Psychiatrie een inleiding, 9e editie.
Hoofdstukken 1, 2, 3, 11 en 12.
Hoofdstuk 1; introductie.
1.1; wat is afwijkend gedrag?:
Psychopathologie: het deelgebied van de psychiatrie en de klinische psychologie dat zich
bezighoudt met diverse vormen van afwijkende emoties, gedachten en gedrag, de oorzaken daarvan
en de behandelmogelijkheden. Het is een terrein in de wetenschap dat gemengde gevoelens
oproept.
Psycholoog: iemand die de universitaire studie psychologie heeft voltooid.
GZ-psycholoog: psycholoog die na zijn studie een aanvullende opleiding heeft gevolgd en in het BIG-
register is ingeschreven. Een GZ-psycholoog is bevoegd tot het diagnosticeren en behandelen van
psychische stoornissen. GZ is een afkorting van ‘gezondheidszorg’.
Psychotherapeut: iemand die na de studie psychologie of geneeskunde een vervolgopleiding heeft
gedaan, waardoor hij bevoegd is tot het geven van psychotherapeutische behandelingen. Hij moet
overigens in het BIG-register (beroepen in de individuele gezondheidszorg) staan ingeschreven.
Psychiater: iemand die na de studie geneeskunde een vervolgopleiding heeft gedaan waarin hij of zij
zich heeft gespecialiseerd in het diagnosticeren en behandelen van patiënten met psychische
stoornissen. Een psychiater mag, in tegenstelling tot een psycholoog, medicatie voorschrijven.
Psychische stoornis: het geheel van afwijkende emoties, gedachten of gedragspatronen dat wordt
gekenmerkt door onder andere een storing in het functioneren en (persoonlijk) lijden.
Symptomen: specifieke kenmerken of eigenschappen die passen bij een bepaalde psychische
stoornis.
Diagnostisch criterium: bepaalde verschijnselen of symptomen moeten voldoen aan bepaalde
voorwaarden, voordat ze als afwijkend worden beschouwd of passend bij een bepaalde stoornis.
Bijvoorbeeld: een patiënt die stemmen hoort (auditieve hallucinaties) moet dit minstens een maand
hebben voordat men het als passend bij de diagnose ‘schizofrenie’ beschouwt.
Wat ‘normaal’ en wat ‘abnormaal’, ‘afwijkend’ of ‘gestoord’ mag heten, hangt voor een groot deel af
van de tijd, de plaats en de persoon, ofwel van de sociaal-culturele omgeving.
1.2; hoe noemen en definiëren we afwijkend gedrag?:
De termen mentale/psychiatrische stoornis/ziekte komen namelijk uit het zogenaamde medisch
model en volgens deze zienswijze is afwijkend gedrag een gevolg van een veelal biologische oorzaak
of ziekte. Het medisch model is een belangrijk perspectief om afwijkend gedrag te begrijpen, maar en
zijn meer en net zo belangrijke visies. De term psychiatrische stoornis doet dan ook meer recht aan
een bredere kijk op afwijkend gedrag, waarin naast biologische en genetische aspecten ook
psychologische en sociaal-culturele invloeden aandacht krijgen.
Deskundigen op het gebied van de geestelijke gezondheid gebruiken verschillende criteria om te
boordelen of emoties, gedachten en gedrag afwijkend zijn. Hieronder volgt een overzicht van de
meest gebruikte criteria:
- Uitzonderlijk: uitzonderlijk gedrag krijgt vaak het etiket ‘afwijkend’ of ‘abnormaal’. Slechts
weinig mensen beweren dat ze dingen zien of horen die er in werkelijkheid niet zijn. ‘Dingen
die er niet zijn’ en ‘dingen horen die er niet zijn’ wordt in onze westerse cultuur bijna als
afwijkend beschouwd, met uitzondering misschien van bepaalde religieuze erveringen. In
andere, vaak niet-westerse, culturen beschouwt men ‘stemmen horen’ en ander vormen van
hallucinatie onder bepaalde omstandigheden echter niet als uitzonderlijk. Uitzonderlijkheid
op zichzelf is dus niet voldoende om gedrag afwijkend te noemen. Toch is het een maatstaaf
die vaak gebruikt wordt bij de beoordeling van abnormaliteit.
