Belangenbehartiger 1
Verbintenissenrecht – grondslagen vermogensrecht
Hoofdstuk 5: Rechtshandeling algemeen
5.1 Het begrip ‘rechtshandeling’
Rechtsfeiten: zijn feiten waar het recht gevolgen aan verbindt, feiten met een rechtsgevolg. Hierin is
een onderverdeling tussen gedragingen van een persoon en blote rechtsfeiten.
Gedragingen van een persoon:
- Rechtshandeling, artikel 3:33 BW: handeling van een rechtssubject die het rechtsgevolg
heeft dat de bedoeling van was van het handelende rechtssubject en dat ook is erkend door
de wet. Van belang: wil, verklaring en rechtsgevolg.
- Andere gedragingen
5.1.1 Eenzijdige rechtshandeling
Eenzijdige rechtshandeling: de wil van een persoon roept het rechtsgevolg in het leven.
- Eenzijdige ongerichte rechtshandeling -> testament
- Eenzijdige gerichte rechtshandeling -> opzegging huur, doen van een aanbod
5.1.2 Meerzijdige rechtshandeling
Meerzijdige rechtshandeling: de wil van twee of meer rechtssubjecten om het door hun beoogde
rechtsgevolg te doen intreden. -> overeenkomsten.
Verbintenisscheppende overeenkomst: een meerzijdige rechtshandeling die gericht is op het
scheppen van een verbintenissen. -> verbintenis als rechtsgevolg.
1. De wederkerige overeenkomst: er ontstaan twee verbintenissen, de partijen moeten over
en weer schuldenaar en schuldeiser worden van de verbintenissen. -> koop, arbeid, reis,
verzekering.
2. De eenzijdige overeenkomst: er ontstaat maar 1 verbintenis, er is maar 1 schuldeiser
tegenover 1 schuldenaar. -> schenking.
5.2 Totstandkoming van een rechtshandeling
5.2.1 Vereisten totstandkoming rechtshandeling
De drie vereisten voor totstandkoming van een rechtshandeling:
1. Handelingsbekwaam rechtssubject, artikel 3:32 lid 1 BW
2. Op een rechtsgevolg gerichte wil, artikel 3:33 BW
3. Een verklaring waarin de rechtsgevolg gerichte wil is geopenbaard, artikel 3:33 BW
Vertrouwensbeginsel, artikel 3:35 BW: je mag ervanuit gaan dat het gene wat de persoon verklaard
is overeenstemming was met de wil van deze persoon. -> wel geld er nog steeds een
onderzoeksplicht.
Arrest Bunde/Erckens: het antwoord op de vraag of er een overeenkomst tot stand gekomen is,
hangt in beginsel af van wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen
hebben afgeleid, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs
mochten toekennen.
5.2.2 Moment waarop de rechtshandeling tot stand komt
Artikel 3:37 lid 3 BW: de rechtshandeling komt tot stand op het moment dat de verklaring de
persoon tot wie hij gericht is heeft bereikt. -> ontvangsttheorie.
Uitzonderingen:
1. De aanbieder zelf of degene voor wie hij aansprakelijk is de oorzaak is van het feit dat de
verklaring hem niet of niet tijdig heeft bereikt.
1
, 2. Wanneer er sprake is van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen (persoonlijke
omstandigheden bv.) die rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt.
Intrekking aanvaarding, artikel 3:37 lid 5 BW: de intrekking van de aanvaarding moet de persoon
eerder of tegelijk met de eerste verklaring bereikte hebben.
5.3 Nietigheid en vernietigbaarheid van een rechtshandeling (nulliteiten)
Rechtshandelingen die niet het beoogde rechtsgevolg hebben kunnen:
1. Rechtshandeling is nietig
2. Rechtshandeling is vernietigbaar
5.3.1 Wanneer is een rechtshandeling nietig of vernietigbaar
Nietig: de rechtshandeling heeft nooit bestaat.
1. Strijd met de wet/goede zeden, artikel 3:40 BW -> tenzij de wetsbepaling alleen maar
bedoeld heeft om een van de partijen bij meerzijdige overeenkomst te beschermen.
2. Handelingsonbevoegd -> bv. 3:43 BW.
3. Handelingsonbekwaam of geestelijke stoornis, artikel 3:32 lid 2 en 3:34 lid 2 BW -> alleen bij
eenzijdige ongerichte rechtshandeling.
Vernietigbaar:
1. Handelingsonbekwaam, artikel 3:32 lid 1 BW -> allesbehalve een eenzijdige ongerichte
rechtshandeling.
2. Geestelijke stoornis, artikel 3:34 lid 2 BW -> allesbehalve een eenzijdige ongerichte
rechtshandeling.
3. Wilsgebrek, artikel 3:44 en 628 BW.
4. Actio paulina: wanneer een rechtshandeling door een schuldenaar is verricht en dit andere
schuldeisers benadeeld, artikel 3:45 en 46 BW.
