WEEK 1: BEVOEGDHEIDSVERKRIJGING EN – SPREIDING; LEGALITEITSBEGINSEL;
BESLISSINGSRUIMTE BIJ DE BEVOEGDHEIDSUITOEFENING
Hoofdstuk 3: de verlening van bestuursrechtelijke bestuursbevoegdheid
Toekennen van een bestuursbevoegdheid aan een bestuursorgaan door middel van attributie, het
overdragen van een geattribueerde bevoegdheid door middel van delegatie, en het verplaatsen van
de uitoefening van geattribueerde of gedelegeerde bevoegdheid door middel van mandaat.
Verschil tussen attributie en delegatie=
Met attributie een bevoegdheid in het leven wordt geroepen, delegatie gaat over het overdragen van
een al bestaande bevoegdheid van een bestuursorgaan aan een ander bestuursorgaan, dat deze
bevoegdheid gaat uitoefenen onder eigen naam & verantwoordelijkheid.
Overeenkomst tussen attributie en delegatie=
Leveren beide een ‘’eigen’’ bevoegdheid op. Mandaat levert echter geen ‘’eigen’’ bevoegdheid op,
maar slechts een machtiging om namens het bevoegde orgaan een bevoegdheid uit te oefenen.
Legaliteitsbeginsel=
Voor bevoegdheid van bestuursorgaan tot nemen van besluiten waar belangen burgers kan worden
geschaad, dus negatief overheidsoptreden heeft een wettelijke grondslag nodig.
Ook voor positief overheidsoptreden is een wettelijk grondslag vereist.
‘’wettelijk voorschrift’’:
Een publiekrechtelijke bevoegdheid wordt in beginsel aan een bestuursorgaan toegekend bij
wettelijk voorschrift; dit is een ‘’wet in materiele zin’’ een bevoegdheid heeft grondslag nodig in
een algemeen verbindend voorschrift.
Uitdrukkelijke toekenning = attributie dit vind je terug in onder andere:
Bij voorschriften die vaststellen dat een bestuursorgaan iets ‘’kan’’ verrichten, of het orgaan
‘’bevoegd is’’ of ‘’verboden is zonder vergunning’’. Probleem hierbij = dat een wettelijk voorschrift te
ruim wordt geformuleerd, waardoor niet duidelijk is of er in een concreet geval een bevoegdheid is.
Geïmpliceerde bevoegdheden tot intrekking of wijziging:
Bevoegdheid tot wijziging van een besluit is veelal een implied power, dat besloten ligt in de
bevoegdheid tot nemen/weigeren van een besluit.
Bevoegdheid tot intrekking besluit, ligt hetzelfde maar met 1 voorwaarde besluit tot intrekking
mag niet op andere gronden worden gebaseerd dan een besluit tot weigering.
Ten alle tijden kan het legaliteitsbeginsel/ het systeem van de wet / de aard van het besluit
zich verzetten tegen deze bevoegdheden.
Bevoegdheid ontleend aan vergunningvoorschrift:
Toegekend in een vergunningsvoorschrift waarin staat dat een vergunninghouder moet voldoen aan
de eisen die in dat voorschrift staan, dit bestuursorgaan ontleend hieraan de bevoegdheid om eisen
te stellen aan de vergunninghouder.
,Bevoegdheid ontleend aan ongeschreven recht:
Normaal gesproken in strijd met legaliteitsbeginsel, maar in sommige gevallen weegt een ander
rechtsbeginsel (1) zwaarder mee. Erkenning van ’noodrecht’ (2) is ook een grond voor wijken van het
legaliteitsbeginsel. Hierbij gaat het om buitengewone omstandigheden waardoor het wettige
overheidsgezag niet kan functioneren, terwijl er dringende algemene belangen zijn die moeten
worden beschermd.
Attributie aan bestuursorganen=
Scheppen van een nieuwe bevoegdheid. Moet gebaseerd zijn op een wettelijk voorschrift zoals wet
in formele zin of lagere regelingen. Het is een daad van wetgeving. De bestuursorganen kunnen
(politiek) ter verantwoording worden geroepen door vertegenwoordigende organen (Tweede Kamer,
Provinciale staten en gemeenteraad).
Er moet wel rekening worden gehouden met de bevoegdheidsverdelingen in de Provinciewet en de
Gemeentewet.
Zo mag een bevoegdheid op het terrein van de openbare orde niet bij gemeentelijke
verordening aan B&W worden attribueert, omdat het stelsel van de Gemw voortvloeit dat
alleen burgermeester zo een bevoegdheid mag uitoefenen.
