Samenvatting boeken+artikelen BKT deeltentamen
Kleine Inleiding Wetenschapsfilosofie ................................................................................................... 2
Hoofdstuk 1 Het standaardbeeld van wetenschap. Van verificatie naar confirmatie ............................ 2
Hoofdstuk 3 De paradigmatheorie van Kugn. De historische wending in de wetenschapsfilosofie....... 4
Jouke de Vries en Marcel van Dam ........................................................................................................ 6
Politiek-bestuurlijk management: een blik achter de gouden muur ...................................................... 6
Schillemans, Den Otter ......................................................................................................................... 10
Groeiend ongemak. Bestuurderspartijen en de constructie van het vertrouwen in de overheid........ 10
Fukuyama .............................................................................................................................................. 12
Why There is no Science of Public Administration ................................................................................ 12
Gabriël van den Brink ........................................................................................................................... 14
Hoofdstuk 3 Hoe vrijwel alles in beweging kwam ................................................................................. 14
Hoofdstuk 4 Zegeningen van het liberale tijdperk ................................................................................ 16
Hoofdstuk 5 Waarover menigeen bleef twijfelen ................................................................................. 18
Hoofdstuk 6 Een woede die maar niet verdwijnt.................................................................................. 20
Hoofdstuk 7 En toen ontwaakten de verworpenen… ........................................................................... 22
Casus olieramp Rotterdam ................................................................................................................... 25
Hoofdstuk 9 Crisiscommunicatie tijdens drie incidenten in de Rotterdamse Botlek ........................... 25
Casus terrorisme Schiphol .................................................................................................................... 27
Hoofdstuk 6 Terrorismedreiging luchthaven Schipol ............................................................................ 27
Casus aankoop Rembrandt schilderijen............................................................................................... 29
De aankoop van twee Rembrandts: Marten en Oopjen voor een koopje? .......................................... 29
Boersma et al ........................................................................................................................................ 31
Management strategies in response to an institutional crisis: The case of earthquakes in the
Netherlands ........................................................................................................................................... 31
Naomi Klein ........................................................................................................................................... 34
The Shock Doctrine: An Exerpt From the Introduction ......................................................................... 34
Aristoteles ............................................................................................................................................. 35
Boek I Het laatste doel van het menselijk handelen en het hoogste goed: geluk ................................ 35
Boek II Het optimaal functioneren in moreel opzicht: deugd ............................................................... 38
Blockmans ............................................................................................................................................. 41
Hoofdstuk 4 Spelbrekers: de derde stand laat zich horen .................................................................... 41
Fukuyama .............................................................................................................................................. 45
Introduction. Development of Political Intitutions to the French Revolution ...................................... 45
Hoofdstuk 4 Prussia Builds a State ........................................................................................................ 47
Hoofdstuk 13 Good government, bad government .............................................................................. 49
,Kleine Inleiding Wetenschapsfilosofie
Hoofdstuk 1 Het standaardbeeld van wetenschap. Van verificatie
naar confirmatie
In dit boek wordt een enigszins systematische wetenschapsopvatting ontworpen. Het gaat hierbij om
het standaardbeeld van de wetenschap dat in onze cultuur dominant is. Het model komt uit de
natuurwetenschappen waarin waarheid, objectiviteit en onafhankelijkheid centraal staan. Echter
past iedere discipline dit op eigen wijze toe.
Wetenschappelijke rationaliteit
Het doel van de wetenschap is het ontwikkelen van ware kennis in de vorm van theorieën over de
empirische verschijnselen uit de wereld om ons heen. Wetenschap is niet de enige manier om inzicht
te verkrijgen, dit kan namelijk ook door intuïtie, openbaring, mystieke ervaring en mythe. De
wetenschap onderscheidt zich hiervan doordat er bij de wetenschap rationaliteit komt kijken.
Rationaliteit ontstaat door twee pijlers: logica en feiten.
Bij logica draait het erom dat een theorie een zeker logisch gehalte heeft en dus niet tegengesproken
kan worden. Een theorie moet dus logisch consistent zijn.
Bij feiten gaat het om waarneembare feiten die het resultaat zijn van directe, onbevooroordeelde,
onvooringenomen of theorievrije waarneming. Dit wil zeggen dat tussen de waarnemer en zijn object
geen storende invloeden op mogen treden. Het gaat dus om een directe waarneming, dit vormt de
kern van de wetenschappelijke objectiviteit.
Belangrijk is dat het proces van kennisvergaring en theorievorming juist alles behalve volgens de
regels verloopt. Het is juist de creativiteit, fantasie en opbaring van onderzoekers die maakt dat ze
uiteindelijk tot een theorie kunnen komen. De vrij verkregen kennis moet vervolgens tegenover de
openbaarheid worden gerechtvaardigd en die rechtvaardiging vereist logische argumentatie en
verificatie op grond van feiten.