, - Sociaal afwijkend: alle samenlevingen hebben normen (maatstaven) die bepalen welke
vormen van gedrag acceptabel zijn in een bepaalde context. Gedrag dat mensen in de ene
cultuur normaal vinden, kan door mensen in een andere cultuur als afwijkend worden
aangemerkt. Normen ontwikkelen zich, kortom, uit de gewoonten en opvattingen van een
specifieke cultuur. Het zijn dus relatieve maatstaven en geen universele waarheden. Als
behandelaars zich afvragen of gedrag normaal of afwijkend is, moeten ze dus rekening
houden met culturele verschillen. Als de beslissing over normaal of afwijkend wordt
gebaseerd op sociale normen, kan de neiging ontstaan om mensen die niet voldoen aan die
sociale norm als geestelijk gestoord te bestempelen. Het is dan verleidelijk om gedrag dat in
onze ogen afwijkend is, ´ziek´ te noemen, in plaats van te accepteren dat het gedrag op
zichzelf normaal kan zijn, zelfs als we ons er beledigd of verward door voelen.
- Foute perceptie of interpretatie van de realiteit: normaal gesproken vormen onze zintuigen
en cognitieve processen een accurate mentale representatie van onze omgeving. Als iemand
dingen ziet of stemmen hoort die er in werkelijkheid niet zijn, zeggen we dat hij hallucineert.
Dat wordt in onze cultuur gewoonlijk opgevat als teken van een onderliggende psychische
stoornis.
- Aanzienlijk emotioneel lijden van de persoon: persoonlijk lijden als gevolg van
problematische emoties als angst en depressie kan afwijkend zijn. Soms zijn angst en
depressie echter hele normale reacties op een situatie, bijvoorbeeld wanneer je werkelijk
wordt bedreigd of als je mensen of dingen kwijtraakt die je dierbaar zijn. In dat geval zou de
afwezigheid van een emotionele reactie juist als afwijkend worden aangemerkt.
- Ongepast of contraproductief gedrag: gedrag dat geen bevrediging, maar onprettige
gevoelens oproept, vinden we over het algemeen afwijkend. Gedrag dat ons beperkt in ons
vermogen om bepaalde rollen te vervullen of dat ons ervan weerhoudt om ons aan onze
omgeving aan te passen, kan ook als afwijkend worden opgevat.
- Gevaar: gedrag dat gevaar oplevert voor de betrokkene zelf of voor anderen noemen we
gewoonlijk afwijkend. Ook hier is de sociale context van groot belang.
Afwijkend gedrag kan dus op verschillende manieren worden gedefinieerd. Afhankelijk van de
situatie wegen sommige criteria zwaarder dan andere, maar in de meeste gevallen gebruiken
deskundigen een combinatie van de genoemde criteria. Gedrag herkennen en etiketteren of labelen
als afwijkend is iets anders dan het begrijpen en verklaren van dat gedrag. Sommige visies die gericht
zijn op het begrijpen en verklaren van afwijkend gedrag berusten op bijgeloof, andere benaderingen
beroepen zich op religieuze verklaringen.
Sommige moderne benaderingen verklaren afwijkend gedrag vanuit biologisch perspectief, andere
meer vanuit sociologisch of psychologisch perspectief. Filosofen, artsen, natuurwetenschappers en
psychologen kijken allemaal vanuit verschillende invalshoeken of perspectieven naar afwijkend
gedrag. Bij de diverse invalshoeken en modellen die in dit boek aan de orde komen, zijn de volgende
vragen erg belangrijk:
- Wat wordt als afwijkend gedrag beschouwd en welke karakteristieken heeft dit gedrag?
- Welke oorzaken worden onderscheiden voor het afwijkende gedrag?
- Hoe wordt omgegaan met een persoon die afwijkend gedrag vertoont en hoe wordt hij
behandeld?
- Draagt de cultuur waarin de persoon leeft bij aan het afwijkende gedrag? En zo ja, hoe?
