2021
Samenvatting
Grondslagen
vermogensrecht
HOOFDSTUK 1,2,3,4,5,7,9,10
,Hoofdstuk 1: Enige grondbeginselen
1.1 Rechtsregels
Rechtsregels: regels die zodanig worden erkend en door rechters en andere autoriteiten worden
toegepast en afgedwongen. Deze zijn juridisch relevant en rechtens afdwingbaar.
Rechtsregels worden onderscheden in:
1. Publiekrechtelijk en privaatrechtelijk
2. Dwingende rechtsregels en regels van aanvullend of regelend recht
3. Materieel en formeel recht
4. Objectief en subjectief recht
1.1.1 Publiekrecht en Privaatrechtelijk
Publiekrecht: overheid en burgers -> staatsrecht, bestuursrecht, belastingrecht, strafrecht
Privaatrecht: burgers onderling -> personen- en familierecht, vermogensrecht, ondernemingsrecht.
1.1.2 Dwingend en aanvullend (regelend) recht
Dwingend recht: er mag niet van de rechtsregel worden afgeweken. -> overtreding hiervan zorgt
voor een nietigverklaring van de handeling.
Aanvullend/regelend recht: is pas van toepassing als partijen zelf geen overeenkomst hebben
getroffen.
In het arbeidsrecht zijn ook nog, artikel 7:628 BW:
Driekwartdwingend recht: werkgever en werknemer kunnen op grond van dit recht bij collectieve
arbeidsovereenkomst af wijken van een wettelijke bepaling.
Semidwingend recht: de mogelijkheid dat werkgever en werknemer schriftelijk kunnen afwijken van
wettelijke bepalingen.
1.1.3 Materieel en formeel
Materieel recht: de inhoud van rechtsregels. -> rechten, plichten en verboden.
Formeel recht: hoe de regels van het materieel recht uitgevoerd gehandhaafd moeten worden. ->
Procesrecht.
1.1.4 Objectief en subjectief recht
Objectief recht: geheel van geldende rechtsregels in Nederland.
Subjectief recht: Bevoegdheid die een rechtssubject aan het objectieve recht ontleent.
Rechtssubject: de inhoud van het subjectief recht.
1.2 Rechtsbronnen
1.2.1 Wet
1. Rechtsregels onderscheiden naar inhoud
Wetten in materiële zin: wetten en regels die iedereen moet nakomen, ze bevatten algemeen
verbindende voorschriften.
2. Rechtsregels onderscheiden naar wijze van totstandkoming
Wet in formele zin: wanneer de wet tot stand is gekomen door samenwerking van de regering en de
Staten-Generaal, artikel 81 Grondwet. (Geen andere overheidsorganen)
De meeste wetten in formele zin zijn ook wetten in materiële zin, omdat ze algemeen verbindende
voorschriften bevatten. Onderscheid in wettelijke regelingen:
1. Alleen materieel: algemene maatregel van bestuur, algemene plaatselijke verordening,
regelement verkeersregels en verkeerstekens.
, 2. Materieel en formeel: BW, wetboek van koophandel, faillissementswet, wet op
ondernemingsraden, wetboek van strafrecht, PW.
3. Alleen formeel: Rijkswet toestemming huwelijk kroonopvolger.
Rangorde wettelijke regelingen:
1. Hogere regelingen gaan voor lagere regelingen
2. Jongere regelingen gaan voor oudere
3. Regelingen van bijzonder geval gaan voor algemene bepalingen.
1.2.2 Internationale regelingen
Verdragen: overeenkomsten tussen twee of meer landen. -> verbondenheid verdragen,
toestemming Staten-Generaal, artikel 91 Grondwet.
Internationale privaatrecht: regels voor het oplossen van conflicten die ontstaan tussen de
rechtsregels van verschillende landen. -> boek 10 BW
Rechtstreekse werking: van belang bij bepalingen van internationale verdragen en richtlijnen.
1.2.3 Jurisprudentie
Jurisprudentie is het geheel van rechterlijke uitspraken. Rechters kijken namelijk bij het beoordelen
vaak met het oog op rechtszekerheid en rechtsgelijkheid naar wat andere rechters in soortgelijke
zaken hebben gedaan.
Interpretatiemethoden: het uitleggen van bepaalde rechtsregels.
