Samenvatting Goederenrecht jaar 3 2020-2021
Bijeenkomst 1
PITLO NR. 227 t/m 242, 351 t/m 358, 363 t/m 374,
383 t/m 389
ALGEMENE INFORMATIE OUDE LEERSTOF LEERJAAR 1
PRIVAATRECHT
Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen absolute en relatieve
rechten?
Absolute rechten: Absolute rechten zijn rechten die een persoon op
een goed kan hebben. Dit recht geldt en werkt ten opzichte van
iedereen. De rechthebbende kan bepalen wat hij met het goed doet.
i. Bijv. het eigendomsrecht/appartementsrecht/hypotheekrecht.
ii. Het objectief vermogensrecht omvat de absolute rechten (law).
Relatieve rechten: worden ook wel persoonlijke rechten genoemd. Het
zijn rechten die slechts tegenover een bepaalde persoon werken;
relatieve rechten gelden dus niet ten opzichte van eenieder.
i. Bijv. het vorderingsrecht: het recht op loonbetaling. Deze rechten
gelden ten opzichte van degene die het loon verschuldigd is.
ii. Het subjectief vermogensrecht omvat de relatieve rechten
(rights).
Wat is de relatie tussen de begrippen verbintenis, rechtshandeling
en overeenkomst?
Verbintenis: is een vermogensrechtelijk verhouding tussen twee
partijen krachtens welke de één gerechtigd is tot een gedraging die de
ander verplicht is ten opzichte van hem te verrichten. Elementen:
i. Actieve kant (schuldeiser)
1. Kern: vorderingsrecht
2. Veroordelingsmogelijkheid: rechtsvordering
3. Executiemogelijkheid: executierecht
ii. Passieve kant (schuldenaar)
1. Kern: schuld
2. Veroordelingsmogelijkheid: aansprakelijkheid
3. Executiemogelijkheid: Uitwinbaarheid
Rechtshandeling (titel 3.2 BW): Een handeling met een beoogd
rechtsgevolg.
i. Algemene regel in art. 3:32 jo. 3:33 BW: een rechtshandeling
vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een
verklaring heeft geopenbaard (kenbaar gemaakt naar buiten).
ii. Categorieën:
1. Eenzijdig/meerzijdig
a. Eenzijdig: De wil van slechts 1 persoon is vereist. Vb.
Testament op laten maken is een eenzijdige
rechtshandeling.
b. Meerzijdig: de wil van 2 of meer personen is vereist. Vb.
Een overeenkomst ontbinden is een meerzijdige
rechtshandeling.
2. Gericht/ongericht
a. Gericht: overeenkomst ontbinden bijvoorbeeld, want je
richt deze ontbinding jegens iemand. Rechtshandeling
, moet de ander bereikt hebben om in werking te kunnen
treden.
b. Ongericht: testament opstellen, want het testament hoeft
niemand bereikt te hebben om toch in werking te treden.
Overeenkomst: Afspraak tussen twee partijen.
EXTRA= beperkt recht aan hoofdrecht -/- afhankelijk recht aan
moederrecht.
Belangrijke begrippen om uit elkaar te houden:
o Goederenrecht OF verbintenissenrecht
i. Goederenrecht: rechtsgebied uit vooral boeken 3 en 5 Burgerlijk Wetboek,
m.b.t. de rechtsverhouding van personen tot een bepaalde zaak. Het regelt
tussen personen hun machtsverdeling over zaken en is overwegend van
dwingend recht.
ii. Verbintenissenrecht: rechtsgebied uit boeken 6, 7 en 7A Burgerlijk
Wetboek, m.b.t. de regeling van de rechtsverhouding tussen personen
onderling. Het is met name van dwingend recht als de belangen van een
der partijen of derden in het nauw dreigen te komen. Bijv. die van de
consument, huurder of werknemer. Met name regelend recht.
o Absoluut recht = goederenrechtelijk recht
i. Het absoluut recht: Een recht dat iemand op een goed kan hebben, dat
voor jegens eenieder geldt.
1. Droit de suite: Zaaksgevolg: zaaksgevolg houdt in dat het absolute
recht op een goed blijft bestaan, ookal bevindt dat goed zich niet meer
in de macht van de rechthebbende. Het absolute recht volgt dus het
goed waarop het rust.