Concepten van gezondheid en ziekte kunnen in verschillende culturen een andere inhoud en
betekenis hebben. Abnormale gedragspatronen kunnen zich in verschillende culturen ook op
verschillende wijzen uiten. Neem bijvoorbeeld angst. Westerlingen ervaren angst vaak in de vorm
van bezorgdheid over het niet kunnen betalen van de hypotheek of het mogelijke verlies van een
baan. In een aantal Afrikaanse culturen neemt angst echter vaak de vorm aan van vrees dat men zich
niet kan voortplanten. Deze angst uit zich vervolgens in dromen en klachten over hekserij.
,Zelfs de woorden waarmee we psychische stoornissen beschrijven, woorden als depressie of
geestelijke gezondheid, hebben in verschillende culturen een andere betekenis, of er bestaat
helemaal geen woord voor. Dat betekent niet dat depressie in deze culturen niet bestaat. Het wil
alleen zeggen dat we erachter moeten zien te komen hoe mensen in andere culturen met emoties
omgaan en hoe ze deze ervaren.
Uit verschillen blijkt hoe belangrijk het is dat we uitzoeken of onze opvattingen over afwijkend
gedrag en emoties wel geldig zijn, voordat we ze in andere culturen toepassen. Omgekeerd is ook
vast wel te stellen dat ziekteverschijnselen ondanks culturele verschillen soms wel overeenkomen,
bijvoorbeeld bij schizofrenie.
In onze maatschappij en tijd spelen invloeden van cultuur, etniciteit en religie op de geestelijke
gezondheid ook een actuele rol. Dit komt mede door de immigratie die de laatste decennia heeft
plaatsgevonden.
1.3; Historische visies op afwijkend gedrag:
In de hele geschiedenis van de (westerse) cultuur zijn concepten van afwijkend gedrag bepaald door
het overheersende wereldbeeld van die tijd. Honderden jaren lang overheerste het geloof in
bovennatuurlijke krachten, demonen of boze geesten waardoor mensen gestraft of bezeten werden.
In veel samenlevingen bestaat een dergelijk geloof nog steeds, en de gedachte dat ziekte een straf is
van god, is zeker nog wijdverbreid in de wereld aanwezig. In de laatste eeuwen is het overheersende,
maar absoluut niet universele, wereldbeeld langzaam verschoven naar geloof in wetenschap en rede.
In onze cultuur is de visie op afwijkend gedrag dat dit het product is van biologische en psychosociale
factoren.
Hippocrates (ca. 460-366 v.Chr.), de beroemde arts uit de gouden eeuw van Griekenland, tartte het
overheersende geloof van zijn tijd door te stellen dat ziekten van lichaam en geest het gevolg waren
van natuurlijke oorzaken, en niet van bezetenheid door bovennatuurlijke geesten. Hij stelde dat de
gezondheid van het lichaam en de geest wordt bepaald door een evenwicht in de humores, of
lichaamssappen: slijm, zwarte gal, bloed en gele gal. Een verstoring van het evenwicht tussen de
humores, zo meende hij, was verantwoordelijk voor afwijkend gedrag.
Een lethargisch of traag persoon zou een overvloed aan slijm (flegma) hebben, vandaar het woord
flegmatiek. Een overschot aan zwarte gal zou de oorzaak zijn van depressie, oftewel melancholie.
Een overvloed aan bloed leidde tot een sanguinische dispositie: vrolijk, zelfverzekerd en
optimistisch. Een overvloed aan gele gal maakte mensen korzelig en cholerisch, met andere
woorden: driftig.
Humores: term van Hippocrates voor de essentiële lichaamssappen (slijm, zwarte gal, bloed en gele
gal.
Hippocrates classificeerde abnormale gedragspatronen aan de hand van drie hoofdcategorieën, die
nog steeds herkenbaar zijn: melancholie is de categorie van de buitensporige depressie, manie
verwijst naar uitzonderlijke opwinding en bezetenheid omvat het bizarre gedrag dat we
tegenwoordig aanduiden met schizofrenie.
Rond het jaar 1600 werden overal in Europa krankzinnigengestichten of ‘gekkenhuizen’ gebouwd. In
de gestichten woonden zowel bedelaars als geestelijk gestoorden en de levensomstandigheden
waren er erbarmelijk. De bewoners werden vastgeketend aan hun bedden en lagen in hun eigen vuil,
of ze zwierven zonder enig toezicht over het terrein.
