1914-1918: Eerste wereldoorlog
Nederland heeft WO1 niet direct meegemaakt maar gevolgen wel gevoeld door strijd tussen
België, Duitsland en Engeland.
Gevolg:
- Havens en koloniale producten geblokkeerd
- Gemobiliseerd leger
- Gebrek aan distributie uit België
- Vluchtelingen uit buurlanden
Extra-parlementair kabinet = Een regering buiten de politieke partijen om en voert een beleid
om ons land op koers te houden: distributie voor schaarse goederen en nieuwe grondwet
om tegemoet te komen aan de politieke en sociale onrust.
Nederland had in deze periode een noodregering die de grondwet van 1917 hebben
ingevoerd daarin stond:
- ‘De pacificatie’
- Algemeen kiesrecht voor mannen (later in 1919 kwam kiesrecht voor vrouwen)
- Invoer van huidige kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging
- Eind aan districtenstelsel
Pacificatie = Een maatschappelijke compromis waarmee een einde kwam aan de
schoolstrijd in Nederland. Het bijzonder onderwijs voortaan evenveel recht op financiële
steun van de overheid als het openbaar onderwijs. Daarnaast werd voor mannen ouder dan
23 jaar het algemeen kiesrecht ingevoerd.
- Voordeel: Samenwerking heeft voor heel veel stabiliteit gezorgd, politieke partijen
overleggen veel. Bij uiteindelijke regering wordt iedereen wel betrokken en krijgt
iedereen een beetje zijn zin.
- Nadeel: politiek wordt een beetje saai
Russische revolutie (1917) en november revoluties.
Gevolg:
- Nederland wordt bang voor revolutie
- Sociale partijen werden wakker geschud en kwamen in actie.
Sociale wetten en acties kwamen langzaam tot stand:
- Achturige werkdag
- Invaliditeits- en ouderdomswetten die uitging van een verplichte verzekering van alle
loontrekkenden.
- Sociale woningbouw werd aangepakt door overheid
Door sociale wetten en acties → volksgezondheid gaat omhoog → economie gaat
beter.
De jaren twintig.
- In VS bekend als ‘roaring twenties’
- Nieuwe technieken zoals auto’s, film en radio werd meer ontwikkeld
, - Beter gezondheidszorg en hygiëne → bevolking leeft langer
- Trend uit VS zoals jazz, muziek en film hebben invloed in Nederland
Oktober 1929: Beurskrach op Wall Street → wereldwijde crisis → Nederland wordt
ook zwaar getroffen.
Het fascisme begint in deze tijd langzaam op te komen door → ontevredenheid.
De grote depressie = Een lange periode van krimp in de economie en van grote
werkeloosheid. Periode 1930-1939.
- In Nederland hoogtepunt in in 1935 600.000 werkelozen. Van elke vier was er één
langer dan een jaar werkloos.
De regering besluit actie te ondernemen om werklozen steun te bieden.
- Niet teveel geld geven qua uitwerking anders werden mensen lui, dus alleen geld om
van te eten.
- Om misbruik te voorkomen moest je één of twee keer per dag een stempel halen, om
zo ervoor te zorgen dat je toch niet stiekem aan het werk was. (Was een
vernedering)
- Kon gedwongen worden om werkverschaffing te werken. (Amsterdamse Bos, sloten
en dijken maken)
Colijn was Minister-President van Nederland in jaren 30.
- Partij: ARP (Anti-Revolutionaire Partij, confessionele gereformeerde partij)
protestant.
- Kwam over als een daadkrachtig politicus.
- Politiek:
Aanpassingspolitiek = Bezuinigingen, Deflatie dus prijzen en lonen omlaag,
een sluitende begroting en vasthouden aan gouden standaard (de gulden
was gekoppeld aan de hoeveelheid goud wat wij hadden → devaluatie
hierdoor niet mogelijk)
Kenmerken van beleid van Colijn.
