Samenvatting Wereldeconomie
In grote delen van de welvaart hebben mensen veel moeite om in de basisbehoeften als voeding, kleding en onderdak
te voorzien, om nog maar te zwijgen van behoeften als onderwijs en gezondheidszorg of luxegoederen. In welvarender
delen van de wereld kunnen de mensen gemakkelijker en in veel meer behoeften voorzien.
BRIC-landen: Brazilië, Rusland, India en China. Deze landen hadden een grotere economische groei dan gemiddeld.
Turkije, Indonesië en Mexico zijn ook economisch opkomende landen.
OESO: traditionele industrielanden zoals West-Europa, de VS, Canada en Japan. OESO betekend de Organisatie voor
Economische Samenwerking en Ontwikkeling. De OESO werd na de Tweede Wereldoorlog opgericht om de
Marshallhulp in goede banen te leiden. De OESO bleef na beëindiging van de hulp bestaan als orgaan voor overleg en
samenwerking op sociaal-economisch terrein. Mexico, Polen, Tsjechië, Israël en Zuid-Korea zijn lig geworden van de
OESO.
Het bbp per hoofd van de bevolking is een veel gebruikte welvaartsindicator, maatstaf voor de welvaart.
De armoedegrens is het bedrag dat minimaal nodig is om menswaardig te kunnen leven, dus om voldoende toegang te
hebben tot kleding, drinkwater, voedsel, huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs. Volgens de Wereldbank, een
internationale organisatie die zich bezighoudt met de problemen van ontwikkelingslanden, legt de armoedegrens op
1,90 dollar per dag.
Het bbp per hoofd is altijd een gemiddelde. Dit gemiddelde
zegt niks over de verdeling. In westerse industrielanden is
de verdeling minder scheef, dan in armere landen. De
Lorenzcurve geeft een betere welvaart van een land weer.
De inkomenstabellen geven ook een vertekend beeld van de
koopkracht. Alle bedragen zijn uitgedrukt in US-dollars. De
lokale munteenheden zijn naar dollars omgerekend tegen de
gemiddelde dollarkoers op de valutamarkt. Dit kan een
vertekend beeld geven op de koopkracht van een land omdat
veel producten goedkoper zijn in deze landen. Om dit te
voorkomen hebben we de koopkrachtpariteit. Hierbij wordt berekend hoeveel een standaardpakket goederen en
diensten kost in de lokale munteenheid. Op basis daarvan kan een omrekeningsfactor of koopkrachtpariteit worden
vastgesteld.
Big Max Index: de prijs van een Big Mac uitgedrukt in Amerikaanse Dollars over de gehele wereld.
Een minimale koopkracht is essentieel om een bepaald niveau van welvaart te bereiken. Koopkracht is echter niet de
enige maatschap voor welvaart. Ook de voorzieningen voor de gezondheidszorg en het onderwijs, die de overheid
financiert, zijn van invloed op de welvaart. De ontwikkelingsindex van de VN, de UNDP (United Nations
Development Programme), heeft een welvaartsmaatstaf ontwikkeld waarin niet alleen het inkomen een rol speelt.
Deze maatstaf, Human Development Index (HDI), is een indexcijfer, berekend als een gewogen gemiddelde van een
aantal indicatoren.
Het Internationaal Monetaire Fonds (IMF) is opgericht met als doel het internationale betalingsverkeer soepel te laten
verlopen. Het IMF verstrekt leningen aan deze landen zodat de importen van deze landen niet in gevaar hoeven te
komen.
Wereldbank: richt zich speciaal op ontwikkelingslanden. Ze verstrekken leningen tegen zachte voorwaarden, een lage
rente en een lange looptijd.
De United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD) houdt zich bezig met het stimuleren van de
internationale handel door ontwikkelingslanden. De UNDP doet onderzoek en organiseert projecten die vaak zijn
gericht op armoedebestrijding.
Door goederen te verhandelen is het mogelijk productieprocessen op te splitsen in deeltaken. Deze verdeling van het
productieproces in deeltaken noemen we arbeidsverdeling of arbeidsdeling.
Import: het invoeren van buitenlandse goederen in je eigen land.
