Pedagogiek
Pedagogiek is opvoedkunde. Andere gangbare betekenissen zijn onderwijsleer en opvoeding.
De pedagogiek probeert op een systematische manier kennis te verwerven over de
ontwikkeling van een kind tot zijn volwassenheid.
Pedagogiek is een wetenschap, de uitvoerder daarvan is een pedagoog. Pedagogen
bestuderen de opvoeding en de ontwikkelingsfasen van een kind. Daarnaast kijken zij ook
naar de relatie van het kind met zijn omgeving, want dat heeft invloed op de ontwikkeling.
Er zijn diverse specialisaties in de pedagogiek, zoals orthopedagogiek en
onderwijspedagogiek. Ook zijn er takken van de pedagogiek die zich bezighouden met de
theorie of de historie.
PEDAGOGISCH WERK Basisboek Opvoeding en ontwikkeling
1. Werken met kinderen en jongeren
1.1 Werken als pedagogisch werker
Pedagogiek heet ook wel opvoedkunde en richt zich op de opvoeding en opvang van kinderen
en jongeren. Als pedagogisch werker kun je kinderen en jongeren een veilige omgeving
bieden die ze stimuleren om zich te ontwikkelen. In dit werk is het daarnaast belangrijk dat je
kinderen en jongeren zichzelf laat zijn door ze te zien als mensen met een eigen karakter. Je
komt te werken in organisaties waar je creatief en flexibel moet zijn. Tegelijk leer je hoe je
rust kunt uitstralen en jouw stabiliteit kunt gebruiken in onverwachte situaties.
Je kunt alle werkplekken van een pedagogisch werker opdelen in drie werkvelden;
kinderopvang, onderwijs en organisaties gericht op opvoedings- en
ontwikkelingsondersteuning.
- Kinderopvang
Ouders kunnen hun kinderen van 0 tot 12 jaar naar de kinderopvang sturen, waar de
opvoeding en verzorging deels voor ze wordt overgenomen zodat ze zelf aan het werk
kunnen. Hier worden kinderen gestimuleerd om zich te ontwikkelen en worden ze vanaf jongs
af aan al gevolgd in hun ontwikkeling. Op deze manier kunnen eventuele achterstanden al
vroeg in de ontwikkeling gesignaleerd worden. En soms kan de kinderopvang een aanleiding
zijn voor het extra ondersteuning bieden aan ouders bij het opvoeden van hun kind(eren).
Ook is het een mogelijkheid om vrouwen te stimuleren meer te gaan werken zodra ze één of
meer kinderen hebben, omdat ze dan hun kind bij de opvang kunnen brengen.
- Onderwijs
Kinderen zijn van 5 tot 16 jaar leerplichtig. In de leerplichtwet staat dat kinderen vanaf 5 jaar
verplicht zijn om naar school te gaan. Kinderen van 4 jaar oud mogen wel naar school, maar
zijn dus niet verplicht. De leerplicht duurt t/m het einde van het schooljaar waarin uw kind 16
jaar wordt. Wordt een kind 16 midden in een schooljaar, moet hij/zij dus nog wel het
schooljaar afmaken. Een schooljaar loopt van 1 augustus tot 31 juli. Als een kind minimaal 12
volledige schooljaren naar school is geweest, is de leerplicht ook afgelopen. Een groep
overslaan telt ook mee als schooljaar. Jongeren die na hun 16 e nog geen startkwalificatie
hebben, moeten tot hun 18e jaar onderwijs volgen. Een startkwalificatie is een diploma have,
vwo of mbo.
Op school leren kinderen kennis, vaardigheden en houdingen die belangrijk zijn om te kunnen
gaan werken en om zich in de samenleving te redden. Een school moet ervoor zorgen dat
leerlingen op een passend niveau en richting terecht komen. Het onderwijs moet er ook voor
zorgen dat mensen een plaats in de maatschappij kunnen bereiken zonder dat hun sociale
achtergrond meetelt.
