5. het bestuur
Afdeling 1 materieel bestuursrecht
Het bestuursrecht heeft de bestuursactiviteiten van de overheid tot onderwerp. Het bepaalt welke
bevoegdheden en plichten het bestuur heeft ter uitvoering van zijn taken en bevat dus normen voor het
bestuurshandelen.
Bijzonder bestuursrecht: regels over de verschillende specifieke deelterreinen van het bestuursrecht, zoals
het milieurecht, het belastingrecht en het sociaal zekerheidsrecht.
Algemeen bestuursrecht: Awb, bevat voorschriften
Art. 1:1 lid 1 Awb:
a. Een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
Art. 2:1 BW, bezitten rechtspersoonlijkheid
Art. 42 grondwet
Art. 6 provinciewet en art. 6 gemeentewet
b. Een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
Bevoegd op een specifiek terrein van het maatschappelijk leven
1. Handelingen van bestuursorganen
Bestuursorganen kunnen in beginsel 2 soorten handelingen verrichten:
- Feitelijke handelingen: handelingen met rechtsgevolg, ongeacht de wil van het bestuursorgaan
- rechtshandelingen: rechtshandeling verricht met het oogmerk om een bepaald publiekrechtelijk
rechtsgevolg in het leven te roepen. Beoogd rechtsgevolg.
o Awb besluiten
o Besluiten die niet onder de Awb vallen
Art. 1:3 Awb: onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende
een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een bestuursorgaan is hier een bestuursorgaan in de zin van art.
1:1 lid 1 Awb.
Daarnaast zijn er besluiten die weliswaar door publiekrechtelijke organen zijn genomen, maar die geen
Awb-besluiten zijn omdat het betreffende orgaan geen bestuursorgaan in de zin van de Awb is. Deze
organen zijn in art. 1:1 lid 2 Awb niet als bestuursorgaan in de zin van de Awb aangemerkt. Daaronder
vallen verder onder meer de wetgevende macht, de rechterlijke colleges in de rechterlijke macht, het
parlement, de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman.
Art. 1:3 Awb inhoud besluit:
- Een algemeen verbindend voorschrift
o Een wet in materiële zin afkomstig van lagere wetgevers. Zij zijn besluiten van algemene
strekking. Dus niet de formele wetgever! Want: wetgevende macht!
o Van toepassing in een onbepaald aantal gevallen
- Een besluit van algemene strekking niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift
o Het gaat hier om besluiten die betrekking hebben op de werkingssfeer of het
toepassingsbereik van reeds bestaande algemeen verbindende voorschriften.
o Bevatten geen zelfstandige normen, ook wel aanwijzingsbesluiten.
- Een beleidsregel
o Regel die geldt bij het gebruik van een bevoegdheid door een bestuursorgaan, art. 1:3 lid 4
Awb. Ze zijn niet vastgesteld door een wetgevende bevoegdheid.
,- Een beschikking
o Beschikking stelt slechts voor één bepaalde, met name genoemde persoon rechtsgevolgen
vast. Een beschikking wordt in art. 1:3 lid 2 Awb omschreven:
Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de
afwijzing van een aanvraag daarvan.
2. De beschikking
Je hebt begunstigende en belastende beschikkingen. Het onderscheid is van belang omdat aan een
negatief overheidsoptreden – zoals een belastende beschikking – altijd de eis wordt gesteld dat de
beschikking op een wet berust.
Om rechtsgeldig te zijn moet een beschikking aan een aantal vereisten voldoen;
- Beschikkingsbevoegdheid
Het bestuursorgaan moet op grond van de wet bevoegd zijn om de beschikking vast te stellen. Daarbij
dient het orgaan erop te letten dat het de grenzen van zijn wettelijke bevoegdheid niet overschrijdt en
dat het de bevoegdheid op een juiste wijze gebruikt. Verder moet de beschikking in overeenstemming
zijn met de algemeen verbindende voorschriften.
- Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
- Bij de vaststelling van een beschikking is het bestuursorgaan ten slotte gebonden aan beleidsregels.
Dat zijn de instructies die binnen het bestuursorgaan voor ambtenaren gelden als zij een beschikking
vaststellen.
2.1 de bevoegdheid van het bestuursorgaan
Bij beschikkingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt van attributie, delegatie en mandaat.