1. Hij wilde een sluitende begroting dus inkomsten en uitgaven gelijk aan elkaar.
- Bereikt door bezuinigingen op overheidsuitgaven.
- Veel ambtenaren werden ontslagen en salarissen werden verlaagd.
- Was nodig want er waren minder belastinginkomsten door armoede en
afnemende productie.
2. Hij wilde deflatie dus juist prijzen en lonen omlaag waardoor het prijspeil daalt en
grondstoffen goedkoop worden.
- Op die manier moest Nederland aantrekkelijk worden voor export waardoor
economie weer ging draaien.
3. Hij was tegen het ingrijpen van de overheid op de crisissituatie, er moest gewacht
worden op automatisch herstel.
- Uiteindelijk gedwongen ingegrepen want anders zouden hele sectoren
uitvallen.
4. Steunregeling voor werklozen ontwikkeld (70% van laatstverdiende loon ontvangen.)
- Maar dit werd na een paar maanden minder waardoor koopkracht daalde en
dit dus een slechte invloed had op economische situatie.
5. Vasthouden aan de gouden standaard: gulden werd niet gedevalueerd.
- Dit was gunstig voor beleggers maar ongunstig voor de economie.
, - 1936: Nederland devalueert toch → weer aansluiting op
wereldeconomie.
1935: SDAP komt met alternatief Plan van de Arbeid, en ook RKSP pleitte voor een actiever
beleid om koopkracht te laten stijgen en werkloosheid te minderen.
- 1939: SDAP mag eindelijk meeregeren van RKSP.
- Colijn was fel tegen de SDAP waardoor in juli 1939 een motie kwam en de
fractieleider naar huis werd gestuurd → einde tijdperk Colijn (1933-1939).
Kenmerk periode 1930-1940 opvallende sociale en politieke stabiliteit.
1931: De NSB (Nationaal Socialistische Beweging) verscheen in Nederland onder leiding
van Anton Mussert.
- 1935: behaalden 7,9% van de stemmen bij stem verkiezingen van 1935 wat nog
nooit een partij eerder had gedaan. Echter daalde het percentage in 1937 tot 4,2%.
- Voor Mussert was de rol als leider niet weggelegd.
Reden:
1. Veel Nederlanders zagen Colijn nog steeds als de man die het land van de
ondergang kon redden. Rechtlijnig christen en fel anticommunistisch,
beroepsmilitair geweest in Nederlands-Indië.
2. Door verzuiling lagen stemverhoudingen vrijwel al vast.
Verzuiling = De verdeling van een samenleving in groepen op levensbeschouwelijke of
sociaal- economische basis, waarbij de groepen in bepaalde mate van elkaar zijn
afgeschermd.
- De leiding had de desbetreffende kerk en/of politieke partij.
- Proces van verzuiling waar mensen zich dus steeds meer gingen afsluiten begon
rond de tweede helft van de 19e eeuw.
- Sterk kenmerk van Nederland in het interbellum op politiek-maatschappelijk gebied.
Zuil = Een verzameling van verenigingen, organisaties, scholen, vakbonden die met elkaar
dezelfde levensovertuiging hebben.
Vanaf eind jaren 70 nam verzet tegen liberale partij toe en dus groeide er onvrede over
achtergestelde positie van protestanten en katholieken.
- Vooral schoolstrijd was gevecht op gelijke plek in maatschappij te krijgen als de
liberalen.
Gevolg: De emancipatiestrijd van de orthodoxe protestanten, de katholieke en de socialisten
leidde bij elk van hen tot oprichting van een eigen zuil.
Gevolg: De liberale werd meer de neutrale zuil die veel minder omvattend was.
Kwesties:
1. Sociale kwestie
- Rol van overheid bij het helpen van arme mensen. Dus de krachten van de
economie gebruiken en ingrijpen.
2. Schoolstrijd
3. Kiesrechtkwestie
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper willemsjosephine. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.