2. Droit de priorité: Ingeval er meer dan één absoluut recht op een goed
rust, dan gaat het eerder gevestigde absolute recht vóór een later
gevestigd absoluut recht.
a) Prioriteitsbeginsel = Oud gaat voor jong.
3. Droit de préference: De rechthebbende van een absoluut recht op een
goed neemt een bevoorrechte positie in bij een faillissement van een
ander. De goederen waarop het absoluut recht rust vallen dan niet
meer onder het faillissement.
a) Seperatist in faillissement: de beperkt gerechtigde kan als
seperatist zijn recht blijven uitoefenen.
4. Recht van exclusiviteit/derdewerking
a) Het absolute recht geldt ten opzichte van eenieder.
o Relatief recht = persoonlijk recht
i. Een relatief recht is een recht dat enkel uitgeoefend kan worden ten
overstaan van een individueel persoon. Bijv. een rechtsvordering.
o Subjectief recht = vorderingsrecht en rechtsvordering
i. Subjectief recht: een aan het objectief recht ontleende bevoegdheid van
een persoon die desnoods bij de rechter kan worden afgedwongen.
1. Vorderingsrecht: recht dat de schuldeiser (crediteur) kan uitoefenen
tegen een schuldenaar (debiteur). De vorderingsrechten kunnen
worden onderscheiden naar: vorderingen aan toonder, vorderingen
aan order en vorderingen op naam.
2. Rechtsvordering: eis tot uitspraak van een rechtbank, het opeisen
van je recht door middel van een aanklacht bij de rechter.
, ii. Objectief recht: geschreven (wetten e.d.) en ongeschreven (gewoonte)
recht, hetgeen neerkomt op alle in de samenleving geldende regels.
o Verschil goederenrecht en verbintenissenrecht
i. Verbintenissenrecht: open systeem; een verbintenis kan ook ontstaan
zonder dat de wet dat uitdrukkelijk zegt.
ii. Goederenrecht: gesloten systeem. Een object is pas een goed als de wet
dat uitdrukkelijk zegt.
o Regelend recht – aanvullend recht – dwingend recht
i. Aanvullend recht vinden we meer in het verbintenissenrecht en het
dwingende recht is meer te vinden in het goederenrecht. Van dwingend
recht wordt niet afgeweken. Van regelend recht kan worden afgeweken bij
overeenkomst. Aanvullend recht vult aan hetgeen dat partijen onbepaald of
onbeantwoord hebben gelaten.
Overzicht schema goederenrecht ofwel zakenrecht =
vermogensrecht
Goed
Zaken Vermogensrecht
Onroerend Roerend
Relatief Voortbrengselen Absoluut
recht van de recht
Schepen en vliegtuigen menselijke geest.
Registergoed
Volledig recht
Vorderingsrecht (eigendomsrecht of een Beperkt
vorderingsrecht) recht
Zekerheidsrecht Genots/gebruiksrecht
-Pandrecht Appartementsrecht
-Hypotheekrecht Opstal
(zie: parate Erfdienstbaarheid
executie art. 3:248 Erfpacht
BW) Vruchtgebruik
,EISEN OVERDRACHT GOEDERENRECHT
Wat wordt verstaan onder goederen?
Art. 3:1 BW bepaalt dat goederen alle zaken en vermogensrechten zijn.
i. Zaken: Art. 3:2 BW bepaalt dat zaken ‘de voor menselijke beheersing
vatbare stoffelijke objecten’ zijn.
ii. Vermogensrechten: Art. 3:6 BW: rechten die overdraagbaar zijn of ertoe
strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen dan wel
verkregen zijn in ruil voor een dergelijk voordeel.
1. Absolute vermogensrechten;
2. Relatieve vermogensrechten.
Wat is eigendom?
Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan
hebben ex. art. 5:1 BW.
Enkel gekoppeld aan zaken, dus het geldt niet voor objecten in de digitale
wereld. (3:2 BW: voor menselijke beheersing vatbaar.)
Bevoegdheden van een eigenaar?
1. Ius utendi (gebruik van de zaak).
2. Ius fruendi (voortbrengselen van de zaak).
a. Bijv. de kalveren van een koe;
b. Bijv. de appels van een appelboom.