- Organisaties gericht op opvoedings- en ontwikkelingsondersteuning
Kinderen en jongeren met een specifieke behoefte worden ondersteund door organisaties die
opvoedings- en ontwikkelingsondersteuning bieden. De behoefte van deze kinderen kan
gericht zijn op een achterstand in hun ontwikkeling bijvoorbeeld omdat ze een zintuiglijke,
lichamelijke of verstandelijke beperking hebben of omdat er een achterstand is ontstaan door
hun leef- en opvoedingssituatie. Kinderen en jongeren tot 18 jaar kunnen worden opgevangen
in een gezinshuis of een crisisopvang omdat er problemen zijn binnen hun gezin. Deze
problemen kunnen een negatief effect hebben op hun ontwikkeling. Ook kan het zijn dat hun
gedrag thuis niet te verbeteren is. Ze kunnen lichamelijke, geestelijke, sociale of
pedagogische problemen of stoornissen hebben. De organisaties waar deze jongeren worden
,ondersteund, richten zich op de opvoeding, begeleiding en behandeling van kinderen. Het
gaat erom dat kinderen hun leven weer kunnen oppakken en aan een toekomst kunnen
bouwen.
De kinderopvang en het onderwijs worden steeds vaker op één en dezelfde plek aangeboden.
Hierbij hebben de beide werkvelden dezelfde kijk op hoe kinderen en jongeren zich
ontwikkelen. Door deze twee werkvelden te combineren, kan er meer aandacht worden
besteed aan de ontwikkeling van de kinderen en jongeren. Het spelen en het leren worden
namelijk als een geheel gezien bekeken en een doorlopende ontwikkeling gezien. Deze
ontwikkeling houdt immers niet op als een leerling uit school is, maar gaat door in het spelen
tijdens de naschoolse opvang en bijvoorbeeld bij sportclubs.
Per werkveld verschilt het doel van je activiteiten. Bijvoorbeeld; als je op een kinderdagverblijf
werkt met baby’s, dan heb je andere doelen dan iemand die werkt op een dagbesteding voor
kinderen en jongeren met een beperking. Er wordt in ieder werkveld dus iets anders van je
gevraagd. Het voornaamste doel van een pedagogisch werker is ervoor zorgen dat de
kinderen zich optimaal ontwikkelen en dat je ze leert dat ze hun zelf kunnen en mogen zijn.
Zij, maar ook jij, hebben doorzettingsvermogen en enthousiasme nodig om hun talent te
ontdekken en te ontwikkelen. Iedereen is wel ergens goed in. Om talent bij kinderen verder te
laten ontwikkelen, moet je eerst ontdekken welk(e) talent(en) ze hebben. De volgende punten
zijn belangrijk om mee te nemen in je werk of stage;
- Talent is individueel, dus voor iedereen verschillend;
- Talent is niet allen voor hoogbegaafde kinderen en jongeren;
- Oefenen van een talent is noodzakelijk;
- Talentontwikkeling is niet alleen leuk, maar ook belangrijk voor het krijgen van
zelfvertrouwen en het ontwikkelen van een eigen ‘ik’;
- Ontwikkeling van talent vraagt professionele aandacht en structurele begeleiding;
- De rol van ouders en begeleiders is van groot belang.
1.2 Pedagogisch werkers in de praktijk
- Kinderdagverblijf
Jonge kinderen hebben geborgenheid en veiligheid nodig. Als pedagogisch werker op een
kinderdagverblijf probeer je hun gedrag te zien en te begrijpen. Je hebt een voorbeeldrol. Het
is dus belangrijk dat je de juiste dingen doet en zegt en dat je goed kijkt naar de kinderen wat
ze willen. Op een kinderen heb je ook het vier-ogen-beleid. Dit betekent dat je activiteiten
altijd uitvoert met een andere volwassene die altijd mee kan doen en mee kan luisteren.
Daardoor ben je je goed bewust van je eigen houding en goede omgang met de kinderen.
- Peuterspeelzaal
Kinderen vanaf twee jaar maken een enorme taalontwikkeling door. Als pedagogisch werken
ben je op de peuterspeelzaal als begeleider hun voorbeeld en ontdek je samen de taal.
Binnen een veilige, gestructureerde omgeving durven ze nieuwe stapjes te zetten. Je geeft
grenzen aan.
- Basisschool
Kinderen op school leren veel en staan daardoor enigszins onder druk. Als je op een
basisschool komt te werken als onderwijsassistent is het daarom ook belangrijk dat jij zorgt
voor rust en begrip binnen de groep. Naast het werken met de gehele klas is er ook
begeleiding in groepjes of individuele begeleiding nodig. Dat is een belangrijke taak van de
onderwijsassistent.
- Buitenschoolse opvang
Kinderen in een buitenschoolse opvang vragen om een andere soort inspanning dan dat er op
school van ze gevraagd wordt. De kinderen vinden het fijn dat jij als pedagogisch werken
luistert naar hun verhaal zodra ze bij je in de buitenschoolse opvang komen. Daarna is er
ruimte voor actie. Ze hebben vaak zin om iets anders te doen dan dat ze thuis zouden doen.
