Farmacologie
Inhoud
Hoofdstuk 7; Het spijsverteringsstelsel: stoornissen en geneesmiddelen..............................................2
7.3; Middelen voor behandeling van stoornissen van het spijsverteringsstelsel................................2
Hoofdstuk 9; Het ademhalingsstelsel: stoornissen en geneesmiddelen.................................................3
9.3.2 Geneesmiddelengroep 2: bronchodilatatoren (voor astma en COPD)......................................3
9.3.3 Geneesmiddelengroep 3: corticosteroïden (corticoïden)..........................................................3
Hoofdstuk 10; Het hormonale/endocriene stelsel.................................................................................4
10.1 Principes van hormonale regulering...........................................................................................4
10.2 Stoornissen van de glucoseregulering en bijbehorende geneesmiddelen..................................4
,Hoofdstuk 7; Het spijsverteringsstelsel: stoornissen en
geneesmiddelen
7.3; Middelen voor behandeling van stoornissen van het spijsverteringsstelsel.
De meeste geneesmiddelen voor de behandeling van gastro-oesofageale
refluxziekte en dyspepsie beogen de pH van de maaginhoud te verhogen.
Antacide: aluminiumhydroxide, magnesiumcarbonaat en magnesiumtrisilicaat.
Verhogen de pH van de maaginhoud, waardoor deze minder zuur wordt en als
gevolg daarvan de slokdarm minder irriteert.
H2-receptorantagonisten: behandelen gastro-oesofageale refluxziekte, maagzweren
en zweren in het duodenum cimetidine, famotidine, nizatidine, ranitidine.
Ze blokkeren H2-receptoren, waardoor de afgifte van zoutzuur vermindert.
Protonpompremmers: gebruik in combinatie met antibacteriële geneesmiddelen.
Ze remmen de protonpomp in de pariëtale cellen van het slijmvlies en voorkomen dat
waterstofionen in het lumen van de maag worden gepompt, met als gevolg dat de
vorming van zoutzuur wordt geremd.
Bijwerkingen maagklachten, misselijkheid, gastro-intestinale bacteriële infecties,
breuken, lage vitamine B12-spiegel.
Esomeprazol, lansoprazol, omeprazol, pantoprazol, rabeprazol.
Middelen voor de behandeling van maagzweren in de maag en in de twaalfvingerige
darm ulcus pepticum:
Irritatie van de maagwand kan ontstaan doordat NSAID’s de productie van
prostaglandinen remmen die voor het intact houden van het maagslijmvlies zorgen.
- Misoprostol (prostaglandine-analoog) voorkomt een ulceratie die ontstaan
is door een NSAID.
- Sucralfaat reageert met zoutzuur en vormt een beschermende barrière
rond de ulcus.
- Antibacteriële middelen (amoxicilline, claritromycine, metronidazol) in
combinatie met een protonpompremmer (omeprazol) bij maagzweren als
gevolg van een infectie met Helicobacter pylori.
Middelen voor de behandeling van diarree:
- Rehydratie het verlies aan zouten en water wordt gecompenseerd.
- Geneesmiddelen (wordt afgeraden) peristaltiek van de darmen
verminderen, waar obstipatie een bijwerking van kan zijn. Codeïnefosfaat,
loperamidehydrochloride, morfine. Het darmkanaal krijgt meer tijd om water te
resorberen.
Middelen voor de behandeling van obstipatie:
- Verandering van levensstijl lichaamsbeweging, drinken voeding (fruit /
groente / vezel bevattende granen) regelmatige stoelgang.
- Bulkvormende laxeermiddelen vergroten de hoeveelheid fecaal materiaal
in het colon en stimuleren zo de peristaltiek. Het is belangrijk om er veel bij te
drinken. Methylcellulose, psyllium, sterculiagom.
, - Osmotische laxeermiddelen trekt water in de dikke darm aan, waardoor
de feces zachter worden en in omvang toenemen. Lactulose, macrogols.
- Stimulerende laxeermiddelen vergroot de vochtafgifte aan het
darmkanaal, waardoor de feces zachter en de peristaltiek gestimuleerd wordt.
bisacodyl, docusaat, natrium pycosulfaat, senna, glycerol.
- 5HT4-agonisten stimuleert de peristaltiek in het colon. Prulacopride.
- Opioïdreceptorantagonisten gaan constiperende bijwerkingen tegen van
opioïden. Methylnaltrexon en naloxegol.
Hoofdstuk 9; Het ademhalingsstelsel: stoornissen en
geneesmiddelen
9.3.2 Geneesmiddelengroep 2: bronchodilatatoren (voor astma en COPD)
- Bronchodilatatoren (1): selectieve bèta-2-agonisten (-ol / -ine)
Ze worden sympathicomimetica genoemd, omdat ze de werking van het
sympathische zenuwstelsel nabootsen. Ze bootsen adrenaline na.
De kortwerkende medicijnen heffen de symptomen van astma op en de
langwerkende medicijnen heffen de symptomen van COPD op.
Het autonome zenuwstelsel reguleert de spiertonus in de wand van bronchiolen,
waardoor deze kunnen samentrekken of verwijden. Parasympathische zenuwen
innerveren de bronchiolaire gladde spieren. Parasympathische activiteit doet gladde
spiercellen samentrekken met bronchoconstrictie tot gevolg. In het bloed
circulerende adrenaline zorgt voor ontspanning van de gladde spiercellen met
bronchodilatatie tot gevolg. Er stroomt meer lucht en zuurstof de longen in.
De meeste selectie beèta-2-agonisten kunnen door de patiënt zelf worden
toegediend door middel van een dosisaerosol, die een vaste hoeveelheid
geneesmiddel rechtstreeks in de longen brengt.
Bijwerkingen: tachycardie, hartkloppingen en lichte tremor (trilling), doordat
selectieve bèta-2-agonisten ook aan andere adrenerge receptoren kunnen binden.
- Bronchodilatatoren (2): antimuscarinerge bronchodilatatoren
(ipratropiumbromide en tiotropium)
Antagonisten die muscarinereceptoren (acetylcholinereceptoren) op de gladde
spiercellen van de bronchiolen blokkeren. Dit heeft bronchodilatatie tot gevolg.
Bijwerkingen: droge mond en obstipatie.
9.3.3 Geneesmiddelengroep 3: corticosteroïden (corticoïden)
Worden vooral gebruikt om bronchiale ontstekingen tegen te gaan bij de behandeling
van astma (-ason / -sonide / -solon).
Corticosteroïden verminderen de ontsteking, waardoor de reparatiemechanismen
van het lichaam de kans krijgen om het epitheel van de luchtwegen te herstellen.
Bijwerkingen: stijging van de glucosespiegel, afname van het eiwitmetabolisme,
immunosuppresssie. Bij langdurig gebruik osteoporose, verhoogd risico op
diabetes en vergrating van de groei. Er wordt aanbevolen om na inhalatie de mond te
spoelen, zodat ziekteverwekkers niet de kans krijgen om in de mond te blijven.