Redeneertechnieken:
- A contrario: op grond van verschillen komt een uitspraak.
- Analogie: op grond van gelijkenissen komt een uitspraak.
1.2.4 Gewoonterecht
Gewoonterecht: recht dat door mensen zelf ontwikkeld is. -> gedragspatronen.
Gewoonte komt ook in wetsartikelen voor.
1.2.5 Ongeschreven recht
Gewoonterecht is ongeschreven recht. Daarnaast wordt ook gehandeld naar redelijkheid en
billijkheid of naar algemene beginselen van behoorlijk bestuur (corrigerende factor voor
overheidsoptreden naar burgers).
1.3 Burgerlijk wetboek
Het BW heeft tien boeken welke zijn onderverdeeld in titels en afdelingen.
1.3.1 Personen- en familierecht en rechtspersonen (boek 1 en 2)
Rechtssubjecten, privaatrechtelijke rechtspersonen:
- Natuurlijke personen: mensen van vlees en bloed
- Rechtspersonen: NV, BV, vereniging, stichting, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij
Publiekrechtelijke rechtspersonen: artikel 2:1 BW: provincies, gemeenten enz.
Rechtsbevoegdheid: dragers van rechten en plichten.
Artikel 2:5 BW: rechtspersonen zijn instellingen waaraan het recht rechtsbevoegdheid aan heeft
toegekend.
Handelingsbekwaam: persoon moet in staat zijn om rechtshandelingen te verrichten. In principe is
ieder persoon handelingsbekwaam, artikel 3:32 lid 1 BW. uitzonderingen: minderjarigen, artikel
1:234 BW en curatorstelling, artikel 1:378 en 381 lid 2 BW.
1.3.2 Vermogensrecht (boek 3 t/m 8)
Vermogen: het geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten.
, Goederen:
- Zaken: stoffelijk, geen dieren artikel 3:2a lid 1 BW.
- Vermogensrechten: niet stoffelijke goederen.
1.3.3 Internationaal privaatrecht
Boek 10 Bw: de gevallen waarin er geen Europese regeling is of waarin er geen internationale
verdragen toegepast kunnen worden. Dus voor landen die geen deel uitmaken van de EU.
1.3.4 Opbouw van het BW
Getrapte of gelaagde structuur: algemene regels komen eerst daarna bijzondere regels.
Schakelbepalingen: een aantal rechtsregels van het BW zijn ook buiten het vermogensrecht van
toepassing.
Hoofdstuk 2: vermogensrecht algemeen
Vermogen = goederen
2.1 Vermogen
Goederen: artikel 3:1 BW ->boek 3 BW
- Zaken: stoffelijke voorwerpen: huis, auto, laptop -> rechtsverhoudingen, Boek 5 BW.
- Vermogensrechten: recht op betaling van de koopsom of het hypotheekrecht op een
bedrijfspand.
2.1.1 Zaken
Zaken: voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke voorwerpen, artikel 3:2 BW
Artikel 3:2a BW: dieren zijn geen zaken.
Zaken zijn:
a. Onroerend, artikel 3:3 lid 1 BW: de grond en al hetgeen erop gebouwd of erin geplant.
b. Roerend, artikel 3:3 lid 2 BW: elke zaak die niet onroerend is.
Een zaak kan uit meerdere onderdelen bestaan: hoofdzaak en bestanddelen. Tot een zaak behoort:
alles wat volgens verkeersopvatting onderdeel is en alles wat zo hecht met de zaak verbonden is dat
het niet zonder beschadiging verwijderd kan worden. Deze vereisten wordt ook wel
eenheidsbeginsel genoemd. De zaak zelf wordt de hoofdzaak genoemd.
Artikel 5:3 BW: de eigenaar van de zaak is ook eigenaar van alle bestanddelen.
Natrekking: een bepaalde zaak een geheel gaat vormen met een andere zaak.
2.1.2 Vermogensrechten
Vermogensrechten zijn rechten die:
1. Overdraagbaar zijn
2. Ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen
3. Verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel, artikel
3:6 BW.
Eigendomsrecht, artikel 5:1 BW: Het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan
hebben.
Artikel 2:34 lid 1 BW: lidmaatschap kan in beginsel niet worden overgedragen en is daarom geen
vermogensrecht.
2.2 Registergoederen en niet-registergoederen