Kortom kan de wetenschap als volgt worden gedefinieerd: een theorie is wetenschappelijk als hij
geverifieerd kan worden aan de hand van feiten die door theorievrije waarneming zijn verkregen.
De empirische cyclus
De empirische cyclus ziet er als volgt uit:
1. Empirische basis van feiten (singulier)
2. Empirische wetten (universeel)
3. Theorie
4. Nieuwe empirische wetten (universeel)
De empirische basis van feiten
De empirische basis bestaat uit waargenomen feiten die worden uitgedrukt in singuliere
waarnemingsuitspraken. Dat wil zeggen dat het uitspraak doet over een eindig aantal dingen en dus
niet voor alles geldt, dan zouden het universele uitspraken zijn. In deze uitspraken komen
beschrijvende termen voor. Dat wil zeggen dat iedere normale waarnemer de uitspraak begrijpt.
Daarmee ontstaat een eenvoudige waarneming die direct gecontroleerd kan worden. Volgens logisch
positivisten treffen we aan de basis van de theorievorming een verzameling van zulke
waarnemingsuitspraken aan.
Empirische wetten
Empirische wetten ontstaan uit verzamelde feiten door inductie. Dit houdt in dat op basis van een
eindig aantal waargenomen feiten een conclusie wordt getrokken over een oneindig aantal feiten. De
bijbehorende vorm is: als dit of dat gebeurt, gebeurt ook altijd dit of dat. Dit zijn deterministische
empirische wetten. Wanneer het gaat om een bepaalde kans op een gevolg, noemen we dit
,statistische empirische wetten. Aan een empirische wet kan, anders dan een singuliere
waarnemingsuitspraak, nooit 100% zekerheid worden verleend. Het gaat dus niet meer om een eis
van verifieerbaarheid maar een eis van confirmeerbaarheid. Dat wil zeggen dat er geen absolute
zekerheid is maar wel een mate van waarschijnlijkheid die, door de verzameling van alsmaar meer
feiten, kan worden uitgebouwd tot praktische zekerheid.
Met behulp van empirische wetten kunnen ontdekkingen en verklaringen worden gedaan.
Twee kanttekeningen zijn op zijn plaats:
1. Bovenstaande omschrijving van inductie is te simplistisch, er komen nog veel meer eisen en
statistieken etc. bij kijken
2. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen kans en waarschijnlijkheid. De kans slaat op de
frequentie waarmee iets zal optreden. Waarschijnlijkheid als confirmatiegraad is een maat
voor subjectieve zekerheid
Wetenschappelijke theorieën
Theorievorming start wanneer op een bepaald onderzoeksgebied een aantal empirische wetten zijn
ontdekt. Deze empirische wetten geven echter alleen de oppervlaktestructuren weer op basis
waarvan voorspellingen kunnen worden gedaan. Pas wanneer er een theorie wordt ontwikkeld
waarin deze verschillende empirische wetten worden samengevat en verklaard komen de
onderliggende dieptestructuren aan het licht. Als een kind vraagt waarom zijn pop valt als zij deze
loslaat kunnen we antwoorden met "alles wat je loslaat valt". Dat is een oppervlakkig antwoord op
basis van empirische wetten. Een antwoord met dieptestructuur krijgen we pas als we de
zwaartekrachttheorie toepassen.
Het doel van de wetenschap is het verklaren van de waarneembare verschijnselen door middel van
theorievorming over onder die verschijnselen liggende wetmatigheden. Praktisch gezien lijkt een
theorie echter overbodig aangezien met empirische wetten alleen ook voorspellingen kunnen
worden gedaan. Die voorspellende kracht wordt niet sterker wanneer we er een theorie bij vinden.
Het afleiden van nieuwe wetten en feiten
Het ontwikkelen van een theorie is weldegelijk nuttig voor de laatste stap in de empirische cyclus,
namelijk het afleiden van nieuwe wetten en feiten. Wanneer nieuwe voorspellingen opdoen, kunnen
deze worden getoetst aan de hypothese. Als ze de toets doorstaan worden de voorspellingen aan de
empirische basis toegevoegd en vormen primair bewijsmateriaal voor de nieuwe hypothese. Tegelijk
bevestigt de hypothese ook de theorie doordat er dus nógmaals een verschijnsel voldoet aan de
theorie. Zo verkrijgt een theorie constant een hechtere fundering. Ook geeft een theorie richting
voor nieuwe onderzoek. Wanneer we al bepaalde kennis hebben kan dit ons sturen bij het verrichten
van onderzoek omdat we weten waar we op moeten letten en welke factoren van belang zijn.
Aanpassing of verwerping van wetenschappelijke kennis?
