Aantekeningen Arbeids-, Organisatie- &
Personeelspsychologie
College 1: (H1, H2)
Wat is AOP-psychologie;
- AOP-psychologie past psychologische principes, theorieën
en onderzoek toe op werk- en organisatiecontexten
- AOP-psychologen vind je bijvoorbeeld;
Als onderzoekers bij publieke of semipublieke
organisaties en private organisaties
Als docenten, coaches trainers die mensen opleiden in
het toepassen van AOP-gerelateerde kennis
Als consultants en bedrijfspsychologen die
wetenschappelijke kennis toepassen om problemen
op het werk op te lossen
Het scientist-practitioner model;
- Alle AOP-psychologen maken gebruik van het zogeheten Scientist-Practitioner Model:
Gebruiken van wetenschappelijke methoden en kennis in de AOP-praktijk ( in plaats van
het bouwen op zogenaamde best practices of ervaring)
Maar ook; gebruiken van praktijkervaringen en problemen om onderzoek te genereren
(in plaats van een zuiver theoretische benadering)
Wederzijdse beïnvloeding
AOP-psychologen vragen dus niet alleen maar ‘wat werkt er?’, maar ook ‘hoe werkt het’,
‘waarom werkt het?’ en ‘wanneer/voor wie
werkt het?’
De contingentiebenadering;
- De effectiviteit van personen, eigenschappen of
gedrag hangt meestal af van de situatie
- AOP-psychologen zoeken vaak naar variabelen
(contingentiefactoren, condities/voorwaarden,
moderatoren) die ervoor zorgen dat specifieke
eigenschappen en gedragingen meer of minder
effectief zijn
Close monitoring door leidinggevenden;
- Leidinggevenden die hun medewerkers de hele
tijd in de gaten houden
- Dit vermindert het gevoel van autonomie en zorgt
dat mensen zich gecontroleerd voelen
- Problematisch, want mensen hechten veel
waarde aan autonomie;
Zelfdeterminatietheorie; behoefte aan autonomie, competentie, verbondenheid
, Contingentiebenadering (geldt dit voor iedereen?) Mogelijke
moderator; de structuurbehoefte (Personal Need for Structure)
van medewerkers. Mensen met een sterke structuurbehoefte
vinden duidelijkheid misschien wel belangrijker dan vrijheid
Mediator; verklaart, waarom bestaat een relatie
Moderator; beïnvloedt, wanneer bestaat een relatie
College 2: (H1, H2)
Geschiedenis en toekomst;
- 1890: Cattel develops first Mental Test vanaf het begin
draaide het om adequaat meten en testen
- 1930: Elton Mayo publicizes the Hawtorne studies
belangrijke veranderingen in onze kijk op mensen en werk
- 1950: explosion of commercial tests sterke commerciële
belangen (met bijbehorend spanningsveld)
- 1963: Equal Pay Act passed sterke link met maatschappelijke
ontwikkelingen
Twee kernthema’s;
- Sterke link met adequaat meten en testen (betrouwbaarheid,
validiteit)
- Veranderende kijk op mensen en werk (wat is werk eigenlijk en hoe gaan we hier mee om)
Impliciete theorie; een theorie die je niet expliciet formuleert en waarvan je soms niet eens weet dat
je hem hebt
- Feitelijk een verzameling (onuitgesproken) assumpties over een deel van de werkelijkheid
- Ligt dichtbij onderwerpen als mindsets, lay theories en stereotypen
Impliciete theorieën mede bepalen wat je ziet en wat je doet. We moeten oppassen dat onze
impliciete theorieën niet leiden tot een bias (systematische vertekening in waarneming).
- Bias; een systematische meetfout
- Error; een niet-systematische meetfout
Wat is meten;
- Assigning numbers to characteristics of individuals or objects according to rules
- Suggestie is dat meten een objectief, exact proces is, met objectieve en exacte resultaten
,Wat en hoe meet je een goede meting;
- Je meet wat je wil meten
- Je met je meting kunt doen wat je er mee wilt doen
Validiteit;
- Constructvaliditeit
- Criteriumvaliditeit
- Concurrente validiteit
- Predictieve validiteit
Bij betrouwbaarheid gaat het feitelijk om consistentie en de afwezigheid van ruis.