Het is aan jou om een leuke activiteit voor ze te bedenken. Daarom is het belangrijk om goed
te kunnen plannen en organiseren en dat je kinderen kunt motiveren om mee te doen met
een activiteit.
- Speciaal onderwijs
Bij kinderen in het speciaal onderwijs is ontwikkeling niet vanzelfsprekend. Als pedagogisch
werker zoek je een manier zodat ze zich toch verder ontwikkelen. Je moet geduldig genoeg
zijn om ze alles aan te kunnen leren. Alleen dan kan je goed aansluiten bij hun behoeften en
wensen. Ook is het belangrijk dat je communiceert met de ouders over wat de kinderen
leren/hebben geleerd. De kinderen kunnen dit niet altijd zelf vertellen.
, - Voortgezet onderwijs
Leerlingen in het voortgezet onderwijs zijn erg gesteld op zelfstandigheid. Het is aan jou als
onderwijsassistent om ervoor te zorgen dat er interessante projecten, materialen en ruimtes
zijn zodat de kinderen zo goed mogelijk (zelfstandig) kunnen werken. Ook moet je flexibel
zijn, omdat jongeren graag initiatieven nemen. Ze vragen je dus niet alleen om de leiding te
nemen, maar ook om ruimte te geven voor eigen inbreng.
- Opvoedings- en ontwikkelingsondersteuning
Als pedagogisch werken in organisaties gericht op opvoedings- en
ontwikkelingsondersteuning werk je vaak met een behandelplan. Daarmee probeer je
kinderen of jongeren de stimuleren in hun ontwikkeling. Ook zorg je ervoor zat de zelfstandig
kunnen leven. Daarvoor maak en organiseer je activiteiten voor ze. Je geeft hulp per individu
en per groep en kunt snel inspelen op de veranderende ondersteuningsbehoeften van een
kind of van een groep. Het is belangrijk dat de kinderen zich thuis voelen. Jij creëert een
huiselijke sfeer en je zorgt voor een goede en veilige leeromgeving. Je hebt niet alleen contact
met de kinderen, maar ook met de ouders. De begeleiding en ondersteuning van de ouders is
belangrijk. De bespreekt de moeilijkheden en mogelijkheden met ze bij de opvoeding van hun
kinderen. Bij de werkzaamheden zul je ook meedoen met het teamoverleg en stem je af met
je collega’s, het zorgteam en andere externe instanties.
1.3 Belangrijke vaardigheden
- Veiligheid bieden
Als pedagogisch werker/onderwijsassistent heb jij de taak om de kinderen een veilig
gevoel te geven. Ze ontwikkelen zich het beste als ze zich veilig voelen bij hun
begeleiders en in hun (leer)omgeving.
- Mens- en resultaatgericht zijn
Je bent betrokken en let erop dat je relatie met kinderen en ouders goed is. Je bent
sociaal, maar tegelijk werk je resultaatgericht en kun je dus ook moeilijke onderwerpen
bespreekbaar maken. Het is belangrijk dat ze leren te communiceren en eventuele
problemen zelf op te lossen.
- Een voorbeeldfunctie hebben
Kinderen leren van ouders en begeleiders. Wat jij doet, nemen zij over. Je leert je te
gedragen als een voorbeeld en gebruikt jouw voorbeeldfunctie om kinderen uit te
dagen om zichzelf te ontwikkelen.
- De ontwikkeling stimuleren
Kinderen en jongeren hebben af en toe een zetje in de goede richting nodig. Het is aan
jou om te zien waar ze tegenaan lopen en dat je weet wat ze nodig hebben om verder
te komen.
- Je flexibel opstellen
Als begeleider heb je verschillende taken. Soms heb je het ene uur een totaal andere
taak dan het andere uur. Je moet dus snel kunnen schakelen tussen verschillende
situaties.
- Handelend optreden
Veel van jouw taken hebben te maken met handelingen uitvoeren. Jij bent er om in te
schatten wat een groep nodig heeft in een situatie en voert dat uit.
2. Het lichaam ontwikkelt
2.1 Ontwikkeling op een rij
Ontwikkelen is het groeien naar volwassenheid. Dat betekent niet alleen dat een baby
lichamelijk groeit tot een volwassen iemand, maar ook dat een kind nieuwe dingen leert.