, Wat de behandeling van psychiatrische patiënten betreft, begint het moderne tijdperk rond 1800,
met de inspanningen van de Franse artsen Jean-Baptiste Pussin en Philippe Pinel. In hun ogen waren
mensen die afwijkend gedrag vertoonden gewoon ziek, en daarom hadden ze recht op een
menselijke bejegening. Deze visie was in die tijd niet populair; men beschouwde geestelijk
gestoorden als een bedreiging voor de samenleving en niet als patiënten die behoefte hadden aan
behandeling. Vanuit de inspanningen van artsen als Pussin en Pinel ontstond een behandelfilosofie
die morele therapie werd genoemd. De filosofie was gebaseerd op het idee dat patiënten door een
menselijke bejegening en een verblijf in een ontspannen en respectvolle omgeving weer normaal
zouden gaan functioneren.
In Nederland betekende Prof. Dr. J.C.L. Schroeder van der Kolk (1797-1862) veel voor de
ontwikkeling van de psychiatrische behandeling en verpleging. Aanvankelijk maakte hij furore in de
algemene geneeskunde op het gebied van anatomie en ziekteleer, maar al snel wijdde hij zich
volledig aan de psychiatrische gezondheidszorg. In 1841 besloot de overheid op grond van het
Utrechtse model tot het ontwerpen van een wet waarin kwaliteitseisen werden gesteld aan de
behandeling en verpleging van psychiatrische patiënten (de eerste Nederlandse Krankzinnigenwet).
In de tweede helft van de negentiende eeuw raakte het idee dat afwijkend gedrag succesvol kon
worden behandeld of genezen met behulp van morele therapie, langzaam maar zeker in ongenade.
Er volgde een periode van apathie, waarin alle deskundigen opnieuw meenden dat afwijkend gedrag
ongeneeslijk was. dwangbuizen, handboeien, bedden met tralies, riemen en andere middelen
werden ingezet om opgewonden of gewelddadige patiënten in bedwang te houden.
In de twintigste eeuw is er echter veel veranderd in de wijze waarop (in de westerse werelden) met
patiënten wordt omgegaan. Tot ruim na de Tweede Wereldoorlog vond de behandeling van
patiënten met ernstige psychische stoornissen veelal plaats in psychiatrische ziekenhuizen die
meestal ver van de bewoonde wereld in de natuur lagen, op mooie terreinen, in een rustige en
gezonde omgeving. Enerzijds natuurlijk een prima gedachte, maar anderzijds werden patiënten op
deze manier ‘weggestopt’ en had de gewone burger er geen last van.
In het midden van de jaren vijftig begon een nieuwe wind te waaien. Deze werd veroorzaakt door
nieuwe maatschappelijke opvattingen, maar ook doordat er meer mogelijkheden kwamen voor het
behandelen van patiënten. Met name toevallige medicinale ontdekkingen en de introductie van
nieuwe, effectieve medicijnen (antipsychotica, antidepressiva) en van nieuwe therapeutische
behandelingen leidden ertoe dat ‘ongeneeslijke’ patiënten in de gewone maatschappij konden
functioneren. Sociaal gerichte psychiatrische principes kwamen steeds meer op de voorgrond te
staan. Men ging naar de patiënt toe, in plaats van te verwachten dat deze naar de behandelaar
kwam.
Dit alles ging niet zonder slag of stoot. De discussie tussen voor- en tegenstanders van deze nieuwe
visie bereikte een hoogtepunt in de antipsychiatriebeweging in de jaren zeventig. Deze beweging
ging ervan uit dat psychische stoornissen überhaupt niet bestaan, maar een product of gevolg zijn
van de (kapitalistische) maatschappij. Patiënten moesten helemaal niet behandeld worden, maar
zeker niet in ziekenhuizen.
Eind twintigste en begin eenentwintigste eeuw werd het uitgangspunt bij de behandeling van
mensen met psychische stoornissen dat patiënten niet worden opgenomen, tenzij er werkelijk geen
alternatief is. Door nieuwe behandelvormen is het ook mogelijk om de patiënten zo veel mogelijk
ambulant te behandelen.
In de juridische positie van de patiënt is ook veel veranderd. Zo is in Nederland de Wet bijzondere
opneming in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz).