Hofcultuur
Renaissance: 1300 - 1600
Barok: 1600 - 1700
4.1 Italiaanse hoven
Na 1500 ontwikkelt de Renaissancekunst zich van een sobere en evenwichtige stijl tot een uitbundige
en grootschalige hofstijl. Al in de 15e eeuw richtten de humanisten hun aandacht op de capaciteiten
van de individuele mens. In de 16e eeuw is het moment aangebroken die mogelijkheden te benutten.
Het ideaal wordt de homo universalis: de trotse mens die alles kan. De uitvinding van de
boekdrukkunst versnelt de verspreiding van de Renaissance over de rest van Europa, maar ook in de
16e eeuw blijft Italië het centrum van de Renaissance.
De beeldhouwer, schilder, architect, ingenieur en dichter Michelangelo Buonarroti (1475-1564) is
een homo universalis. Op het hof van de familie De’ Medici ontwikkelt hij een grondige kennis van de
klassieke oudheid als basis voor zijn verdere loopbaan. Michelangelo krijgt de opdracht een beeld te
maken van David. Dit oogt als een Grieks godenbeeld. Michelangelo bestudeerde klassieke beelden
en breidde de studie uit met eigen onderzoek om het beeld anatomisch correct te maken. De
anatomie van de mens staat in de Renaissance in de belangstelling. De anatomie wordt gebruikt om
een verhaal en betekenis over te brengen.
In de middeleeuwen worden kunstenaars in de eerste plaats beschouwd als ambachtslieden. Hun
positie verandert in de Renaissance, een periode waarin veelzijdig talent en kennis worden
gewaardeerd.
In de Renaissance is er een voorliefde om alles in regels vast te leggen. Het ideaal voor elke hoveling
is om een homo universalis te zijn. Giorgio Vasari is de eerste die zijn eigen tijd ‘Renaissance’ en de
voorgaande eeuwen ‘middeleeuwen’ noemt. Hij beschrijft hoe de kunsten vanuit een diep dal, de
middeleeuwen, opkrabbelen door de regels en voorbeelden uit de klassiek oudheid te bestuderen
om er vervolgens bovenuit te stijgen. Vasari beschrijft hiermee de eerste kunstgeschiedenis. Hij geeft
Leonardo da Vinci een bijna goddelijke status en roemt Leonardo’s bekendste werk de Mona Lisa.
Zijn beschrijving geeft aan wat 16e-eeuwers waarderen in een schilderij: een volmaakte suggestie van
levensechtheid.
Uit studie van klassieke bronnen putten renaissancekunstenaars en – wetenschappers het idee dat
de mens de maat is van alle dingen. God schiep de mens naar zijn evenbeeld. De proporties van het
menselijk lichaam zijn dus een afspiegeling van de goddelijke orde.
De homo quadratus, ook bekend als de Vitruviaanse man, is een poging van Leonardo da Vinci om de
verhoudingen van het menselijk lichaam te tekenen. De mens zou volgens dit
model staande met gestrekte armen passen in een vierkant en met gespreide
arme en benen in een cirkel. Onderzoekers onderzoeken op een empirische
methode, dus door middel van eigen ervaring en eigen onderzoek.
De Renaissance-architectuur is geen kopie van de klassieke bouwkunst, maar
een variant erop en in zeker opzicht een vervolmaking ervan. In Italië speelt
het intellectuele en artistieke leven zich in de steden af. Vorsten en rijke
particulieren hebben hier riante stadspaleizen. Bij de uitgesproken
stadscultuur hoort ook een nostalgisch verlangen naar het platteland. Vasari
bouwt voor zichzelf de eerste villa suburbana, een buitenhuis vlakbij de stad.
De trek naar het platteland wordt een trend.
, In de 16e eeuw kiezen machtige en welvarende families steeds vaker voor uiterlijk vertoon. In de
geest van de Renaissance vinden ze dat ze trots mogen zijn op wat ze hebben bereikt. Imposante
huizen, weelderige tuinen en groots opgezette feesten dwingen bovendien gezag en bewondering af
bij concurrerende families en het volk.