Ontwikkelen is ook het onthouden van informatie zodat het kind een opdracht kan oplossen.
Iedereen neemt op zijn eigen manier stappen in zijn ontwikkeling. Het wordt daarbij geholpen
door zijn omgeving, bijvoorbeeld door de ouders, opa’s en oma’s, pedagogisch werkers, juffen
Baby 0-1 jaar en meesters of vriendjes en
vriendinnetjes.
Dreumes 1-2 jaar
Ontwikkeling kun je globaal per leeftijd
Peuter 2-4 jaar
indelen;
Kleuter 4-6 jaar
Jong basisschoolkind 6-9 jaar
Ouder basisschoolkind 9-12 jaar
Puber 12-15 jaar
Adolescent 15-18 jaar
Jongvolwassene 18-21 jaar
, Dit hoofdstuk gaat over de lichamelijke groei, motorische ontwikkeling en seksuele
ontwikkeling van baby tot volwassene
2.2 Groeien
0-1 jaar
Na de geboorte blijft een baby vaak nog in de foetushouding liggen. Volwassenen slapen ook
nog wel in deze houding. Het voorkomt verlies van warmte en het is een vertrouwde houding.
Het gewicht van de baby is makkelijker te bepalen. Het eerste levensjaar kun je aan het
gewicht zien of de baby goed groeit. Zie de tabel hieronder.
Tabel 1 Gewicht van een baby in het eerste jaar
Geboorte Ongeveer 3500 gram
6 maanden Tweemaal het geboortegewicht, ongeveer
7000 gram
1 jaar Driemaal het geboortegewicht, ongeveer
Een voorbeeld
10500 gram
van de
kwetsbaarheid van een baby zijn de fontanellen, de twee zachte plekken die je voelt op het
hoofd van een baby. Het zijn eigenlijk een soort kiertjes in de schedel. Een van de redenen
dat de fontanellen zo zacht en soepel zijn, heeft te maken met de bevalling. Door de
fontanellen kunnen de twee delen van de schedel tijdens de bevalling makkelijker over elkaar
heen schuiven waardoor het hoofdje van de baby beter door het geboortekanaal van de
moeder past. De kleine fontanel op het achterhoofd groeit meestal weer dicht als een baby
twee maanden oud is. De grote fontanel groeit langzamer dicht. Dat duurt tot het kind tussen
de zes maanden en 3 jaar oud is. Een tweede reden waarom de fontanellen zo zacht zijn, is
omdat de hersenen groeien na de geboorte. De schedel is door de fontanellen flexibel en dat
geeft ruimte aan de fontanellen om te groeien.
Lichaamsverhoudingen van baby’s zijn anders dan die van volwassenen. Het hoofd van de
baby is groot in verhouding tot de rest van het lichaam. De armen en benen zijn korter in
verhouding tot die van een volwassene.
Het gebit groeit ook vanaf de geboorte. Na 6 maanden krijgt een baby het eerste tandje
(meestal voortand van ondergebit). Baby’s hebben last van doorbraakpijn. Ze kwijlen, hebben
rode wangen en hebben soms zelfs verhoging of koorts. De tand moet door het tandvlees
dringen, wat een soort wondje vormt. De laatste tanden van het melkgebit komen door als
een baby een peuter is geworden
Baby’s hebben veel babyvet. (Ronde wangen, dikke armen en benen en een bolle rug.)
Babyvet is goed voor een baby, het is een reservevoorraad energie voor een snelgroeiende
baby. Het houdt de baby ook warm omdat de vetlaag voor extra isolatie zorgt.
1 tot 2 jaar
Na het eerste levensjaar is de snelle groei er een beetje uit. Als dreumes groeit het kind nog
ongeveer 12 centimeter en komt nog 3 kilo aan. Dit komt omdat het kind minder gaat eten.
Het groeit minder hard dan in zijn eerste levensjaar en heeft minder voedsel nodig.
Een dreumes verandert door de groei van het lichaam vooral in verhouding. Een dreumes kan
al zitten, tijgeren en lopen. Als je zo beweeglijk bent is het fijn als je lichaam in meer in
verhouding is.
2 tot 4 jaar
De meeste peuters zijn nog mollig. Peuters groeien vooral in de breedte dan in de lengte. Ze
vinden veel uitdagingen in lopen, rennen en klimmen en klauteren waardoor ze sterker
worden en hun spieren zich ontwikkelen. Het babyvet verdwijnt.