3. Ius abutendi (zaak verbruiken = beschikkingsbevoegdheid).
a. Je kunt het eigendomsrecht teniet doen gaan;
i. Bijv. het verbranden van je boeken.
b. Tevens kan de eigenaar het eigendomsrecht overdragen naar een
ander.
Zijn alle goederen vatbaar voor overdracht? Art. 3:83 BW
Art. 3:83 lid 1: Om een goed te kunnen overdragen, moet het daartoe vatbaar
zijn. Artikel 3:83 lid 1 BW geeft daarom als hoofdregel dat eigendom, beperkte
rechten en vorderingsrechten overdraagbaar zijn. Een huis, erfpachtrecht en
een geldvordering zijn daarom overdraagbaar. Partijen kunnen de
overdraagbaarheid niet door een beding uitsluiten. Het beding mist de
goederenrechtelijke werking, zodat het goed gewoon overdraagbaar blijft. De
wetgever wil deze goederen in de vrije handel houden.
Alle goederen zijn vatbaar voor overdracht tenzij de wet zich ertegen verzet
op grond van artikel 3:83 lid 2 (door een beding tussen partijen onderling) en
lid 3.
Hoofdstuk 8 Bezit Pitlo Goederenrecht deel 3 (NR. 351-
358)
Algemene kenmerken artikel 3:107 BW
NR. 351 Machtsuitoefeningen
Men kan op verschillende wijzen macht uitoefenen over een zaak zoals een fiets
of een huis. Het uitoefenen van macht behoort zoals eerder gezien als
uitgangspunt bij de eigenaar. Macht uitoefenen vervalt niet wanneer er sprake is
van een tussenpersoon die bijvoorbeeld de fiets repareert of wanneer de
eigenaar zijn fiets gedurende een lange periode onbruikbaar in de schuur stalt.
Ook een fietsendief of een lener oefent macht uit over de fiets. Om macht uit te
oefenen over een zaak hoeft je dus niet per se eigenaar van die zaak te zijn.
,Daarbij komt ook nog dat men over macht uitoefenen spreekt wanneer de zaak
niet letterlijk in handen is van degene die er macht over uitoefent.
Bezit en houderschap
De macht van een persoon over een zaak noemt men ‘houden’, echter kent deze
twee vormen.
NR. 352 Houden voor zichzelf oftewel bezit ex. art. 3:107 lid 1 BW
(bezitter)
Het betreft hier het ‘houden’ van een zaak ten eigen bate of voor zichzelf. Dit
noemt men in juridische termen ‘bezit’. Macht voor zichzelf uitoefenen doet in
eerste instantie degene die daartoe als gerechtigde tot de zaak bevoegd is aldus
de eigenaar met het eigendomsrecht. Bezit is de uiterlijke weerspiegeling van
zijn of haar eigendomsrecht. Echter, kan macht uitoefenen in de vorm van bezit
ook geschieden door hen die niet gerechtigde zijn, maar zich onterecht wel
gedragen als eigenaar. Denk bijvoorbeeld aan een dief die een fiets steelt en
deze vervolgens doorverkoopt.
NR. 353 Houden voor een ander oftewel houderschap/detentie (houder/
detentor)
Een ander oefent de feitelijke macht over een zaak uit zonder zich te gedragen
als eigenaar. Hij houdt de zaak voor een ander. Men oefent macht uit ten
behoeve van een ander krachtens een rechtsverhouding tot die ander.
Voorbeelden van houderschap/detentie die houder zijn en GEEN
bezitter:
Huurder, Bewaarnemer, Bruiklener (uitlenen), Vervoerder, Beperkt
gerechtigde zoals erfpachter of vruchtgebruiker.
Het bezit van de zaken blijft dus bij de eigenaar ondanks het feit dat hij of zij niet
de feitelijke macht over de zaak heeft.
Onmiddellijk en middellijk
Onmiddellijk bezit/houderschap: je oefent zelf de feitelijke macht over de
zaak uit. Art. 3:107 lid 2 BW ten aanzien van de bezitter en art. 3:107 lid 4 ten
aanzien van de houder. Je bezit zonder dat iemand anders de zaak voor je
houdt.
