Beroepsproducten
Toets 3.2.3 Praktijkleren – methodisch werken
binnen de organisatie -Beroepsproducten
ROSPHVT3a
,Beroepsproduct 1: Krachteninventarisatie met nieuwe deelnemer
Informatie
Zes weken geleden kregen wij te horen dat er waarschijnlijk een nieuwe deelnemer op proef bij ons kwam
wonen om te kijken of hij binnen onze beschermde woonvorm past. Uit zijn dossier bleek dat de deelnemer
een agressief verleden had door gebruik van alcohol en drugs, daarom werd de aanmelding in twijfel
getrokken. Ongeveer vier weken geleden is deze deelnemer toch komen wonen bij Huis en Haard. Deze
deelnemer is onder voorwaarden in Huis en Haard geplaatst. Wanneer de deelnemer zich niet aan deze
afspraken wordt hij overgeplaatst naar Domus. Deze deelnemer was al een tijd in behandeling voor zijn
verslaving bij Antes. Hij woonde bij zijn ouders in een klein huisje in G******. De vader van deze deelnemer
heeft ernstige hartproblemen, omdat de ouders te oud worden en de woning te klein is voor drie volwassenen
is de deelnemer uit huis gegaan.
Huis en Haard is een beschermde woonvorm voor mensen met psychiatrische problematiek en/of verslaving.
De afgelopen jaren komen er steeds meer mensen met een triple diagnose. Dit houdt in dat de deelnemer een
psychiatrische stoornis, een verslaving en daarnaast ook een licht verstandelijke beperking heeft. Het verschil
tussen Huis en Haard en Domus is dat binnen een Huis en Haard niet gebruikt mag worden. Binnen een Domus
mag er op de kamers wel gebruikt worden. De deelnemers van Domus hebben vaak een laag
behandelperspectief. Er zijn in diverse plaatsen Huis en Haard woonvormen, deze bevinden zich vaak in het
centrum van de stad. Er zijn ook meerdere Domus woonvormen, deze zijn gelegen aan de rand van een stad.
Binnen een Domus woonvorm wordt er vooral gewerkt naar een stabilisatie van de situatie, terwijl er binnen
Huis en Haard nog gekeken wordt naar mogelijke uitstroom en verbetering van de huidige situatie.
Voor iedere nieuwe deelnemer wordt er een begeleidingsplan opgesteld. Dit begeleidingsplan wordt iedere zes
maanden bijgewerkt. Om de begeleiding gestructureerd te laten verlopen is er binnen het Leger des Heils (LdH)
een planning opgesteld voor deze zes maanden. Dit heet het ‘Proces Uitvoeren Programmatische
Hulpverlening’. Dit proces start bij het Traject Management. Dit zijn de medewerkers van het LdH die zich bezig
houden met de aanmelding van nieuwe deelnemers. Het Traject Management kijkt naar wat een deelnemer
nodig heeft en waar hij past en start vervolgens de voorbereiding op, zodat de deelnemer geplaatst kan
worden. De rest van het proces ziet er als volgt uit:
- Van week 1 t/m 6:
o Kennismaking tussen nieuwe deelnemer en persoonlijk begeleider.
o Opstellen begeleidingsplan door persoonlijk begeleider in overleg met deelnemer.
o Aanvullen voorgeschiedenis en beschrijving algemene indruk opnemen in rapportage
systeem Clever.
- Van week 12 t/m 24:
o Uitvoeren begeleidingsplan.
o Evaluaties met de deelnemer.
o Eindevaluatie in week 20.
o Afhankelijk van eindevaluatie wordt er een keuze gemaakt of het traject verder gaat met de
deelnemer.
o Wanneer het traject verder gaat wordt het begeleidingsplan bijgesteld en begint het proces
weer overnieuw.
o Wanneer traject niet verder gaat wordt in overleg gezocht naar andere oplossingen.
De krachteninventarisatie is een product dat hoort bij de voorbereiding voor het maken van een
begeleidingsplan. Dit is punt twee uit de cyclus bij de eerste zes weken van de begeleiding. Iedere keer
wanneer het plan wordt bijgesteld is er een gesprek hierover met de deelnemer.
De krachteninventarisatie wordt opgesteld tijdens een gesprek a.d.h.v. een tabel waarin verschillende
leefgebieden worden benoemd. Deze leefgebieden zijn: zingeving, huisvesting, financiën en burgerzaken,
school en/of werk en vrije tijd, sociale vaardigheden, woonvaardigheden, lichamelijke gesteldheid, psychische
1
,gesteldheid, verslaving en relatie met justitie (Wolf, 2017). Bij ieder leefgebied zijn er drie vakken: de situatie in
het verleden, de huidige situatie en de wensen voor in de toekomst rondom dit leefgebied. Het is de bedoeling
dat de deelnemer de tabel invult tijdens het gesprek. Het invullen van deze tabel hoort bij de methodiek
krachtwerk.
