshandeling = Een handeling die gericht is op een rechtsgevolg. Is te onderscheiden in:
- Eenzijdige rechtshandelingen; deze komt tot stand door één persoon. Bijvoorbeeld maken
van een testament.
- Meerzijdige rechtshandelingen; komen tot stand door twee of meer personen. Bijvoorbeeld
het sluiten van een overeenkomst.
,Als een aanbod vervalt, dan kan het aanbod niet meer worden aanvaard en ontstaat er geen
overeenkomst. Dat komt door:
1. Verstrijken van tijdsduur; aan aanbod geldt gedurende een bepaalde tijd. De wet stelt dat
een mondeling aanbod vervalt wanneer het niet onmiddellijk wordt aanvaard en dat een
schriftelijk aanbod vervalt wanneer het niet binnen een redelijke termijn wordt aanvaard.
2. Verwerping; tegenvoorstel of afwijzing
3. - Herroepelijk aanbod = kan worden herroepen zolang het niet is aanvaard. Een aanbod kan
niet meer worden herroepen als er een mededing waarin de aanvaarding staat, is verzonden.
- Een vrijblijvend aanbod = kun je na ontvangt van de aanvaarding, nog herroepen. Zelfs na
de sluiting van de overeenkomst.
- Onherroepelijk aanbod = als het voorstel een termijnstelling voor de aanvaarding inhoudt of
als de onherroepelijkheid op andere wijze uit het aanbod blijft.
Tot slot kan er sprake zijn van een uitnodiging tot het doen van een aanbod, bijvoorbeeld het
aanvragen van een offerte. Daarbij geeft het voorstel om een overeenkomst te sluiten onvoldoende
duidelijkheid over de belangrijkste verplichtingen. Als een voorstel om een overeenkomst te sluiten
voldoende duidelijkheid geeft, is in principe sprake van een juridisch bindend aanbod. In een aantal
gevallen spreek je toch niet van een aanbod omdat de persoon die op het voorstel reageert een
belangrijke rol speelt. Zoals een personeelsadvertentie, of een advertentie voor een huis.
HOOFSTUK 3 DE OVEREENKOMST
Overeenkomst = één van de bronnen van verbintenissen. Door aanvaarding van het aanbod wordt de
overeenkomst gesloten. (art. 6:217 BW). Een aanbod en aanvaarding zijn op zichzelf een eenzijdige
rechtshandeling en samen zijn zij een meervoudige rechtshandeling. Overeenkomsten zijn veelal
vormvrij en komen tot stand door wilsovereenstemming.
Nietig = Als er sprake is van een ‘duidelijk’ misverstand of vergissing. Ongeldig, hoewel er wel
wilsovereenstemming is tussen de betrokken partijen.
Als de ene partij echter niet wist of hoefde te weten dat de ander partij iets anders verklaarde dan zij
eigenlijk wilde verklaren (wilsvertrouwensleer) ontstaat er wel een overeenkomst. Er is dan sprake
van gerechtvaardigd vertrouwen. Door dat gerechtvaardigde vertrouwen kun je de partij die iets
verklaard heeft, ook al heeft zij dit niet zo gewild, toch houden aan die verklaring.
Vernietigbaar = Als iemand onder invloed van een geestelijke stoornis een overeenkomst sluit.
Geldig, maar kan met terugwerkende kracht ongeldig worden gemaakt. De vernietiging kan
plaatsvinden dor middel van vernietiging van de overeenkomst.
Als de andere partij echter niet wist of hoefde te weten dat de wederpartij iets andere verklaarde
dan zij eigenlijk wilde verklaren (wilsvertrouwensleer), ontstaat er wel een overeenkomst.
Mocht blijken dat de handeling nadelig is voor degene die onder invloed van de geestelijke stoornis
handelde, dan wordt de persoon die onder invloed handelde, beschermd.
, HOOFDSTUK 4 HANDELINGSBEKWAAMHEID
Onaantastbaar geldige overeenkomst = overeenkomst die niet nietig is en niet vernietigbaar is
Handelingsbekwaam zijn = personen die zelfstandig overeenkomsten kunnen sluiten
Handelingsonbekwaam = personen die juridisch niet in staat zijn om zelfstandig rechten en plichten
uit te kunnen oefenen.
Personen heten juridisch = rechtssubjecten; dragers van rechten plichten. Bestaande uit natuurlijke
personen & rechtspersonen
Handelingsonbekwaam zijn; (kunnen dus geen rechtshandelingen aangaan)
- Minderjarigen
- Meerderjarigen die onder curatele zijn gesteld.
Rechtspersonen zijn altijd handelingsbekwaam.
Het gevolg van het sluiten van een overeenkomst door een minderjarige is dat de overeenkomst in
principe vernietigbaar is door de wettelijk vertegenwoordiger. De ouders of voogd is bevoegd om te
kiezen of de rechtshandeling vernietigd wordt of in stand wordt gelaten. Zolang vernietiging niet
heeft plaats gevonden, blijft de rechtshandeling, hier de overeenkomst, geldig.
Een minderjarige heeft in beginsel de toestemming nodig van zijn ouders of voogd om een
onaantastbare overeenkomst te sluiten. Als de ouders of voogd van te voren akkoord gaat of geen
stappen onderneemt, is/blijft de overeenkomstig geldig.
In een aantal gevallen kan een minderjarige wel zelfstandig bepaalde rechten uitoefenen:
- Handlichting; de kantonrechter bepaalt dat een minderjarige die 16 jaar of ouders is,
bevoegd is om bepaalde rechten van een meerderjarige uit te kunnen oefenen.
- Testament opstellen; mits je geestelijk gezond bent.
- Het verrichtten van uitgaven voor studie en/of levensonderhoud
- In het maatschappelijk verkeer gebruikelijke handelingen; zoals het kopen van een broek.
- Een 16-jarige is bekwaam tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst; hij staat in alles
wat betrekking heeft op die overeenkomst gelijk met een meerderjarige.
Meerderjarigen die onder curatele zijn gesteld, kunnen niet zonder toestemming van de
curator(wettelijke vertegenwoordiger van de onder curatele gestelde) overeenkomsten aangaan.
Onder curatele gesteld worden, waardoor hij zijn belangen niet behoorlijk waarneemt kan door:
- Gewoonte van drankmisbruik
- Geestelijke stoornis
- Geldverkwisting
Als het gaat om gelden die de curator de handelingsonbekwame te beschikking heeft gesteld voor
levensonderhoud, is geen toestemming vereist. De onbekwame moet dan wel die gelden voor dat
doel gebruiken.