Handelingsonbekwaam:
1. Minderjarig, artikel 1:233 BW.
2. Ondercuratorstelling, artikel 1:378 en 381 BW.
Geestelijke stoornis, artikel 3:34 BW: er ontbrak een wil tijdens de overeenstemming, we gaan hier
in ieder geval vanuit als de handeling nadelig was voor de geestelijk gestoorde.
- Wederpartij kan een beroep doen op vertrouwensbeginsel, artikel 3:35 BW.
Wilsgebreken, artikel 3:44 BW:
1. Bedreiging: met enig nadeel in persoon of goed of bedreiging van derden. – causaal verband
en onrechtmatige bedreiging.
2. Bedrog: wil is gevormd onder bepaalde omstandigheden die niet de realiteit waren,
opzettelijke onjuiste mededeling of opzettelijke verzwijging. Niet wanneer je zelf verkeerde
inschattingen hebt gemaakt of het toekomstige omstandigheden omvat.
3. Misbruik van omstandigheden: voorwaarden:
- Bijzondere omstandigheden
- Zonder deze omstandigheden zou de overeenkomst niet gesloten zijn, causaal.
- Kenbaarheidsvereiste: de wederpartij wist hiervan
- De wederpartij maakt misbruik.
4. Dwaling -> alleen bij meerzijdige rechtshandelingen, artikel 6:228 en 6:216 BW. ->
Booy/wisman.
- Onjuiste voorstelling van zaken ten tijde van sluiten overeenkomst
- Causaal verband
- Situatie a, b of c uit lid 1 artikel 6:228 BW.
- Kenbaarheidsvereiste: de wederpartij wist hiervan.
2
, - Uitzonderingen, lid 2 + jurisprudentie Booy/Wisman en Van der Beek/van Dartel:
mededelingsplicht gaat in eerste instantie voor onderzoeksplicht.
5.3.2 Gevolgen van nietigheid en vernietigbaarheid
Nietigheid, artikel 3:40 BW -> de rechtshandeling gaat helemaal niet meer door. Terugwerkende
kracht tot het moment dat de rechtshandeling tot stand kwam.
- Röntgenstralen arrest: de behandeling gaat volledig mis, bij deze overeenkomst had de arts
gezegd, als het misgaat dan ben ik aansprakelijk voor de schade -> is deze exoneratiebeding
dan in strijd met de goede zeden als je deze toch aangaat.
Vernietigbaar -> rechtshandeling blijft geldig totdat deze vernietigd wordt. Vernietigen van deze
rechtshandeling werkt terug tot het moment van ontstaan.
Wijze van vernietigen:
1. Buitengerechtelijke verklaring, artikel 3:50 BW
2. Vernietiging kan ook door rechterlijke uitspraak -> artikel 3:49, 50 en 51 BW.
- Kan bij vernietigbaarheid pas als er een beroep op de vernietigbaarheid gedaan wordt, artikel
1:234 en 3:32 lid 2 BW.
Vormfout: artikel 3:40 lid 1 BW en 3:59 lid 2 BW.
Revindicatie, artikel 5:2 BW: de bevoegdheid van de eigenaar om zijn eigendom op te eisen van
iedereen die het zonder recht behoudt.
Onverschuldigde betaling, artikel 6:203 BW: terugvorderen van de betaling die je al had gedaan.
Artikel 6:74 BW: er hoeft in deze gevallen geen schadevergoeding te betalen voor het niet nakomen.
5.3.3 Wie kunnen een beroep doen op de nietigheid en vernietigbaarheid?
- Degene die de rechtshandeling is degene die door een bepaalde regel beschermd wordt,
artikel 3:50 BW.
- Handelingsonbekwaam of de wettelijke vertegenwoordiger.
- Schuldeiser die kan aantonen dat hij benadeeld is door een rechtshandeling van de
schuldenaar, artikel 3:45 lid 1 BW.
Verjaring, artikel 3:52 BW: rechtsvorderingen tot vernietiging verjaren na 3 jaar.
Exceptief verweer: een beroep op vernietiging als verweer in een procedure.
Hoofdstuk 7: Overeenkomst
7.1 wat is een overeenkomst?
Overeenkomst, artikel 6:213 BW: een meerzijdige rechtshandeling waarbij een of meer partijen
jegens een of meer andere partijen een verbintenis aangaan.
Meerzijdige rechtshandeling: twee of meer personen betrokken.
Schenkingsovereenkomst -> artikel 7:175 BW -> een verbintenis dus een eenzijdige overeenkomst en
een meerzijdige rechtshandeling.
Wederkerige overeenkomst -> er ontstaan twee verbintenissen -> boek 6 afdeling 5 BW.
7.2 Totstandkoming van een overeenkomst
Artikel 6:217 BW:
1. Aanbod
2. Aanvaarding van het aanbod
7.2.1 Aanbod
3