Attributie aan ZBO’s=
Bevoegdheden kunnen ook worden geattribueerd aan ZBO’s (Zelfstandige bestuursorganen)
= Bestuursorganen die geen verantwoording verschuldigd zijn aan vertegenwoordigende organen:
- Staat = 1e en 2e kamer
- Provincie = Provinciale staten
- Gemeente = Gemeenteraad
Het attribueren aan ZBO heeft gevolgen voor omvangt van ministeriele verantwoordelijkheid +
samenhangende parlementaire controle. ZBO zijn namelijk niet ondergeschikt aan een minister,
waardoor de minister niet voor hun handelen ter verantwoording kan worden geroepen.
Verantwoordingsplicht is er alleen als de minister zelf een bevoegdheid heeft.
- Hiervoor is de Kaderwet ZBO gemaakt; kent minister bevoegdheden toe waardoor hij invloed
kan uitoefenen op de werkwijze en te nemen beslissen van een ZBO.
- Voor het niet uitoefenen + wijze van uitoefen minister ter verantwoording worden
geroepen bij Parlement.
Attributie aan ambtenaren=
Attributie aan een ambtenaar komt een exclusieve bevoegdheid aan hem toe, dat hem een a-
bestuursorgaan maakt. Toch blijft hij wel ondergeschikt aan het bestuursorgaan waaronder hij werkt.
Bijv. bevoegdheid tot het opleggen van belastingaanslagen geattribueerd aan
belastinginspecteurs.
Redenen om te attribueren aan ambtenaren:
a) Vanwege het grote aantal te nemen besluiten, niet aannemelijk dat dit allemaal wordt
gedaan door het bestuursorgaan (de minister).
b) Vanwege de vaktechnische deskundigheid bij beschikkingen, waarvan algemeen bekend is
dat het ‘’eigenlijke’’ bestuursorgaan dit niet bezit.
c) Vanwege de praktische noodzaak om meteen te kunnen optreden
Attributie van een bestuursrechtelijke bevoegdheid aan een ambtenaar doorbreekt niet de
hiërarchische bevoegdheid tot het geven van algemene en bijzondere aanwijzingen.
- Attributie aan ambtenaren is dus om de vele te nemen beslissingen te verdelen.
,Delegatie=
Door een orgaan (delegans) overdragen van een al bestaande, aan de delegans toekomende,
bevoegdheid aan een ander (delegataris) die deze bevoegdheid onder eigen naam &
verantwoordelijkheid uit gaat oefenen. In Art. 10:13 Awb gaat het over het overdragen van
besluiten.
De delegataris krijgt voor de uitoefening van zijn nieuwe bevoegdheid een eigen juridische
verantwoordelijkheid, en treedt in de plaats van het oorspronkelijke orgaan (delegans).
Bevoegdheden:
- Delegans verliest bevoegdheid tot uitoefening art. 10:17 Awb
- Bestuursorgaan kan ten alle tijde delegatie stoppen art. 10:18 Awb
- Delegans houdt verantwoordelijkheid voor de beslissing tot delegatie, en voor het
ongewijzigd laten voortbestaan ervan.
- Ook mag de delegataris is hij ook bevoegd tot vaststellen van beleidsregels
- Delegans mag beleidsregels (=algemene regels over de wijze waarop een bevoegdheid wordt
uitgevoerd) blijven vaststellen art. 4:81 lid 1 Awb.
o Mag geen concrete of mondelinge instructies geven aan de delegataris art. 10:16
Awb
o Gebondenheid van delegataris aan beleidsregels is niet absoluut; hij moet bij
uitoefenen van zijn nieuwe bevoegdheid bepalen of de gevolgen hiervan niet
onevenredig zijn in verhouding tot de beleidsregel te dienen doelen. Art. 4:84 Awb
Delegatie vereist een wettelijke grondslag, art. 10:15 Awb.
Delegatie mag niet aan ondergeschikten, art. 10:14 Awb (mandaat moet dan worden gebruikt)
Je bent ondergeschikt als er sprake is van een hiërarchische relatie tussen delegans en
delegataris.
o BIJV> Ambtenaren in de zin van Ambtenarenwet, ondergeschikt aan bestuursorgaan.
o BIJV> Er is geen hiërarchie tussen bestuursorganen onderling
Delegatiebesluit=
Blijkt in hoeverre een bevoegdheid is gedelegeerd.
Meestal in de vorm van een verordening of regeling.