De tuinen van rijke families, bijvoorbeeld De’ Medici, vormen het decor van uitbundige feesten, de
stravaganza, waarmee vriend en vijand geïmponeerd worden. De gewoonte in de tijd is dat een
toneelstuk enkele keren onderbroken wordt door tussenspelen, de intermedi genaamd. De inhoud
van de intermedi staan los van het toneelstuk. De intermedi van Florence spelen een belangrijke rol
in het ontstaan van opera en de theaterdans.
Ook in de 16e eeuw wordt de muziek aan de belangrijkste Italiaanse hoven vooral verzorgd door
Vlaamse componisten. Hun muziek wordt voortaan gedrukt en kan snel worden verspreid. Dat
verhoogt de status van de componisten. Tekstexpressie wordt in de muziek belangrijker.
In Italië is geld, in Vlaanderen is talent. Italianen reizen door Vlaanderen op zoek naar jong talent. De
eerste muziekdrukken verschijnen rond 1500 in Venetië. In de loop van de 16 e eeuw wordt ook
Antwerpen een vooraanstaande uitgeversstad. De mogelijkheid om muziek te drukken, te bundelen
en uit te geven is van grote betekenis voor de verdere muziekgeschiedenis. Streekgebonden
muziekstijlen beïnvloeden elkaar hierdoor sneller en vaker. Met de muziekdrukken verandert de
positie van de componist. Zijn muziek kan nu overal gespeeld worden, niet alleen aan het hof van de
opdrachtgever. Hierdoor wordt hij financieel minder afhankelijk. Nu veel mensen de muziek kunnen
horen, krijgt de componist status.
In Italië nemen madrigalen, liederen geschreven in de landstaal, in deze periode een belangrijke
plaats in. Aandacht voor tekstexpressie is kenmerkend voor deze periode, de strekking van de tekst
wordt geproefd en gewogen en bepaalt de muziek.
Dankzij de foutieve veronderstelling dat in de oudheid theaterteksten niet gesproken maar gezongen
werden, ontstaat een nieuwe kunstvorm die binnen enkele jaren ook buiten het hof populair wordt,
de opera’s. Volgens aan het hof verbonden humanisten werden teksten in het klassieke theater
onafgebroken door muziek begeleid. Omdat de tekst zo belangrijk is, maakt polyfonie plaats voor één
zangstem. Als begeleiding van de zangstem hoor je de basso continuo, een doorlopende bas die de
akkoorden aangeeft.
Monteverdi onderscheidt in zijn opera’s de prima en de seconda pratica. De prima pratica houdt zich
aan de regels die door de eeuwen heen voor muziek zijn bedacht. Tekst is ondergeschikt aan deze
regels. In de seconda pratica wordt de muziek gebruikt om de betekenis van de tekst te versterken,
ook als daarmee de muzikale wetten worden geschonden. De instrumenten hangen af van de tekst.
In Venetië ontwikkelt de opera zich tot een vermaak voor een breder publiek. In de publieksopera
krijgen de personages meer menselijke trekken, hoewel ze vaak nog wel op mythologische figuren
zijn gebaseerd. Koren verdwijnen, waarschijnlijk ook om de kosten van een opvoering binnen de
perken te houden. De muzikale intermezzo’s worden eenvoudiger en zijn vaak niet meer
uitgeschreven. Wel worden er meer aria’s in de opera’s opgenomen. Hierin worden emoties
herkenbaar gemaakt en zijn het hoogtepunt van een opera.
4.2 Rome
Gedurende de 16e eeuw is het gebied van het klassieke Rome nog maar gedeeltelijk bewoond. Ruïnes
en open land vullen grote delen van de stad. De katholieke Pausen zijn heer en meester in Rome en
streven naar een nieuwe bloei van de stad. Vanaf het begin van de 16 e eeuw krijgen kunstenaars