Middellijk bezit/houderschap: wanneer door iemand anders feitelijke
macht wordt uitgeoefend. De feitelijke macht wordt uit handen gegeven.
Iemand houdt de zaak voor een ander. Art. 3:107 lid 3 BW ten aanzien van de
bezitter en art. 3:107 lid 4 ten aanzien van de houder.
NR. 354 Bezit is mogelijk voor ieder goed ex. art. 3:107 BW.
Bezit is mogelijk bij zaken (stoffelijke voorwerpen) zoals een fiets of een huis.
Maar ook, bij vermogensrechten zoals vorderingen. Echter uit het ‘in bezit
hebben’ zich op andere wijzen.
NR. 355 Betekenis/functies van bezit
Politionele functie = degene die bezitsdaden verricht is normaliter ook
gerechtigde. Daarom wordt zijn bezit beschermd art. 3:125 BW.
Processuele functie = de wet beschouwt de bezitter tot bewijs van het
tegendeel als rechthebbende ex. art. 3:119 BW. Bezitter wordt vermoed
rechthebbende te zijn tot het tegendeel door de rechthebbende is bewezen.
, De houder wordt op zijn beurt beschouwt als bezitter ex. art. 3:109 BW en zo
is de houder te beschouwen als rechthebbende middels art. 3:109 jo. 3:119
BW.
Leveringsfunctie bij roerende niet-registerzaken = Levering van roerende
zaken geschiedt als regel door bezitsverschaffing ex. 3:90 BW.
Bewijsfunctie/rechtverkrijgende functie = een bezitter kan door verjaring
(verkrijgende verjaring) eigenaar van een zaak worden ex art. 3:99 e.v. BW.
NR. 356 Hybride aard
‘Bezit’ is geen vermogensrecht. Het is eigensoortige figuur, een feitelijke
toestand die zijn juridische benaming heeft gekregen vanwege de rechtsgevolgen
die ermee gepaard gaan.
Constatering/bewijs van het bezit ex. art. 3:108 en 3:109 BW
NR. 357 en NR. 358 Verkeersopvattingen en uiterlijke feiten/wettelijke
regels ex. 3:109/3:119 BW
Beoordelingsmaatstaf = Of iemand een zaak houdt voor zichzelf of voor een
ander wordt bepaald door verkeersopvattingen (D.w.z. naar algemeen gangbare
maatstaven) en uiterlijke feiten.
De uiterlijke feiten bestaan primair uit de gedragingen waarin het houden
zich uit. Dit moeten gedragingen zijn die volgens verkeersopvatting
normaliter alleen de rechthebbende op dat goed verricht. Deze
rechthebbende kenmerkende gedragingen noemen we bezitsdaden.
Deze kunnen zowel feitelijke handelingen als rechtshandelingen zijn.
1. Houden voor zichzelf = fiets grootschalig laten repareren, bij een
vordering rente betalen of bij een huis groots verbouwen.
2. Houden voor een ander = buurman die pakketje belooft te bezorgen
bij de buren of verschil tussen de oneerlijke vinder van een
portemonnee die doet alsof hij eigenaar is wordt bezitter en de
eerlijke bezitter die de portemonneevondst aangeeft en
zaakwaarnemer wordt, wordt houder.
NR. 363-374
Interversie van het bezit oftewel bezitsinterversie (art. 3:111 BW)
NR. 363 Kan houder bezitter worden?
Nee, de houder kan zichzelf niet tot bezitter maken ex. art. 3:111 BW. Art. 3:110
BW bepaald hoe men houder wordt. Art. 3:111 BW bepaalt dat wanneer men
eenmaal houder is, ook houder blijft (‘daarmede onder dezelfde titel voort’). De
houder kan zelf de oorzaak van zijn houderschap niet veranderen =
interversieverbod. Men kan niet van huurder ineens bruiklener worden.
Uitgangspunt is dat een detentor/houder onder dezelfde titel blijft
houden voor de bezitter. Aldus kan een detentor/houder zich niet door een
enkele wilswijziging van detentor/houder tot bezitter maken en daarmee
de bezitter zijn bezit ontnemen. Ook kan een houder niet door een enkele
wilswijziging ineens gaan houden voor een ander.
