TENTAMEN ORGANISATIEKUNDE 5-11-2020
Huisvestingsmanagement
1.4 Bedrijfseconomische impact van huisvesting:
Kosten, opbrengsten en toegevoegde waarde van
huisvesting komen direct of indirect tot uitdrukking
in de financiële prestaties.
Een belangrijke graadmeter voor de
winstgevendheid van een organisatie is de ratio
rentabiliteit totaal vermogen. Deze ratio relateert
het bedrijfsresultaat aan het totaal (gemiddeld)
geïnvesteerd vermogen.
De relaties tussen huisvesting en de belangrijkste
onderdelen van de winst-en-verliesrekening en de
balans kunnen worden weergegeven in een
DuPont-schema.
Huisvesting kan direct en indirect effect hebben op
de onbrengsten.
Direct:
Van opbrengsten bij huisvesting in de winst-en-verliesrekening is sprake bij verkoop van
vastgoed en bij verhuur van ruimte.
Indirect:
In hoeverre huisvesting bijdraagt aan de omzet, valt niet af te lezen uit de winst-en-
verliesrekening, maar kan wel substantieel zijn. Bijvoorbeeld de verhoging van
arbeidsproductiviteit en ondersteuning van marketingdoelen.
Huisvesting in relatie tot kosten zijn ook in directe en indirecte vorm te onderscheiden.
Direct:
Tot deze categorie behoren alle huur- en servicekosten, rente, aflossing en afschrijvingen.
Maar ook alle andere gebouw gebonden kosten, zoals energiekosten, schoonmaakkosten en
exploitatiekosten.
De optelsom geeft alle indirecte en directe huisvestingskosten of totale gebruikskosten
(Total Occupancy Costs).
Hoe groot het effect van veranderingen in de huisvestingskosten op de totale kosten is, is
sterk afhankelijk van de kostenstructuur van de organisatie. Voor een energiebedrijf vormen
de huisvestingskosten maar een klein deel van de bedrijfskosten.
Veel organisaties geven hun huisvestingskosten weer als percentage van hun omzet, zodat
duidelijk is in hoeverre ze zich die huisvesting kunnen permitteren (affordabilityratio).
, TENTAMEN ORGANISATIEKUNDE 5-11-2020
Indirect:
De indirecte effecten van huisvesting zijn minstens zo belangrijk als de directe effecten. Het
gaat bij het indirecte effect om de invloed die huisvesting heeft op de efficiency van het
primaire proces. Hierbij valt te denken aan het reduceren van het ziekteverzuim door het
binnenklimaat te verbeteren of het versnellen van de fysieke productie- en
distributieprocessen door de logistiek te optimaliseren.
Het effect van huisvesting op de vermogensstructuur van een organisatie is afhankelijk van
het vermogensbeslag of vastgoedratio. De vastgoedratio is de verhouding tussen de totale
boekwaarde van het vastgoed en de totale activa.
De grote bandbreedte kan worden toegeschreven aan een combinatie van twee factoren:
1. De eerste factor is de mate waarin ook andere activa nodig zijn voor
de bedrijfsvoering. Een hotel of een restaurant heeft bijvoorbeeld
naast het vastgoed relatief weinig bezittingen, terwijl een bank of
verzekeraar grote bedragen investeert in allerlei financiële assets.
2. De tweede factor is de verhouding tussen huur en eigendom.
Kantoorhoudende organisaties in de profitsector huren bijvoorbeeld
meestal, terwijl productiebedrijven vaak veel vastgoed in eigendom
hebben.
De beschikbaarheid voor het verlagen van schulden speelt vooral wanneer een organisatie
het financieel moeilijk heeft. Het afstoten van vastgoed maakt dan regelmatig deel uit van
een reddingsoperatie. Zo is bij een aantal bedrijven veel vastgoed verkocht en weer
teruggekocht (sale-and-lease-back) om de schuldenproblematiek te verlichten. Verkopen en
terughuren van vastgoed wordt de laatste aantal jaren veel gebruikt als strategie de
vermogensbalans van vastgoed te reduceren (balansverkorting).
Rentabiliteit:
De rentabiliteit meet de winstgevendheid van een bedrijf. De invloed van vastgoed op de
onderneming wordt groter naarmate het vastgoed een groter beslag legt op het totale
vermogen.
Solvabiliteit:
De verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen. Hoe beter de
solvabiliteit, hoe makkelijker een organisatie vreemd vermogen kan verwerven. In het
algemeen is het voor de solvabiliteit ongunstig om vastgoed op de balans te hebben indien
dit wordt gefinancierd met vreemd vermogen.
Liquiditeit:
De verhouding tussen het eigen vermogen en de kortlopende schulden. Financiering van
vastgoed met het eigen vermogen is hierbij ongunstig omdat vaste activa niet kunnen
worden aangewend om te voldoen aan kortlopende schulden.
Boekwaarde versus marktwaarde
, TENTAMEN ORGANISATIEKUNDE 5-11-2020
4.1 Strategisch sturen op huisvesting begint bij de vraag
Met een organisatiestrategie geeft een organisatie aan op welke manier en met welke
middelen zij haar doelen wil bereiken.
De huisvestingsstrategie geeft aan welke huisvesting nodig is om de organisatiestrategie
optimaal te ondersteunen.
Strategie is een samenhangend geheel van de visie, missie en doelen van de organisatie en
de gekozen strategische optie om die doelen te bereiken.
4.2 Organisatiegericht huisvesten
Organisatiegericht huisvesten is de continue afstemming van huisvesting, ICT en andere
faciliteiten op veranderingen in de strategie, structuur en bedrijfsprocessen van de
organisatie en daarmee samenhangende werkwijzen.
Organisatiegerichte huisvesting is de best passende oplossing vanuit de cultuur,
medewerkers, management, gewenst imago, bedrijfsvoering en beschikbaar budget van een
betreffende organisatie.
De huisvesting moet dus worden aangepast op de organisatiestrategie, de
organisatiestructuur en andere kenmerken van de organisatie, op de activiteiten en
mogelijke randvoorwaarden.
Organisatiegericht huisvesten is belangrijk voor alle soorten organisaties, commercieel of
non profit, publiek of privaat, en ongeacht de functie.
4.3 Interne organisatieanalyse met het 7S-model
Zeven organisatiekenmerken:
- Strategy: de route die de organisatie voor ogen heeft om nu en op (middel)lange
termijn haar doelen te bereiken.
- Structure: de organisatiestructuur, vaak gevisualiseerd in een organigram, een
schema dat laat zien hoe de organisatie qua onderdelen, functies en personen in
elkaar zit.
- Skills: de kennis, vaardigheden en competenties die nodig zijn om alle taken
adequaat uit te voeren.
- Shared values: gemeenschappelijke waarden en normen over bijvoorbeeld de
bedrijfsvoering en de producten, vaak samengevat als de organisatiecultuur.
- Systems: alle formele en informele regels en procedures die ervoor moeten zorgen
dat de organisatie goed draait, bijvoorbeeld een managementinformatiesysteem.
- Staff: de medewerkers, met als belangrijke karakeritstieken het aantal medewerkers,
FTE’s, functies, disciplines en kennis en vaardigheden.
- Style: de managementstijl of manier van leidinggeven. Bijvoorbeeld sturen op
aanwezigheid versus sturen op prestatieafspraken.
De invulling van de 7 S’en hangt samen met de missie, visie en doelstellingen van de
organisatie. De missie geeft aan waarom de organisatie bestaat, waarom zij doet wat ze doet