De uitvoering van de krachteninventarisatie
Doel: Het doel van de krachteninventarisatie is dat wij te weten komen aan welke doelen de deelnemer wil
gaan werken de komende periode. Daarnaast wordt voor ons inzichtelijk hoe een deelnemer zichzelf reguleert
in moeilijke situaties (Wolf, 2017). Aan de hand van de krachteninventarisatie kan er een begeleidingsplan
worden opgesteld.
Voorbereiding
Als voorbereiding op het gesprek heb ik samen met de collega met wie ik het gesprek zou houden afspraken
gemaakt. Deze afspraken waren dat ik de leiding zou nemen in het gesprek en de krachteninventarisatie met
de deelnemer zou invullen. De collega zou dan wat meer op de achtergrond blijven en af en toe wat inbrengen.
Deze collega had reeds drie leefgebieden met de deelnemer besproken en ingevuld. Dit kostte echter zoveel
tijd dat de krachteninventarisatie op verschillende momenten is afgenomen. De eerder besproken
leefgebieden heb ik daarom kort doorgelezen.
Als voorbereiding voor het gesprek met de deelnemer heb ik de informatie die al over hem bekend was nog
een keer extra doorgenomen. In de afgelopen weken heb ik al meer met deze deelnemer opgetrokken en ben
ik mee naar afspraken geweest. Hierdoor hadden wij al een band opgebouwd en wist ik dat deze deelnemer
mij wel vertrouwt. Hierdoor kon ik mij ook beter voorbereiden op de start van het gesprek. Het vermoeden is
dat deze deelnemer een verstandelijke beperking heeft. Dit kan zijn ontstaan als gevolg van zijn drugsgebruik.
Dit is echter niet zeker. De deelnemer heeft tot nu toe geweigerd om mee te werken aan een onderzoek.
Tijdens mijn eerdere gesprekjes met deze deelnemer heb ik opgemerkt dat de deelnemer minder begaafd is, hij
gaf zelf ook aan verschillende dingen niet te begrijpen wanneer hij bijvoorbeeld een brief krijgt. Ik heb me
voorgenomen om tijdens het gesprek extra de tijd te nemen om de leefgebieden uit te leggen en hem
gerichtere vragen te stellen naar bepaalde dingen, om zo te controleren of hij het begrijpt.
Uitvoering
De deelnemer was ruim op tijd bij het kantoor voor onze afspraak. We hebben toen een gespreksruimte
gezocht waar we rustig konden zitten en praten.
Ik ben samen met de deelnemer aan een tafel gaan zitten. Ik heb er voor gekozen om aan de kop van de tafel
te gaan zitten, zodat we in de L-vorm zaten en samen met de deelnemer het formulier kon zien. Daarnaast kon
ik op deze manier ook de deur in de gaten houden, voor het geval dat andere deelnemers een vraag hadden.
Op die manier kon ik ze een seintje geven dat ze even moesten wachten, omdat ik bezig was.
Ik ben het gesprek begonnen door te benoemen dat we verder gingen met het invullen van de
krachteninventarisatie. Daarbij heb ik benoemd dat ik sommige dingen vast anders aan zou pakken als de
collega die met hem was begonnen en dat de deelnemer het aan moest geven als hij dingen niet begreep.
Daarnaast heb ik benoemd dat er best veel tijd zou gaan zitten in het gesprek en het invullen van de tabel en
dat de deelnemer daarom aan moest geven als hij het genoeg vond voor vandaag. Ik had mij voorgenomen hier
rekening mee te houden en de deelnemer hierbij te ondersteunen.
We zijn gestart met het leefgebied “sociale vaardigheden”. Als eerste heb ik de deelnemer uitgelegd wat dit
inhoudt. Namelijk of hij veel contacten heeft en of hij deze contacten goed vindt en of hij hier blij mee is en hoe
hij zich opstelt in contacten. Vervolgens ben ik begonnen met het kopje verleden. De bedoeling is dat de
deelnemer hierbij vertelt hoe dit in het verleden ging. Ik ben daarom met de vraag gestart of hij hier iets meer
over kon vertellen. Op deze manier wilde ik hem de ruimte geven om vanuit zichzelf te vertellen, zonder dat ik
hem zou begrenzen. Toen ik merkte dat we veel afdwaalden in het gesprek en ik niet voldoende informatie
2
, kreeg ben ik de deelnemer wat meer gerichtere vragen gaan stellen zoals: ‘Heb je wel eens een
vriendinnetje/vriendje gehad?’, ‘Waar heb je die ontmoet?’, ‘Heb je een lange relatie met haar gehad?’, ‘Had
je veel vrienden op school?’ etc. Vervolgens ben ik overgestapt op het heden en heb ik gevraagd of hij nog
steeds veel vrienden heeft en nog steeds goed contact heeft met zijn ouders en zussen. Uit dit gedeelte van het
gesprek kwam duidelijk naar voren dat de deelnemer veel vrienden heeft verloren aan drugsgebruik. Na het
heden zijn we samen gaan kijken naar de toekomst. Hierbij heb ik de wondervraag gesteld. Bij de methodiek
krachtwerk is het namelijk belangrijk om een positieve insteek te hebben bij de begeleiding.
