Hoofdstuk 1 en 4 van Bryman- The nature and process of social research – Planning a research project and
formulating research questions........................................................................................................................ 2
Hoofdstuk 2 van Bryman – Social research strategies....................................................................................... 3
Hoofdstuk 3 van Bryman – Research design ..................................................................................................... 6
Hoofdstuk 17 van Bryman – The nature of qualitative research ..................................................................... 11
Hoofdstuk 7 van Bryman – The nature of quantitative research..................................................................... 14
Hoofdstuk 8 van Bryman – Sampling .............................................................................................................. 17
Hoofdstuk 9 van Bryman – Structured interviewing ....................................................................................... 19
Hoofdstuk 10 en 11 van Bryman – Self-administered questionnaires and Asking questions........................... 21
Hoofdstuk 12 van Bryman – Structured observation ...................................................................................... 22
Hoofdstuk 13 van Bryman Content analysis ................................................................................................... 23
Hoofdstuk 14 van Bryman – Using existing data............................................................................................. 26
Hoofdstuk 17 van Bryman – The nature of qualitative research ..................................................................... 27
Hoofdstuk 18 van Bryman – Sampling in qualitative research en ................................................................... 29
Hoofdstuk 20 van Bryman – Interviewing in qualitative research................................................................... 31
Hoofdstuk 19 van Bryman – Ethnography and participant observation .......................................................... 33
Hoofdstuk 21 van Bryman – Focus groups ...................................................................................................... 36
Hoofdstuk 24 van Bryman – Qualitative data analysis .................................................................................... 37
Hoofdstuk 6 van Bryman – Ethics and politics in social research .................................................................... 38
Hoofdstuk 26 van Bryman – Breaking down the qualitative/ quantitative divide........................................... 40
,Hoofdstuk 1 en 4 van Bryman- The nature and process of social
research – Planning a research project and formulating research
questions
De stappen van een onderzoeksproces:
Er zijn verschillende elementen van een onderzoeksproces. De volgorde van de elementen verschillen aan de
hand van de verschillende onderzoeksmethode. Maar hier toch nog in een volgorde gepresenteerd, De cyclus
van wetenschappelijk onderzoek:
1. Onderzoeksvraag (Bryman zet deze op 3)
2. Literatuur bestuderen
3. Concepten en theorie
4. Selectie van onderzoekseenheden
5. Data verzameling
6. Data-analyse
7. Rapportage
Maar dit kan ook in een cirkel vormen. Waarom omdat als je klaar
bent met een onderzoek alsnog weer nieuwe vragen hebt. Het krijgt
dus weer een vervolg onderzoek.
In het plaatjes begint het met ontwerp onderzoek en daarna komt
theorie maar het gekke is is dat theorie van toepassing is op je gehele
onderzoek. Daarom zou ook beter dit plaatje gebruikt kunnen worden.
Onderzoeksvraag is heel belangrijk. Dit heeft namelijk invloed op alle andere stappen! Wetenschappelijk
probleem of juist focus op de praktijk?
Type vragen kunnen zijn:
- Exploratory study (verkennend) Exploratief = inventarisatie,
- Descriptive study (beschrijvend) = hoe groot is de groep studenten die last hebben van stress?
- Explanatory study (verklarend) = waarom?
- Evaluative study (evaluatie) = hoe effectief is een interventie?
Het type vraag hangt dus sterk af hoe je je onderzoek gaat inzetten en voortzetten.
Bryman noemt nog een aantal andere vragen die zijn niet heel belangrijk wat deze borduren voort op de 4
hoofdvragen die hierboven zijn geformuleerd. Maar dit is het rijtje van Bryman:
o Predicting an outcome (voorspelling)
o Explaining causes and consequences of a phenomenon (verklarend)
o Evaluating a phenomenon (evaluatie)
o Describing a phenomenon (beschrijvend)
o Developing good practice (ontwikkel)
o Empowerment
o Comparison (vergelijking)
Geen onderzoeksvraag kan zegt Bryman maar het wordt wel sterk aangeraden aangezien je dan waarschijnlijk
data kan verzamelen waar je niet weet wat je er mee moet.