Artikel 3:111 geeft een tweetal uitzonderingen op het
interversieverbod:
1. Een handeling van degene voor wie men houdt = De logische
uitzondering dat de houder zich met medewerking van de
bezitter/rechthebbende/eigenaar tot bezitter kan maken;
2. Door tegenspraak van het recht van de bezitter: je gedragen
als bezitter is niet genoeg, het moet openlijk gebeuren en zich uiten
in bezitsdaden. Bijvoorbeeld: Wil A bezitter worden van een fiets die
, hij voor B houdt? Dan moet A openlijk het eigendomsrecht van B
betwisten en zich vervolgens als een eigenaar gedragen,
bijvoorbeeld door een nieuw slot op de fiets te zetten. Doordat de
tegenspraak tot B moet zijn gericht, kan A zich niet stiekem tot
bezitter maken. Eenmaal gewaarschuwd (mededeling), kan B als
eigenaar gebruikmaken van de revindicatievordering van 5:2 BW.
Bezitsverkrijging in het algemeen ex. art. 3:112 BW
NR. 364 Scheiding eigendom en bezit
Iemand wordt bezitter door zich als gerechtigde te gedragen middels
verkeersopvattingen en uiterlijke feiten. De eigenaar/rechthebbende/gerechtigde
is altijd tevens bezitter oftewel bezitter-eigenaar. De bezitter is vaak de
gerechtigde. De eigenaar kan het bezit en de eigendom niet van elkaar scheiden,
wat betekent dat bezitsoverdracht door de eigenaar gepaard gaat met
eigendomsoverdracht. Een eigenaar kan wel de bedoeling hebben zijn of haar
eigendom af te staan aan een ander en die tot bezitter maken zoals bij beperkte
rechten (vruchtgebruik, erfpacht ect).
Een beperkt recht is een recht dat is afgeleid uit een meer
omvattend recht dat met het beperkte recht is bezwaard (artikel 3:8 jo.
3:82 BW).
LET OP: dit is geen afhankelijk recht ex. 3:7 BW. Recht dat zodanig
aan een ander verbonden is dat het niet zonder dat andere recht kan
bestaan. Afhankelijke rechten volgen het recht waaraan zij verbonden zijn
ex. 3:82 BW. Vb. recht van hypotheek die vervalt zodra hypotheek betaald
is. Afhankelijk van een eigendom op de zaak.
Bezitsverkrijging
NR. 366 In de wet geregelde wijzen van bezitsverkrijging
Art. 3:112 BW somt de 3 wettelijke wijzen van bezitsverkrijging op. Deze zijn:
inbezitneming, bezitsoverdracht en opvolging onder algemene titel (niet
limitatief!).
1. NR. 367 Verkrijging van bezit door inbezitneming ofwel
bezitsverschaffing ex. art. 3:113 BW
a. De levering van roerende zaken niet-registergoederen is geregeld in
artikel 3:90 lid 1 BW. Inbezitneming vindt plaats door zich de feitelijke
macht over het goed te verschaffen. Het bezit wordt naar uiterlijke
vormgeving aan de ander gegeven om bezitter te kunnen worden > de
feitelijke overgave/handeling.
Art. 3:90 lid 1: ‘de levering vereist voor de overdracht van
roerende zaken, niet-registergoederen, die in de macht van de
vervreemder zijn, geschiedt door aan de verkrijger het bezit der
zaak te verschaffen’.
i. Dus om bezit over te kunnen dragen (bezitsoverdracht) moet
men het bezit aan een ander in handen geven (verschaffen).
De feitelijke macht erover geven. Bezitsverschaffing is
bijvoorbeeld het geven van een appel aan je buurman.
Buurman wordt houder. Buurman die houder is verschaft de
appel weer aan zijn buurman. Een houder kan namelijk wel
bezit verschaffen maar niet bezit overdragen.
2. Verkrijging van bezit door overdracht ofwel bezitsoverdracht
middels feitelijke handeling bij roerende niet-registerzaken ex. art.
3:114 BW
a. Meest gangbare. Feitelijke overgave van een zaak. De
bezitter/vervreemder draagt zijn bezit over door de verkrijger in staat te