Art. 10:19 Awb
Art. 10:18 Awb beëindiging delegatie geschiedt door het delegatiebesluit in te trekken.
o Dit is wel een ‘ultimum remedium’, moet eerst gekeken worden naar de
beleidsregels.
Zowel de delegataris als delegans kunnen beleidsregels vaststellen op basis van 4:81 Awb.
Wat gebeurt er met botsing?
Delegans heeft kracht van beëindiging delegatie (art. 10:18), aangenomen wordt dat zijn
beleidsregels in strijd voor gaat.
De delegataris kan slechts beleidsregels vaststellen binnen de ruimte die hij op grond van het
delegatiebesluit en de beleidsregels van de delegans heeft gekregen.
Onder -delegatie/ Sub -delegatie=
Als de delegataris een aan hem gedelegeerde bevoegdheid overdraagt aan een ander orgaan, dat
deze bevoegdheid op zijn beurt op eigen naam en verantwoordelijkheid gaat uitoefenen.
Behoeft een wettelijke grondslag (10:15 Awb)
, Overdracht=
Heeft kenmerken van delegatie & attributie. Gaat om gevallen waarin een bestuursorgaan aan een
onder bestuursorgaan toekomende bevoegdheid kan verplaatsen naar een door hem aan te wijzen
bestuursorgaan.
Geen delegatie, omdat het bestuursorgaan dat de bevoegdheid verplaatst, draagt immers
geen hem zelf toekomende bevoegdheid over.
(10:20 Awb) stelt dat regels omtrent delegatie van overeenkomstige toepassing zijn, met
uitzondering van de beleidsregels die door de delegans kunnen worden gegeven.
Mandaat=
Is het door een bestuursorgaan (=mandaatgever/mandans) machtigen van een ander
(=gemandateerde/mandataris) om een al bestaande, aan de mandaatgever toekomende,
bevoegdheid op naam en juridische verantwoordelijkheid van dit bestuursorgaan uit te oefenen.
Meest voorkomende vorm gaat over besluiten nemen in naam van, maar niet zelf die bevoegdheid
toe te eigenen. (10:1 Awb) = beslissingsmandaat.
Beperkter zijn tot het ondertekenen van besluiten die door bestuursorganen zijn genomen (10:11
Awb) = ondertekeningsmandaat
Mandaat wordt verricht vanwege praktische noodzaak, is vaak niet te doen om voor een
bestuursorgaan al de gegeven bevoegdheden zelf uit te oefenen. Mandaat gaat vaak naar
ondergeschikte.
Verschil met delegatie, is dat er bij mandatering geen doorbreking van de oorspronkelijke
bevoegdheidsverdeling plaats en dus ook geen verschuiving van de verantwoordelijkheid
voor de bevoegdheidsuitoefening.
Mandaatverlening zorgt er niet voor dat de verkrijger een bestuursorgaan wordt (10:2 Awb &
10:2 Awb)
Er is voor mandaat geen wettelijke grondslag vereist 10:3 lid 1 Awb: er doet zich namelijk geen
verschuiving van bevoegdheden voor. Echter is het niet altijd toegestaan
Algemene uitzonderingen;
1) Het desbetreffende wettelijk voorschrift kan een verbod van mandatering inhouden
a. Er staat dan letterlijk dat er geen mandatering is toegestaan voor dat specifieke
wettelijke voorschrift.
2) De aard van de bevoegdheid kan zich tegen mandaatverlening verzetten. 2 factoren spelen
hierbij een rol, deze moeten in samenhangend verband worden toegepast:
Bevoegdheid als zodanig
Denk aan de ingrijpendheid ervan, sommige bevoegdheden zijn zo
ingrijpend dat mandatering niet kan/mag. (Vrijheidsrechten)
Aan wie gemandateerd wordt
De bevoegdheid van de gemandateerde moet liggen in de sfeer van
de normale bevoegdheidsuitoefening.
Toelaatbaarheid mandaatverlening:
1) De ingrijpendheid van een bevoegdheid is niet meer doorslaggevend, maar een factor die in
samenhang moet worden gelezen. Naarmate een bevoegdheid ingrijpender is, zal deze aan
een hogere ambtenaar moeten worden gemandateerd.
2) De inhoud kan een rol spelen als er bijv. instructies zijn gegeven
3) Bestaat er een noodzaak om tot mandaatverlening over te gaan.
o Bij besluiten die massaal moeten worden genomen, is die noodzaak vaak aanwezig.
Bevoegdheden die incidenteel worden uitgeoefend, is de noodzaak minder.