The messiness of social research. Het kan dus gebeuren dat door omstandigheden je onderzoek weer moet
herinrichtingen. Globaal gezien gaan op de punten 3/4/5/6 van onderzoek doen dingen door elkaar heen lopen
vandaar the messiness of social research zoals Bryman dit formuleert. Het kan dus goed dat je dingen
herformuleert of aanvult. Vandaar dat het dus lastig is op de stappen een volgorde te geven en dus moet je
flexibel zijn en doorzettingsvermogen tonen maar het is dus goed om de stappen uit te zetten.
Het verschil tussen alledaags onderzoek en wetenschappelijk onderzoek is dat bij wetenschappelijk onderzoek
er aandacht is voor alle verschillende stappen binnen het onderzoeksproces. Dus systematisch te werk gaat en
het stappenplan volgt.
Ter aanvulling: Een wetenschappelijk onderzoek is transparant en controleerbaar: uitleg en reflectie over hoe je
tot je kennis bent gekomen. En er is empirisch bewijs (data) welke de doorslag geven en de conclusie bepalen.
2
,De rol van theorie in onderzoek
2 richtingen waarin theorie gebruikt kan worden binnen een onderzoek namelijk een:
Deductieve richting = deductie = van theorie naar concrete hypothese. (op basis van logica) Theory à
obsevations/findigs dus data is the outcome of research. Vaak kwantitatief onderzoek.
Inductieve richting = inductie = van specifieke observaties naar theorie. (Op basis van observaties een theorie
formuleren) Observations/findings à Theory, dus theorie is the outcome of research. Vaak kwalitatief.
Hier is een overzicht hoe deductie en inductie zich verhoudt
binnen het onderzoek doen. Deductie doet van theorie richting
naar observaties doormiddel van een hypothese. Inductie is vanaf
de observaties doormiddel van empirische generalisatie een
theorie vast stellen (bouwen). Deductie punten 1-4 en inductie
punten 5-7 hier aan het begin toegelicht.
Meeste onderzoeken hebben beide fases (deductie en inductie)
sommige onderzoeken doen het rondje meerdere keer
doormiddel van iteratie. Dit wordt ook wel iteratieve strategie
genoemd. Dit komt vooral voor in grounded theory (h24 van
Bryman)
Het inductie probleem: het is niet logisch geldig. Bijvoorbeeld een kalkoen die iedere dag eten krijgt dus
doormiddel van zijn observaties denkt hij (grounded theory) het leven wordt beter want ik krijgt iedere dag weer
meer eten. Alleen wanneer kerstmis eraan komt wordt die afgeslacht. Dus het bied geen logische redenatie
inductie en geen zekerheid.
Hoofdstuk 2 van Bryman – Social research strategies
Ontologie en epistemologie
Wetenschapsfilosofie speelt een rol in sociale onderzoeken dit blijkt uit meningsverschillen tussen sociale
wetenschappers over deze kwestie. Wat is namelijk werkelijkheid en waarheid. Het begrijpen van verschillende
benaderingen en fundamentele aannames. Wees ervan bewust dat je ontologische en epistemologische
opvattong jouw keuzes tijdens het onderzoeksproces beïnvloedt.
Ontologie (zijnsleer) = wat is het zijnde, wat is de aard van de werkelijkheid. Ontologische standpunten zijn:
- Objectivisme: het standpunten dat er een wereld/werkelijkheid bestaat die onafhankelijk is van het
menselijk bewustzijn. Vaak gerelateerd aan de natuurwetenschap waar veel objectieve feiten zijn te
observeren.
- Constructivisme: het standpunt dat er geen wereld/ werkelijkheid bestaat die onafhankelijk is van het
menselijk bewustzijn. De werkelijkheid is een subjectief bouwsel (een sociale constructie) dat door
individuen of groepen mensen (subjecten) wordt gevormd. Dit komt dus voor in de sociale wetenschap
waar we bepaalde sociale bouwsel onderzoeken.
Zie research in focus 2.7 waarbij een studie naar borstkanker bij vrouwen wordt gezien als een mooi voorbeeld
voor constructivisme waarbij de patiënten de daders zijn van de ziekte zelf. Hierbij geven ze weer dat vanaf 1980
borstkanker werd gezien als een epidemie maar dit ook verklaard dat worden als een sociaal construct die is
gecreëerd door vrouwen zelf door een wisseling inleverstijl.
Popper’s visie sluit aan bij objectivisme:
Theorieën zijn met elkaar te vergelijken. We kunnen dichter bij de waarheid komen door ze toetsen aan de harde
feiten en onjuiste theorieën weg te gooien.