Bij attributie van de beschikkingsbevoegdheid kent de wet aan een bestuursorgaan de bevoegheid toe om
over een bepaald onderwerp beschikkingen te geven. Bij de toekenning noemt de wet telkens twee
onderwerpen: de naam van het bestuursorgaan dat de bevoegdheid mag uitoefenen, en een omschrijving
van de betreffende bevoegdheid.
Een bestuursorgaan kan de aan hem toegekende bevoegdheid om beschikkingen te geven overdragen aan
een ander bestuursorgaan. Het overdragende orgaan heet de delegans, het orgaan dat de bevoegdheid
krijgt wordt de delegataris genoemd. Art. 10:13 Awb omschrijft delegatie als het overdragen door een
bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander, die deze onder eigen
verantwoordelijkheid uitoefent.
Net als bij wetgeving is delegatie alleen toegestaan op grond van een wettelijk voorschrift, art. 10:15 Awb.
Bij delegatie wordt dus niet een nieuwe bevoegdheid geschapen, maar wordt een reeds bestaande
bevoegdheid door de delegans overgedragen aan een ander. De delegans kan de bevoegdheid niet meer
zelf uitoefenen.
Bij mandaat gaat het om de bevoegdheid om namens een bestuursorgaan besluiten te nemen. Bij
mandaat blijft het bestuursorgaan zelf verantwoordelijk voor het besluit, ook al wordt dat feitelijk door
een ander genomen. Art. 10:1 Awb omschrijft mandaat dan ook als de bevoegdheid om in naam van een
bestuursorgaan besluiten te nemen. Een krachtens mandaat genomen besluit geldt als een besluit van het
mandaterende bestuursorgaan, art. 10:2 Awb.
2.2 geldigheidsvereisten in de Awb (algemene beginselen)
Een bestuursorgaan is verplicht de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht te nemen bij het
vaststellen van besluiten.
,1. zorgvuldige voorbereiding
Zorgvuldigheidsbeginsel: zorgvuldige voorbereiding, art. 3:2 Awb: bij de voorbereiding van een besluit vergaart
het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen .
Afdeling 3.2 en 3.4 Awb.
2. het verbod van détournement de pouvoir
Volgens art. 3:3 Awb mag een bestuursorgaan zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten niet voor een
ander doel gebruiken dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. Dit beginsel vloeit voort uit het
zorgvuldigheidsbeginsel.
Zandvoortse woonruimte
De Hoge Raad oordeelt dat de burgemeester in strijd had gehandeld met het verbod van détournement de pouvoir
omdat hij zijn bevoegdheid voor een ander doel had gebruikt dan waarvoor zij was verleend.
3. evenredige belangenafweging
In art. 3:4 Awb is bepaald dat het bestuursorgaan de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen moet
afwegen en dat eventueel nadelige gevolgen van het besluit voor de belanghebbenden niet onevenredig
mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Ook wel het verbod van willekeur. Het
beginsel van evenredige belangenafweging brengt op zichzelf ook andere vereisten mee. Art. 2:4 Awb
bepaald dat het bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid moet vervullen.
4. bekendmaking
Net als bij wetgeving kan een beschikking pas in werking treden als zij is bekendgemaakt, art. 3:40 Awb.
Bekendmaking geschiedt door toezending of uitreiking aan de belanghebbenden. Art. 3:45 Awb.
5. motiveringsplicht
Art. 3:46 Awb bepaalt dat een besluit moet berusten op een deugdelijke motivering. Art. 3:47 Awb voegt
daar nog aan toe dat de motivering moet worden vermeld bij de bekendmaking van het besluit.
6. hoorplicht
De hoofdregels staan in art. 4:7 en 4:8 Awb:
- De aanvrager hoeft in beginsel niet te worden gehoord, tenzij het bestuursorgaan dreigt de aangevraagde
beschikking af te wijzen op grond van andere gegevens dan die de aanvrager heeft verstrekt.
- Een derde-belanghebbende moet worden gehoord:
o Als het bestuursorgaan een beschikking zal geven waartegen een (derde) belanghebbende naar
verwachting bedenkingen zal hebben en
o Die beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belangen die de
belanghebbende betreffen die deze niet zelf heeft verstrekt.
Deze regeling van de hoorplicht is een resultaat van de afweging van de wetgever.
7. beslistermijn
Ingevolge art. 4:13 Awb moet het bestuursorgaan de beschikking geven binnen de termijn die staat in de
wet waarop de beschikking berust. Als een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het
bestuursorgaan een dwangsom aan de aanvrager voor elke dag dat het in gebreke is, art. 4:17 Awb.
