Hoofdstuk 1
Sociologie: de wetenschap van de manieren waarop mensen met elkaar samenleven. Ook wel:
sociaal
Er wordt gezocht naar overeenkomsten en verschillen tussen uiteenlopende vormen van menselijk
samenleven en samenhangen.
Door breedheid sociologie zijn er specialisaties ontwikkeld, zoals arbeidssociologie, kunstsociologie,
etc.
Sociologie richt zich op moderne, geïndustrialiseerde samenlevingen.
Anders dan psychologie, is sociologie niet individueel
Emile Durkheim: Het sociale als eigensoortige werkelijkheid
Norbert Elias: Relatieve autonomie van sociale processen
Cultuur: het gedragsrepertoire en de denkbeelden die mensen aangeleerd hebben en die zij in een
bepaalde groep of samenleving gemeen hebben
Interdependentie: onderlinge afhankelijkheid
Directe en indirecte interactie: zonder of met hulpmiddelen en tussenpersonen
Max Weber: sociaal handelen als handelen dat georiënteerd is op het gedrag van andere mensen
De sociale aard van menselijk gedrag maakt de verklaring ervan gecompliceerd: het gedrag van een
individu is alleen te begrijpen in relatie tot het gedrag van andere individuen.
Gedragsregels geven grenzen aan waarbinnen interactie mag variëren. Grenzen liggen niet vast: ze
worden vaak verschillend geïnterpreteerd.
Socialisatie: proces cultuuroverdracht
Vindt plaats via: imitatie, identificatie, dwang, geïnternaliseerd (onderdeel geworden van
persoonlijkheid)
Socialisatie is naast het aanleren van kennis en vaardigheden, ook het aanleren van fundamentele
behoeften, gevoelens en neigingen.
Vroege socialisatie is een voorwaarde voor algemeen menselijke eigenschappen, zoals taalgebruik
Socialisatie leidt ook tot verschillen, doordat de cultuur waarin je opgroeit niet overal hetzelfde is.
Subcultuur: voor een bepaalde groepering kenmerkende cultuur die een variant vormt op
Door sociale ervaringen vormt een opgroeiend individu een beeld van zichzelf, en krijgt het een
identiteit
George Herbert Mead en Charles Cooley: het zelfbeeld van opgroeiend individu wordt bepaald
waarop belangrijke anderen zich tegenover dat individu gedragen.
Nature: aangeboren eigenschappen
Nurture: aangeleerde eigenschappen (leggen sociologen, antropologen, en sociaalpsychologen de
nadruk op, met name door cultuur)
De laatste tijd is onder invloed van de ethologie of sociobiologie (de biologische studie van
diergedrag) en genetica de aandacht voor aangeboren eigenschappen toegenomen.
Men gaat er nu vanuit dat nature-nuture niet tegenover elkaar staan, maar dat eigenschappen zijn
aangeboren én aangeleerd.
,Aangeboren verschillen tussen mensen voor sociologie niet onbelangrijk.
1. Ze geven dynamiek en variaties en daarmee de onvoorspelbaarheid tussen individuen weer
2. Ze zijn van belang voor zover ze direct waarneembaar zijn als uiterlijke fysieke kenmerken
Bijvoorbeeld als mensen bepaalde betekenis toekennen aan mensen met een huidskleur.
3. Twee biologische verschillen ook belangrijk: sekse en leeftijd.
Interdependent: mensen zijn altijd en overal afhankelijk van elkaar
Mensen zonder bindingen bestaan niet.
Ferale kinderen: kinderen die niet door mensen, maar door dieren zouden zijn groot gebracht
Theorieën zeventiende en achttiende eeuw: menselijke samenleving net een contract. Voordat
mensen afhankelijk van elkaar van iets werden, waren ze onafhankelijk.
De auteurs die in de tweede helft de verschillende contracttheorieën bestreden, vooral enkele Parijse
en Schotse filosofen, worden gezien als degenen die als eerst sociologische visie ontwikkelden.
Deze gedachte was een essentieel element in de argumentatie van Emile Durkheim. Hij stelde dat
mensen júist in stamverband leefden, een individu konden ontwikkelen zonder anderen.
In moderne samenlevingen daarentegen, zoals die zich vanaf de renaissance ontwikkelden,
ontstonden juist de sociale voorwaarden waaronder het gevoel van individuele autonomie zich on
ontwikkelen: sterke arbeidsdeling en centraal staatsgezag
Onderlinge afhankelijkheid: mensen beïnvloeden elkaar dwingend
Asymmetrische verhoudingen: afhankelijkheidsverhouding vaak eenzijdig.
Individualisering: groei toename aantal echtscheidingen, aantal eenpersoonshuishoudens, daling van
Kerkbezoek en sterkere wisselingen in partijvoorkeur.
Vier soorten bindingen: economische, politieke, affectieve, en cognitieve bindingen
Affectieve bindingen: we hebben elkaar nodig voor liefde, steun en bevrediging
Cognitieve bindingen: we hebben elkaar nodig voor kennis
Ideaaltypische indeling: vaak zijn bindingen een combinatie van de vier bindingen
Verwevenheid van bindingen: één binding die overheerst
Interactie, cultuur en interdependentie geven betrekkingen tussen mensen aan, en zijn onlosmakelijk
met elkaar verbonden.
Door interactie wordt cultuur gevormd. Omgekeerd bepaalt de cultuur de interactie.
Interactie is interdependentie (afhankelijkheid), maar interdependentie is niet altijd interactie.
Cultuur en interdependentie zijn ook met elkaar verbonden. Voorwaarde voor de overdracht van
cultuur van generatie op generatie, is een affectieve binding tussen kinderen en
opvoeders/verzorgers. De kennis waardoor mensen op elkaar zijn aangewezen, maakt deel uit van de
cultuur.
De gevoelens die mensen voor elkaar koesteren en de manieren waarop ze daaraan uitdrukking
geven, zijn in socialisatieprocessen gevormd.
Mensen zijn niet altijd op dezelfde manier afhankelijk van elkaar. Hun interdependentienetwerken
zijn in beweging. Samenlevingen veranderen steeds, onder meer door economische, politieke,
technologische ontwikkelingen.
, Mensen proberen sociale processen vaak door organisatie – planmatige coördinatie van activiteiten
ter bereiking van bepaalde doelen – beheersbaar te maken.
Regelmatigheden in de geschiedenis van de mensheid worden in twee belangrijke thema’s
besproken:
1. Uitbreiding van afhankelijkheidsnetwerken
Mensen op grotere afstanden zijn steeds meer van elkaar afhankelijk geworden.
Landsgrenzen zijn steeds minder zichtbaar, wat leidt tot meer globalisering of mondialisering.
Er is ook weerstand tegen mondialisering: protectionistische maatregelen op economisch gebied
(bescherming tegen buitenlandse concurrentie), en angst voor hybridisering (menging van
verschillende culturen)
2. Maatschappelijke differentiatie
Functionele differentiatie: verschillende individuen en groepen gaan zich op verschillende onderlinge
verbonden activiteiten. (arbeidsdeling)
Dit zorgde ook voor de verandering van diffuse naar meer specifieke afhankelijkheden.
Menselijk samenleven is slechts mogelijk als aan een groot aantal voorwaarden is voldaan.
De drie basisgegevens: biologische, demografische, en geografische.
Biologisch: menselijk soort verdeeld in twee geslachten, leeftijd.
Demografisch: geboorte, sterfte, en migratie.
Geografisch: wonen mensen in een iglo, of in een flat? Worden mensen bedreigd door wilde dieren
of micro-organismen?
Hoofdstuk 2
Een van de belangrijkste kenmerken van onze huidige samenleving is de enorme graad en reikwijdte
van de arbeidsdeling. Verreweg de meeste mensen in onze samenleving produceren niet voor eigen
gebruik.
Economische problemen overschrijden grens en staat. (milieuvervuiling van industrie heeft iedereen
last van)
Jachtsamenlevingen
Op lange termijn wordt de ontwikkeling van menselijke productiewijzen gekenmerkt door
toenemende beheersing van natuurkrachten met ingewikkeldere voertuigen.
De eerste mensen op aarde kende al technologie. Zij leefden als jagers-verzamelaars.
Autarkisch: wat ze aan voedsel brengen, consumeren ze zelf.
Geografisch mobiel: trekken van plaats naar plaats
Geringe arbeidsdeling, alleen naar sekse (mannen jagen) en leeftijd
Weinig verschillen in culturen
De beheersing van vuur en veranderingen in de natuur zorgde later voor technische vernieuwingen
Agrarische samenlevingen
Mensen leerden gewassen te verbouwen en dieren te temmen. Nam ruim tienduizend jaar geleden
een aanvang. Ingrijpende verandering: de samenleving werd gedifferentieerder, omvangrijker en
complexer. Jagers-verzamelaars werden gedwongen tot landbouw over te gaan.
1500 na Christus vormden jagers-verzamelaars slechts 1% vd bevolking.
Jachtsamenlevingen kennen geen centraal gezag, staatloos.
Veeteelt werd voornaamste bestaansbasis