De methodiek krachtwerk is opgebouwd uit drie pijlers. Eén van deze pijlers is de hoop. De hoop die een
deelnemer heeft op een betere toekomst biedt namelijk een positief perspectief (Wolf, 2017). De wondervraag
sluit hier goed bij aan. Ik heb de wondervraag als volgt gesteld: ‘Stel we zijn een jaar verder, wat zou je dan
bereikt willen hebben op dit gebied?’. Ik heb gekozen om te kijken naar een jaar verder, omdat het plan van de
deelnemer aan de hand van dit gesprek opgesteld zal gaan worden. Het plan is voor de komende zes maanden.
Hierdoor krijgen we een gericht beeld wat de deelnemer de komende tijd wil bereiken wat betreft dit
onderwerp.
Tijdens het gesprek merkte ik verschillende keren dat de deelnemer wel een wens had, maar steeds zei: “dit
kan ik toch niet bereiken dus ik hoef het ook niet te benoemen”. Wanneer de deelnemer dit aangaf heb ik
gezegd dat het niet erg is om een doel te hebben dat niet helemaal bereikbaar is, maar dat we kunnen kijken
wat er WEL mogelijk is van dat doel. Een wens mag daarom zo gek en zo groot zijn als de deelnemer wil, het is
niet voor niets een wens. Ik heb dit zo benoemd, omdat positiviteit belangrijk is bij de methodiek krachtwerk.
Daarnaast wil ik ook graag weten wat de deelnemer bezig houdt. De wondervraag past bij de methodiek
oplossingsgericht werken. Het doel van oplossingsgericht werken is onder andere dat de deelnemer hoop krijgt
dat hij kan bereiken wat hij wil bereiken. Daarnaast kan hij door middel van deze vraag zelf bedenken wat hij
echt zou willen en zo zelf zijn doelen bepalen. Oplossingsgericht werken kan gebruikt worden wanneer een
deelnemer de grip op een bepaald levensgebied kwijt is. Door middel van deze methodiek kan het oplossend
vermogen van de deelnemer ondersteund en uitgebreid worden (Movisie, 2017). Deze manier van werken past
ook bij de competentie ‘Het ondersteunen van de cliënt in het herstelproces’ die een GGZ-agoog moet
beheersen (Inholland Hogeschool Clusters Social Work, 2019).
Op dezelfde manier heb ik nog drie levensgebieden met de deelnemer besproken, waarbij we de tabel steeds
verder invulden. Bij het invullen van de tabel heb ik de deelnemer geholpen door steekwoorden te benoemen
die hij op kon schrijven. Wel heb ik hem de ruimte gegeven om aan te geven dat hij iets anders op wilde
schrijven. Dit was voor de deelnemer niet nodig, maar ik wilde hem wel deze ruimte gegeven hebben. Ik heb de
deelnemer deze ruimte gegeven door te zeggen: ‘Ik denk dat je hier dit op kunt schrijven, vind je dat ook?’
Deze ruimte vind ik nodig, omdat de deelnemer invloed moet hebben op zijn begeleiding. Als hij nu (nog) niet
wil werken aan dingen, dan hoeft hij dat van mij niet op te schrijven. Met deze methodiek en manier van
werken wil ik mijn deelnemer namelijk ondersteunen naar een door hemzelf beoogde kwaliteit van leven
(Radboud umc, z.d.). Daarnaast wilde ik ook letten op de gelijkwaardigheid tussen ons. Ik ben dan wel
begeleider, maar ik wil niet boven mijn deelnemer staan, maar ernaast. Dit past ook bij het ‘wat werkt beginsel’
waarop de methodiek krachtwerk is gebaseerd (Wolf, 2017).
Tijdens het gesprek kwamen we er ook achter wat de grootste motivatie van de deelnemer is om zelf iets aan
zijn eigen problemen te gaan doen. Dit waren de vrienden die hij in de afgelopen jaren is verloren.
Evaluatie
Na ieder levensgebied heb ik de deelnemer gevraagd of hij nog zin en tijd had om nog een levensgebied in te
vullen. Op een gegeven moment heb ik aangegeven dat we het laatste levensgebied zouden invullen en dat we
de rest een andere keer zouden doen. Ik heb gevraagd of de deelnemer dat goed vond. Ik heb er voor gekozen
om dit zo te doen, omdat we al ruim een uur met elkaar in gesprek waren. Dit was lang en vermoeiend genoeg.
De deelnemer moest meeschrijven en veel persoonlijke informatie delen.
Op een gegeven moment heb ik het levensgebied afgerond. Hierbij heb ik gevraagd hoe de deelnemer het vond
3