, Als het eindproduct klaar is wordt het uitgevoerd of geëxporteerd. De ruiltransacties waarbij de nationale grenzen
worden overschreden, vormen de internationale of de buitenlandse handel. De productiefactor arbeid overschrijdt de
landsgrenzen: omvangrijke migratiestromen laten dit zien. De internationale vervlechting van het economisch verkeer
noemen we globalisering.
Bij import gaan goederen het land in, het geld stroomt dan het land uit.
Bij export gaan goederen het land uit, het geld stroomt dan het land in.
In de macro-economie geven de begrippen export en import de waarde van de verhandelde goederen weer, het zijn
bedragen. Het verschil tussen de uitvoerontvangsten en de invoerbetalingen met betrekkingen tot goederen noemen we
het saldo op de handelsbalans. Als de ontvangsten de betalingen overtreffen, heeft een land een handelstekort.
Diensten kunnen ook bij handel horen.
In- en uitvoer zijn waardegrootheden, ze hebben een volume- en een prijscomponent. Het export-/ importvolume en de
export-/ importprijs verwijst naar hoeveelheden, zoals aantallen, kilo’s, liters.
Waarde = volume x prijs
Dienstenverkeer: onzichtbare handel het gaat om geldstromen die te maken hebben met de vervoersdiensten en
reisverkeer (toerisme).
Quotes: de in- en uitvoer wordt gerelateerd aan het bbp. Hiermee kan je de rol van de buitenlandse handel vergelijken
met andere landen. De invoer- of importquote is de waarde van de ingevoerde goederen en diensten in procenten van
het bbp, terwijl de uitvoer- of exportquote de waarde van de uitvoer van goederen en diensten van het bbp is.
Invoerquote = (invoer/ bruto binnenlands product) x 100%
Exportquote = (uitvoer/ bruto binnenlands product) x 100%
De quotes laten de openheid van het land zien. Als de exportquote en de importquote hoog is, zijn er meer transacties
met het buitenland en is de economie opener. Als de quotes gelijk zijn aan nul spreken we van een gesloten economie
of autarkie.
De Nederlandse economie is zeer open. De in- en uitvoerquotes zijn hoog vergeleken met andere landen.
Wederuitvoer: omvat de goederen die zijn ingevoerd, tijdelijk eigendom worden van een Nederlands bedrijf en weer
verder worden gevoerd. Deze goederen worden als uitvoer geregistreerd omdat de eigendom tijdelijk in handen komt
van een Nederlands bedrijf. Worden dit soort goederen geen Nederlands eigendom, dan is sprake van doorvoer.
Wederuitvoer gaat gepaard met een bijna even grote invoer. Bij veel andere producten die worden uitgevoerd speelt de
invoer ook een belangrijke rol. Zo importeren chemische bedrijven aardolie, die wordt verwerkt tot chemische
producten bestemd voor de export.
Bij grensoverschrijdende kapitaalstromen maken we onderscheid tussen geldstromen die betrekking hebben op
buitenlandse beleggingen en die betrekking hebben op de directe buitenlandse investeringen. De beleggingen zin
bedoeld om inkomen te verdienen (rente, winst/dividend) of het vermogen te vergroten via koerswinsten. De belegger
is niet geïnteresseerd in zeggenschap. De directe investeerder juist wel.
Directe buitenlandsinvesteringen bestaan uit:
- De transacties in aandelen met als doel de zeggenschap in een buitenlandse onderneming te verwerven.
- De investeringen in buitenlands onroerend goed als huizen, kantoren en fabriekscomplexen.
- De onderlinge leningen binnen een concern.
Het patroon van de directe buitenlandse investeringen lijkt sterk op het handelspatroon. De traditionele
industrielanden investeren flink in elkaars economie. Deze landen investeringen fors in ontwikkelingslanden en de
opkomende economieën. De ondernemingen die in het buitenland investeren, zijn ondernemingen die produceren in
verschillende landen. We noemen ze multinationale ondernemingen of multinationals.
Multinationals hebben verschillende motieven om te investeren in het buitenland. Een van de motieven is onderzoek
naar de aanwezigheid van bodemschatten. Als vervolg daarop wordt er geïnvesteerd in de exploitatie van
grondstoffen. Ook de aanwezigheid van andere productiefactoren zoals arbeid en kapitaal speelt een rol.
Outsourcing: taken uitbesteed aan een bedrijf in een ander land.