Bij validiteit gaat het feitelijk om de houdbaarheid van je uitspraken en conclusies.
Cultuur; a system in which individuals share meanings and common ways of viewing events and
objects.
- Cultuur als collectieve impliciete theorie
- Vroegere AOP-psychologie sterk cultuurgebonden en cultuurblind
Cultuurgebonden; alles alleen met (meestal) Amerikaanse steekproeven onderzocht
Cultuurblind
Waarom denken over cultuur;
- Generaliseerbaarheid van theorieën en onderzoeksresultaten
Wat in de ene cultuur werkt, hoeft dat elders niet te doen
- Zonder cultuur een beperkte blik op de menselijke psychologie
Meer oog voor eigen assumpties en impliciete theorieën
Emische (cultuurspecifieke) fenomenen kunnen ook elders een rol spelen
- Inter- en cross-culturele contexten worden steeds gewoner en belangrijker
Het is lastig samen werken als je niet dezelfde impliciete theorieën gebruikt
Cultuurmodellen;
- Systematische kijk op cultuurverschillen; biedt ook handvaten voor (organisatie)praktijk
- Hofstede, Triandis; specifieke dimensies waarop culturen van elkaar verschillen
Hofstede’s cultuurmodel;
- Individualisme/collectivisme
- Machtsafstand
- Onzekerheidsvermijding (hoe ga je om met ambiguïteit, wat doe je in een situatie waarin je
niet weet wat je hoort te doen)
- Masculiniteit/feminiteit
- Lange termijn oriëntatie/korte termijn oriëntatie
- Toegeeflijkheid/terughoudendheid (indulgence)
De rol van cultuur;
- Directe vergelijking tussen culturen suggereert cultuur als hoofdeffect
- Veel cross-cultureel onderzoek kijkt ook naar cultuur als moderator
- Laten verschillende culturen andere effecten or relaties zijn
, Percepties van creativiteit in de VS en China; mensen in de VS hebben een vrij smalle
impliciete theorieën over creativiteit (het moet vernieuwend zijn). In China hebben ze
een bredere impliciete theorieën (creatieve ideeën zijn vernieuwend, ze passen binnen
tradities, je moet er samen mee aan de slag kunnen)
Onderhandelingsgedrag en -uitkomsten onder accountability (verantwoording afleggen
voor waarom jij iets hebt gedaan); collectivistische cultuur voorzichtiger
onderhandelen en minder effectief, gericht op relaties met anderen. Individualistische
cultuur harder onderhandelen.
Cultuur is niet alles;
- Cultuur is per definitie een collectief fenomeen
- Ook binnen culturen bestaan er natuurlijk enorme verschillen tussen mensen
- Cultureel bewustzijn is belangrijk, maar mensen zijn niet hun cultuur
- Cultureel bewustzijn moet niet ontaarden in stereotype denken
College 3: Individual differences and assessment (H3)
Persoonlijkheid heeft betrekking tot redelijk stabiele
individuele verschillen. Dit geldt ook voor intelligentie en
interesses.
Veel stabiele individuele verschilfactoren zijn genetisch
bepaald, en dus al op een vroege leeftijd zichtbaar.
Individuele verschillen en assessment;
Individuele verschillen model;
- Mensen hebben allerlei eigenschappen die relatief
stabiel zijn over langere tijd (e.g. persoonlijkheid, intelligentie, interesses)
- Mensen verschillen met betrekking tot die eigenschappen
- Zelfs na training blijven deze verschillen aanwezig
- Verschillende banen vragen om verschillende eigenschappen
- Deze eigenschappen kunnen worden gemeten
Individuele verschillen worden binnen AOP o.a. gemeten in het kader van;
- Personeelsselectie (job performance, OCB, CWB, welzzijn, burn-out, leiderschap)
- Persoonlijke ontwikkeling
- Beroepskeuze, P-E fit
Intelligentie; het geheel van cognitieve of verstandelijke vermogen dat nodig is om kennis te
verwerven en daar op een goede wijze gebruik van te maken, ten einde problemen op te lossen die
een vast omschreven doel en structuur hebben.
- Academische intelligentie
- Spearman; algemene intelligentiefactor waar specifieke aspecten van intelligentie deel van
uitmaken
G algemene intelligentie die verklaard wordt door andere, specifieke s-factoren
- Guilford; structure of intellect theory