Wanneer de waargenomen feiten van een nieuwe hypothesen niet aansluiten op de theorie zal in
eerste instantie de onderzoeker in twijfel worden getrokken. Het kan namelijk zijn dat er fouten zijn
gemaakt tijdens het onderzoek. Pas als er weerleggende feiten zijn die door iedereen in het
betreffende vakgebied eenvoudig vastgesteld kan worden zal de theorie ter discussie worden
gesteld. De theorie wordt dan wel verworpen maar niet zomaar weggegaan. De theorie zal worden
gebruikt om een betere theorie te ontwikkelen, het werkt dus als een heuristiek: het geeft richting
aan het onderzoek.
Theorieën, als verklaring en samenvatting van weten heten nomologische theorieën (nomos = wet).
De wetenschap volgens het standaardbeeld wordt dan ook van nomologische wetenschap genoemd.
, Hoofdstuk 3 De paradigmatheorie van Kugn. De historische wending
in de wetenschapsfilosofie
Het kernpunt van de wetenschap is dat het een rationale wetenschap waarin falsifieerbaarheid
noodzakelijk is. In 1962 schreef Thomas Kuhn zijn boek The Structure of Scientific Revolutions
waarbij hij juist stelt dat falsifieerbaarheid in de wetenschap niet wordt aangetroffen. In zijn
gangbare wetenschapsfilosofie stelt hij dat de ontwikkeling van theorieën niet volgens een trial en
errorproces door falsificatiepogingen verloopt maar door sociale, sociaal-psychologische en
psychologische eigenschappen van de betrokken wetenschappers en de groepen die zij vormen.
Onderzoekers leven namelijk altijd in een bepaalde paradigma die het raamwerk van het onderzoek
vormt. Aan de theorieën binnen dat paradigma wordt getwijfeld, maar aan het paradigma zelf niet.
Dit type wetenschap noemt hij het normal science. Zo'n paradigma is telkens lange tijd stabiel maar
wanneer een crisis plaatsvindt kan een revolutie ontstaan waardoor de normale wetenschap wordt
vervangen door revolutionaire wetenschap. Er is dus geen sprake van continue groei van kennis
maar van een ontwikkeling waarin revolutionaire breuken zitten.
Normale wetenschap
De Wetenschappelijke groep
Binnen de normale wetenschap wordt onderzoek gedaan door de wetenschappelijke groep welke
bestaat uit mensen die hetzelfde kennisbestand delen, een gemeenschappelijke vaktaal spreken en
op bekwame manier met het experimentele instrumentarium om kan gaan. Hierdoor is een
intersubjectieve overeenstemming mogelijk. Het onderzoeksterrein van de groep is gedefinieerd in
termen van het paradigma en de groep draagt ten aanzien daarvan een dubbele
verantwoordelijkheid. Namelijk enerzijds het doen van onderzoek om kennis te vergroten en
anderzijds het verzorgen van onderwijs zodat nieuwe mensen tot de groep kunnen treden. Het
lidmaatschap wordt vastgesteld op grond van zijn werkkring, abonnementen op vaktijdschriften,
bezoeken aan congressen, publicaties etc. Over dit soort groepen, die het verklaren van iets door
theorievorming als doel hebben, gaat Kuhn paradigmatheorie.
De vier onderdelen van een paradigma
Een paradigma bestaat uit vier elementen:
1. Vakwetenschappelijke theorieën. Hierin worden de grondbegrippen van de vaktaal
vastgelegd, de problemen van het vak erkend en een oplossing geformuleerd. Ook de
zoeklichttheorieën in het instrumentarium van de discipline horen hierbij
2. Filosofische uitgangspunten. Binnen een paradigma spelen specifieke en algemene
vooronderstellingen een rol. Specifieke zijn vakgerichte stellingen waar iedereen het over eens
is en waar niet meer aan getwijfeld wordt. Algemene vooronderstellingen zijn stellingen die we
in veel disciplines aantreffen zoals het filosofisch uitgangspunt dat de werkelijkheid via
waarneming en experiment moet worden uitgezocht. Ook aan algemene vooronderstellingen
wordt in beginsel niet getwijfeld
3. Waarden van de wetenschap. Binnen een paradigma gelden zekere waarden over wat correct
is. Zo kennen wij in ons huidige paradigma de eisen van objectiviteit, exactheid en logische
consistentie. Deze waarden vormen het intern-wetenschappelijk ethos
4. Exemplarische voorbeelden. Waar de bovenste drie elementen kenniselementen zijn, is dit
vierde element een praktisch element. Iedere discipline kent standaard-practicum voorbeelden
die leerlingen in de vingers moeten krijgen om het vak te kunnen. Dit noemen we ook wel
vingerkennis of paradigma-in-engere zin, omdat het woord paradigma zelf al exemplarisch
voorbeeld betekent.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lisarockx. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.