Over het inductieprobleem schreef popper als oplossing falsificatie: We hebben niet zo veel aan bevestigende
observatie (ik zag vandaag weer een witte zwaan) maar wel aan een weerlegging (ik zie nu een zwarte zwaan).
Schrijf daarom ook niet in de master thesis de data bevestigd de theorie maar eerder de data weerlegt de theorie
niet.
3
, Kuhn’s visie sluit aan bij constructivisme:
Het ene paradigma is niet beter dan het andere. Ze zijn incommensurable (onverenigbaar). Een paradigma
wisseling brengt ons niet dichter bij de waarheid. ‘’ the competition between paradigms is not the sort of battle
that can be resolved by proofs’’. Mooi voorbeeld hiervan is de afbeelding van de 2 perspectieven (haas en eend)
dit is dus het idee van kuhn want als iemand wisselt van paradigma of in het voorbeeld van eend naar haas is het
niet zo dat die persoon dat dichter bij de waarheid komt. Het wisselt enkel het perspectief. Dit probleem komt
dus ook voor in de sociale wetenschap.
Voorbeelden van paradigma-wisselingen: De copernicaanse revolutie, Darwin’s evolutietheorie en continentale
drift theorie. Maar toch zegt Kuhn deze wisselingen brengen ons niet dichter bij de waarheid.
Epistemologie (kennisleer) = Hoe kunnen we de wereld om ons heen kennen? Wat kunnen wij weten? Wat is de
oorsprong, aard en reikwijdte.
Sociale wetenschappen: er is geen overeenstemming over de ontologische en epistemologische
veronderstellingen, en dus geen eenduidige visie op hoe onderzoek gedaan kan en moet worden. Twee
ideaaltypische benaderingen om kennis over de sociale werkelijkheid te vergaren: Twee epistemologische
banderingen zijn:
1. Positivistische school: verklaren van sociaal gedrag. (Vaak door data collectie)
2. Interpretatieve school: begrijpen van sociaal gedrag. Komt vaak voor in kwalitatief onderzoek
3. Kritische benadering: ingrijpen, veranderen!
Het is dus belangrijk om voor jezelf na te gaan waarom je voor een bepaalde school of stroming kiest.
Begrijpen en verklaren
Max Weber de grondlegger van de sociologie wordt ook in het boek van Bryman genoemd. ‘Interpretative
understanding of social action in order to arrive at a causal explanation of its course and effect’.
Positivistische school: verklaren. Bryman schrijft dat het lastig is om deze term vast te pinnen. Je zou het kunnen
zien als het model van de natuurwetenschappen wat je plakt op de sociale wetenschap en je probeert
wetenschap te doen hoe het in de natuurkunde wordt gedaan. Voor sommigen is positivisme een negatieve term
doordat vaak doormiddel van data sociale kwesties moeten worden verklaard.
- Wat is het doel en de aard van een verklaring of theorie?
Nomothetische verklaringen (nomos = wet) dus algemene patronen ontdekken voor gedrag en sociale
verschijnselen.
- Hoe komen we tot kennis? Formuleren via deductie en toetsen van hypothesen. Vergelijk theorieën
met de harde feiten. Door eliminatie van onjuiste theorieën leren we stap-voor-stap van onze fouten
(via inductie) Dus Empircisme: we verkrijgen kennis via zintuigelijke ervaringen let op in boek van
Bryman is phenomenalism (fenomenalisme) een radicale vorm van empiricism.
Fenomenalisme is een stellingname over de waarneming in de filosofie van de geest en de wetenschapsfilosofie,
die stelt dat alles wat bestaat, representaties of zintuiglijke indrukken zijn van externe objecten in
onze geesten en niet de objecten zelf.
- Wat is de rol van waarden en normatieve oordelen? Waardevrijheid: objectieve kennis is gebaseerd op
feiten niet op normen, opinies of geloof. Strikte scheiding tussen normatieve en wetenschappelijke
uitspraken: resultaten van onderzoek moeten los staan van sociale en politieke waardeoordelen, uit
wat is kan men geen ethische norm afleiden
Interpretatieve school: begrijpen. Deze benadering omvat verschillende intellectuele tradities/ stromingen (hoef
je niet alle verschillen van te kennen):
o Hermeneutiek (uitleggen): studie v.d. interpretatie van (heilige) teksten;
o Phenomenology: studie van betekenisgeving van mensen;
o Verstehen: begrijpen. (Max Weber)
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper RobinB97. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.