Aardrijkskunde h1 par 1,2,3,4,5,7,8
Par. 1; het wereldvoedselvraagstuk
Wereldwijde voedselproductie erg toegenomen. Belangrijke factoren hiervoor:
schaalvergroting, mechanisering, irrigatie, bestrijdingsmiddelen, antibiotica etc.
toename productiviteit (per persoon, per hectare, per dier) in landbouw en
veeteelt. Volgens Food and Agriculture Organization of the United Nations
(FAO) is er voedselzekerheid als iedereen op elk moment fysiek/economisch
toegang tot voldoende voedsel (genoeg energie, voedingsstoffen, veilig,
culturele voorkeur). Voedselvoorraden moeten groot genoeg zijn en stabiel om
tekorten te voorkomen. Toch 10tallen miljoenen mensen geen voldoende
toegang tot voedsel, zelfs in het centrum van Nederland.
Voldoende voedsel als: genoeg energie levert, voldoende voedingsstoffen,
veilig (voedselveiligheid), aansluiten culture voorkeuren.
1 op negen mensen in de wereld te weinig energie =kwantitatieve
honger/ondervoeding. Directe en indirecte oorzaken: ziekte, groei- en
ontwikkelingsachterstanden, lagere lonen, doodsoorzaak.
voedsel te weinig voedingsstoffen = kwalitatieve honger/ondervoeding.
(bvb. ijzer/jodiumtekort).
wereldvoedselvraagstuk nog lang niet opgelost. Ook bevolkingsgroei, dus meer
monden te vullen.
Par 2; De economische wereldorde
In koloniale tijd gebruikten de Europese hun koloniën voornamelijk als
wingewest voor grondstoffen en agrarische producten inheemse bevolking
werd verdreven naar slechtere landbouwgrond. Vanaf industriële revolutie,
koloniën vooral voor industrieproducten die in westen werd gemaakt
internationale taakverdeling. Koloniale verleden diepe sporen nagelaten in
voedselproductie in perifere landen. Op plantages vooral exportgeoriënteerde
landbouw. =gericht op export, schaadt de binnenlandse productie.
Door economische globalisering in wereld enorme transportstromen van
handelsgewassen; voedselgewassen, landbouwproducten; genotmiddelen.
Doordat de vervoerskosten voortaan verwaarloosbaar zijn landen beter
gebruikmaken van hun comparatieve voordelen =omstandigheden die ervoor
zorgen dat een land vergeleken met andere landen bepaalde producten beter
en goedkoper kan produceren. Door comparatieve voordelen benutten
ontstaan regionale specialisatie en Geglobaliseerde landbouw Landen in
periferie die afhankelijk zijn van landbouw weinig kapitaal opbouwen.
Omdat veel landen hun binnenlandse markten willen beschermen, hanteren zij
een handelspolitiek die gebaseerd is op protectionisme. Hiervoor worden
vooral importheffingen en landbouwsubsidies ingezet. De subsidies hebben in
, centrumlanden geleid tot overproductie. Regelmatig is er sprake van dumping
van voedsel op de wereldmarkt.
Par 3; een verdelingsvraagstuk
Kernprobleem minder voedselproductie in periferie is armoede. Groot deel van
plattelandsbevolking in periferie voor voedselvoorziening afhankelijk van
traditionele landbouw lage, onzekere opbrengst. Gebrek kleine boeren aan
kennis en middelen nauwelijks overschotten en reserves. Ander probleem:
koolhydratenproductie ruim 2x zo groot als nodig, maar net voldoende eiwitten
en vetten uitgebalanceerd dieet.
Rijken eten niet alleen méér, maar ook teveel overgewicht. 40% van de
volwassen is te zwaar. 600 miljoen hebben obesitas. Wie overgewicht heeft,
loopt meer kans op ziekten, zoals hart-, vaat- en suikerziekten en kanker. Er
sterven jaarlijks meer mensen aan overvoeding dan aan voedselgebrek.
Ruim 1/5 van voedsel dat geproduceerd wordt, gaat verloren of wordt verspild.
Deel verlies tijdens groeiseizoen en oogst. In perifere landen ook veel
voedselverlies doordat de transport- en opslagmogelijkheden gebrekkig zijn.
In centrumlanden is er veel verspilling aan de consumptiezijde, want zeer hoge
cosmetische eisen (bvb bruin vlekje op een appel). Voedsel dat niet aan deze
eisen voldoet, kan voor een deel gebruikt worden in voedselverwerkende
industrie, maar rest wordt vernietigd. In supermarkten ook deel niet verkocht
en van het verkochte ook 20% bij afval.
Voedselgewassen hebben te maken met een sterkte concurrentie om de
ruimte: een groot deel van het beschikbare landbouwareaal wordt niet
gebruikt om voedselgewassen voor menselijke consumptie te verbouwen. Veel
gewassen worden gebruikt als veevoer of biobrandstof. Ook de productie van
genotmiddelen gaat ten koste van de voedselproductie. Regelmatig is er sprake
van verdringing: kleine boeren moeten wijken voor de aanleg van plantages. In
veel landen in de (semi)periferie zijn de grondbezitverhoudingen zeer scheef.
Door de toegenomen vraag naar goedkope landbouwgrond vindt bovendien
landgrabbing plaatst ten behoeve van grootschalige commerciële landbouw.
Par 4; de draagkracht voorbij.
De vraag naar voedsel neemt wereldwijd toe. Naast de bevolkingsgroei en de
welvaartsstijgingen is ook het veranderende voedingspatroon een belangrijke
oorzaak van de stijgende vraag, doordat gem. koopkracht toeneemt steeds
meer mensen regelmatig vlees eten mondiaal toename ecologische
voetafdruk voor voedsel (landopp. dat nodig is voor voedselproductie).
Probleem draagkracht van de aarde is beperkt. ontstaan negatieve
effecten voor biodiversiteit of bestaansmogelijkheden van de mens wordt de
draagkracht overschreden. Op veel plekken al het geval.