Inleiding in de arbeids- en organisatiepsychologie
Samenvatting van het boek ‘Gedrag in organisaties’
Hoofdstuk 1 Inleiding op gedrag in organisaties
1.1 Gedrag in organisaties: nader bepaald
Gedrag in organisaties bestudeert de invloed die individuele factoren, groepsprocessen en
organisatiestructuren hebben op menselijk gedrag in organisaties. GiO is een toegepaste wetenschap
met als belangrijkste doel de effectiviteit van organisaties te verbeteren.
Gedrag in organisaties is een van de pijlers waarop personeelswetenschap en
humanresourcesmanagement (HRM) rusten. GiO houdt zich vooral met de volgende onderwerpen
bezig:
Motivatie
Leiderschapsgedrag en macht
Interpersoonlijke communicatie
Groepsstructuur en groepsprocessen
Attitudeontwikkeling en perceptie
Persoonlijkheid, emoties en waarden
Veranderingsprocessen
Conflicten en onderhandelingen
Werkstructurering
Managers houden zich voornamelijk bezig met deze vier managementactiviteiten:
1. Traditioneel management (besluiten nemen, planningen maken, controle uitoefenen)
2. Communicatie (de gebruikelijke informatie uitwisselen en papierhandel afwerken)
3. Humanresourcesmanagement: HRM (motiveren, belonen en corrigeren, conflicten hanteren
en het werven, selecteren en scholen van personeel)
4. Netwerken (borrels en dergelijke aflopen, politieke spelletjes spelen en contacten
onderhouden met mensen van buiten de organisatie)
De gemiddelde manager besteedde 32 procent van zijn of haar tijd aan traditionele
managementactiviteiten, 29 procent aan communicatie, 20 procent aan HRM-activiteiten en 19
procent aan netwerken.
1.2 Intuïtieve kennis aanvullen met systematisch onderzoek
In veel beroepen is een goed inzicht in menselijk gedrag van wezenlijk belang voor succes. Denk aan
managers, bedrijfskundig adviseurs, hrm-consulenten en tal van andere professionele en
specialistische beroepen. Als toekomstig professional dien je daarom je intuïtieve meningen aan te
vullen met wetenschappelijke kennis.
De achterliggende gedachte van het wetenschappelijk onderzoek naar gedrag is dat gedrag zich niet
toevallig voordoet. Er liggen wetmatigheden ten grondslag aan het gedrag van individuen en
groepen, die wetmatigheden worden door gedragswetenschappers door middel van systematisch
,onderzoek en experimenteren ontdekt en vervolgens gebruikt individuele verschillen in gedrag te
kunnen verklaren. Kortom: gedrag is over het algemeen voorspelbaar.
Systematisch onderzoek van gedrag zal op den duur de nauwkeurigheid van onze voorspellingen
steeds verder verbeteren. Met systematisch onderzoek wordt het volgende bedoeld:
Het onderzoeken van verbanden tussen verschijnselen
Het onderscheiden van oorzaken en gevolgen
Conclusies baseren op wetenschappelijk bewijs (dat wil zeggen op gegevens die zijn
verzameld onder gecontroleerde omstandigheden en die op verantwoorde wijze zijn
gemeten en geïnterpreteerd)
Evidence-based management (EBM) maakt gebruik van de uitkomsten van systematisch onderzoek
door beslissingen (mede) te baseren op de meest recente wetenschappelijke bewijzen. Volgens de
EBM-benadering zouden ook managers en andere professionals hun beslissingen zoveel mogelijk
moeten nemen op basis van wetenschappelijke bewijsvoering. Je vraagt je nu misschien af welke
manager beslissingen neemt zonder rekening te houden met bewezen inzichten, maar feit is dat in
de dagelijkse praktijk de meeste beslissingen op gevoel worden genomen zonder veel acht te slaan
op de beschikbare feiten en bewijzen.
Systematisch wetenschappelijk onderzoek en EBM kunnen je intuïtieve kennis aanvullen en
verbeteren. Een verstandige beslisser houdt rekening met extra informatie, een intuïtieve beslisser
doet dat niet. Om goede besluiten te kunnen nemen is een kritische combinatie van beide
kennisbronnen waarschijnlijk het meest effectief.
Big data: uitgebreide statistische compilaties en analyses
Gegevens of data (de grondslag van EBM) worden zeker al sinds 1749 gebruikt om gedrag te kunnen
beoordelen, toen het woord statistiek werd bedacht. Statistieken werden in die tijd gebruikt om te
kunnen besturen, maar omdat de dataverzamelingsmethoden simplistisch waren, waren de
conclusies dat ook. Het gebruik van big data werd pas mogelijk toen computers geavanceerd genoeg
waren om grote hoeveelheden informatie op te slaan en te manipuleren.
Voorbeeld: Albert Heijn kan mede dankzij big data mogelijkheden een zeer compleet beeld
van zijn klanten creëren. Daardoor kan de winkelketen op het juiste moment advies en
informatie bieden via hyperpersoonlijke winkelervaringen. Dit doen ze onder andere met het
intelligente boodschappenlijstje: een oplossing die het online boodschappenlijstje voor de
klant invult op basis van inzichten uit eerdere boodschappenlijstjes en aanvullende gegevens
zoals locatie, lokale evenementen, seizoensaanbod en bonuskortingen.
Als je big data verstandig gebruikt en ook goed inzicht hebt in het gedrag dat mensen geneigd zijn te
vertonen, dan kan dat bijdragen aan een goede besluitvorming en je natuurlijke vooringenomenheid
verkleinen. Dat is de belofte die GiO in zich heeft.
1.3 Bijdragen van uiteenlopende takken van wetenschap
GiO is een toegepaste gedragswetenschap en dus geënt op de bijdragen van fundamentele
gedragswetenschappen, waaronder psychologie, sociale psychologie, sociologie en antropologie.
Zoals je zult zien, zijn de bijdragen van de psychologie vooral gericht op het microniveau van analyse
,(het individu) terwijl de overige disciplines ons inzicht in het meso- en macroniveau van
groepsprocessen en de organisatie verdiepen.
, 1.3.1 Psychologie
Psychologie is de wetenschap die het gedrag van mensen wil meten, soms ook veranderen.
Psychologen bestuderen individueel gedrag. De vroege bedrijfspsychologie hield zich bezig met
vermoeidheid, verveling en andere aspecten van de werkomstandigheden. De laatste jaren strekt het
onderzoeksterrein zich echter uit tot persoonlijkheid, perceptie, emoties, opleiding, effectief
leiderschap, behoeften en motivatie, werktevredenheid, besluitvormingsprocessen,
prestatiebeoordelingen, attitudemetingen, technieken voor personeelsselectie, functieontwerp en
stress op het werk.
1.3.2 Sociale psychologie
In de sociale psychologie wordt bestudeerd hoe mensen in groepen elkaars gedrag beïnvloeden.
Sociaalpsychologen doen vooral onderzoek naar de implementatie en acceptatie van
organisatieveranderingen. Sociaalpsychologen hebben ook belangrijke bijdragen geleverd aan onze
studie van groepsgedrag en de invloed daarvan op bijvoorbeeld het prestatieniveau.
1.3.3 Sociologie
De sociologie houdt zich bezig met het bestuderen van mensen en hun gedrag in relatie tot hun
sociale omgeving of cultuur. De sociologie onderzoekt de menselijke samenleving en haar
verschijnselen. De sociologische bijdrage aan GiO omvat de verzamelde kennis over groepsgedrag in
organisaties, in het bijzonder in formele en complexe organisaties.
1.3.4 Antropologie
Antropologie is de wetenschap die verschillende samenlevingen vergelijkt om meer te weten te
komen over mensen en hun activiteiten. Dankzij de kennis van antropologen over culturen en
omgevingen begrijpen wij beter de verschillen in basiswaarden, attitudes en gedrag tussen mensen
uit verschillende landen en binnen organisaties.
1.4 GiO: weinig absolute uitspraken
De mens als verschijnsel is complex en divers, wat het moeilijk maakt eenvoudige, nauwkeurige en
generaliseerbare uitspraken over gedrag te formuleren. Twee mensen kunnen heel verschillend
reageren op dezelfde situatie, en het gedrag van één persoon kan in verschillende omstandigheden
variëren.
Toch zijn er redelijk nauwkeurige verklaringen en voorspellingen voor menselijk gedrag mogelijk, op
voorwaarde dat aangegeven wordt onder welke omstandigheden een voorspelling geldig is. Die
omstandigheden noemen we contingentievariabelen.