Overigens verbeurt het bestuursorgaan de dwangsom pas nadat de aanvrager het orgaan schriftelijk in
gebreke heeft gesteld en er daarna veertien dagen zijn verstreken.
2.3 geldigheidsvereisten buiten de Awb (algemene beginselen)
- Gelijkheidsbeginsel art. 1 Grondwet
- Beginsel van rechtszekerheid
Men moet kunnen weten waar het aan toe is in verhouding tot het bestuursorgaan. Dit betekent
onder meer dat een beschikking voldoende duidelijk moet zijn voor de aanvrager.
Ook het nakomen van een toezegging valt onder de werking van het rechtszekerheidsbeginsel.
, - Vertrouwensbeginsel
De overheid mag het door haar gewekte vertrouwen niet schaden.
Op belastinggebied heeft de Hoge Raad in enkele gevallen beslist dat het vertrouwensbeginsel
onder omstandigheden de wet opzij kan zetten.
Een beroep op het vertrouwensbeginsel kan alleen slagen, als door een tot beslissen bevoegd
orgaan ten aanzien van een aanvrager uitdrukkelijk, ondubbelzinnig en ongeclausuleerd
toezeggingen zijn gedaan die bij de betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt.
De algemene beginselen van behoorlijk bestuur gelden ook bij andere besluiten en alle overige
handelingen van een bestuursorgaan, ook als die door de regels van het privaatrecht worden beheerst. Als
een bestuursorgaan een privaatrechtelijke rechtshandeling (of een feitelijke handeling) verricht, is het
verplicht daarbij de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht te nemen, zie art. 3:1 lid 2 Awb.
Deze regel is geformuleerd in het Ikon-arrest.
2.4 geldigheidsvereisten vanuit beleidsregels
Het vierde lid van art. 1:3 Awb omschrijft een beleidsregel als een bij besluit vastgestelde algemene regel,
niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van
feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een
bestuursorgaan. Een bestuursorgaan mag regels vaststellen die het toepast bij de uitoefening van zijn
bevoegdheid, art. 4:81 lid 1 Awb.
Beleidsregels dragen benamingen als richtlijn, circulaire of aanwijzing.
Omdat beleidsregels nader omschrijven hoe een bestuursorgaan zijn bevoegdheid dient te gebruiken bij
(onder meer) het vaststellen van zijn beschikkingen, dienen beschikkingen te voldoen aan de voorschriften
in de beleidsregels. Beleidsregels bepalen dus mede de inhoud van een beschikking.
Sinds 1990 worden beleidsregels door de Hoge Raad tot het recht in de zin van art. 79 Wet RO gerekend.
Daardoor kan men bij de Hoge Raad cassatieberoep instellen als men meent dat een beschikking niet in
overeenstemming is met een beleidsregel. Dit is door de Hoge Raad beslist in de Leidraad-arresten.
Daarin heeft de Hoge Raad overwogen dat beleidsregels niet kunnen gelden als algemeen verbindende
voorschriften, omdat het bestuursorgaan dat die beleidsregels uitvaardigde, niet bevoegd is tot wetgeving.
Het bestuursorgaan is echter wel verplicht om zich aan zij eigen, openbaar gemaakte beleidsregels te
houden als het een beschikking vaststelt. Deze verplichting vloeit volgens de Hoge Raad voort uit het
vertrouwensbeginsel.
3. Handhaving in het bestuursrecht
Er zijn sancties die zonder tussenkomst van de rechter kunnen worden ingezet tegen een burger die zich
niet aan een beschikking houdt: bestuurlijke sancties.
Art. 5:1 Awb: overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Art. 5:2 Awb: herstelsancties en bestraffende sancties.
Een herstelsanctie is gericht op het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een
overtreding, op het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel op het wegnemen of beperken
van de gevolgen van een overtreding. Bij een bestraffende sanctie wordt beoogd aan de overtreder leed
toe te voegen.
- Last onder bestuursdwang
- Last onder dwangsom
- Bestuurlijke boete
a. last onder bestuursdwang
de last onder bestuursdwang is volgens art. 5:21 Awb een herstelsanctie met als inhoud een last tot een
geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding. Voor het geval de last vervolgens niet of niet tijdig wordt