Samenvatting Inleiding Sociale Geografie: Tentamen I:
H2, 3, 4, 7, 8, 9, 10
H2 De opkomst en verspreiding van kapitalisme
Kapitalisme is een politiek-economisch systeem dat onder andere gekenmerkt wordt door
privé-eigendom van de productiemiddelen (zoals: machines, grond, gebouwen, grondstoffen
en arbeid). Zij die deze middelen in eigendom hebben, mogen volgens de kapitalistische
visie ook de opbrengst van deze middelen hun eigendom noemen.
Feodalisme, leenstelsel of de feodaliteit (van het Latijnse feudum of leen) is een begrip in de
geschied- en rechtswetenschap en in de sociale wetenschappen waarin een
maatschappelijke orde wordt aangeduid. Het betreft het in leen geven van gebieden waar
een onderlinge verplichting tot trouw, bijstand en het betalen van schattingen tegenover
stond.
Het Fordisme, zo genoemd naar autobouwer Henry Ford, verwijst naar verschillende sociale
theorieën over productie en werkorganisatie. In een bredere betekenis verwijst fordisme
naar de 20e-eeuwse consumptiemaatschappij.
Imperialisme: het proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld uit willen
breiden door gebieden te veroveren en te beheersen. (1600-1900)
2.1 Kapitalisme
(Economisch perspectief) Adam Smith: nam aan dat model wordt aangedreven door
zelfzuchtige belangen van mensen voor winst en eigenbelang. De bepaling van de prijzen bij
een vrije markteconomie wordt bepaald door het leveren van en de vraag naar factoren van
de productie.
Belangrijk in de geschiedenis is het ontstaan van het kapitalistische systeem: goederen
worden verhandeld tegen een vrije marktwerking (vraag en aanbod), bedrijven streven altijd
naar winstmaximalisatie (door de kosten zo laag mogelijk te houden) →
Division of labour = minimaliseren van kosten door arbeidsverdeling, verdeling van het werk
in kleine stukjes (specialisatie), efficiëntie omhoog, geen hoogopgeleid personeel nodig.
Competitive advantage = voorsprong tegenover concurrentie door toepassen nieuwe
technieken.
N. Kondratieff (1925): Onderzocht hoogtepunt en dieptepunt in de economie. Er deden zich
al jaren bepaalde constante golfbewegingen voor, deze deelde hij op in perioden van 50
jaar. Deze perioden bewijzen dat het kapitalisme opleeft na economische dieptepunten.
Golfbeweging = Kondratieff golf (inflatie, stagflatie, desinflatie, deflatie).
2.2 Andere perspectieven, andere verhalen
1
,(Historisch perspectief) Marxisme, Karl Marx: Winst komt voor uit hoe de
bourgeoisie/kapitalisten de arbeiders domineren in een ongelijkmatige klassegebonden
relatie → leidt tot onvermijdelijk klassenconflict.
(Geografisch perspectief) Immanuel Wallerstein (1979): Heeft de kapitalistische
wereldeconomie verdeeld in core (centrum), periphery (periferie, randgebied/achterland),
semi periphery (tussen centrum en periferie).
- Core: relatief hoge lonen, geavanceerde technologie, afwisselende productie.
- Periphery: relatief lage lonen, simpele technologie, gelimiteerde productie
- Semi periphery: mix van beide
De drijvende kracht van deze theorie is het kapitalisme. Toch zegt het weinig over de
complexiteit van economische en sociale netwerken. Het is een dynamisch systeem, een
land hoeft niet voor altijd een kernland te zijn. Afhankelijkheidsrelaties spelen een
belangrijke rol. Er zijn winnaars en verliezers.
Wallerstein’s theorie zegt alleen structureel iets over de groeiende globalisatie.
Orientalism, Edward Said: Het kapitalisme zou niet zijn ontstaan zonder de belangrijke
oostelijke technologieën, ideeën en hulpbronnen (zeeroutes/kooplieden).
Eurocentrisme: (niet bewust) benadrukken van Europa/in het algemeen westerse ideeën
en theorieën, waarbij geen rekening wordt gehouden met de invloeden van andere
culturen/landen.
2.3 De verandering van feodalisme naar kapitalisme
14e eeuw: door de pest nam de bevolking erg af → tekort aan arbeiders leidde tot nieuwe
manier van werken (feodale elite had meer opbrengst nodig om macht te houden)
+ afname van sociale en culturele controle → ontstaan nieuwe manier van denken.
15e eeuw: steden werden gedomineerd door het handelskapitalisme (=merchant capitalism:
kooplieden investeren hun steeds groeiende kapitaal in ondernemingen/handel)
In succesvolle steden: hogere lonen, technologische ontwikkelingen veranderen de
industrie.
16e/17e eeuw: dit proces ontstond in Engeland → stukken land van de kerk werden naar
privé overgenomen + nieuwe agrarische technieken + door conflicten tussen koning en
parlement kreeg de kapitalistische bourgeoisie meer politieke invloed: kapitalisten waren in
staat land naar eigen voordeel te veranderen.
2.4 Expansie
Kolonialisme: Het opzetten door westerse, vooral Europese staten van nederzettingen in
minder ontwikkelde delen van de wereld → doel: economische of militaire belangen van het
moederland te dienen.
Centrale punt economie in zuidwest EU verschoof naar noordwest EU:
Amsterdam succes door militairen kracht en marine kracht, in tegenstelling tot Antwerpen.
2
,18e eeuw: kapitalistisch zwaartepunt verschoof van Amsterdam naar Londen → culturele
en sociale gevolgen.
Meinig’s Noord Atlantisch commercieel systeem: Londen en Parijs bron van de financiën,
commerciële intelligentie en marketing, slavernij was het belangrijkste aspect van de
culturele transformatie beïnvloedt door de kapitalistische wereldeconomie uit de 18e eeuw.
Slaven werden als anderen beschouwd, dit had grote sociale gevolgen. Er waren verschillen
tussen de manier waarop Europese landen omgingen met hun koloniën.
Driehoekshandel: Slaven uit Afrika → Amerika: specerijen uit Amerika → Nederland:
wapens uit Nederland.
2.5 Imperialisme en racisme
1807: eind slavenhandel, 1833: eind slavernij.
Darwin: ideeën over evolutie gaven een wetenschappelijke verklaring aan het ‘othering’ (alle
non-EU zijn minderwaardig) van niet-Europeanen.
Door uitputting van bronnen door Europeanen, zijn in Afrika en andere delen van de wereld
plaatselijke culturen, economieën en samenlevingen verwoest.
2.6 Industrialisatie
Vroege fases kapitalistische industriële ontwikkeling in Europa tot 1770 zijn verschillend te
categoriseren (bv handelskolonialisme en proto-industrialisatie).
Proto-industrie: vorm van nijverheid aangeduid die plaatsvond voordat er van
fabrieksmatige productie sprake was → Productie was marktgericht en niet voor eigen
gebruik = huisnijverheid (vaak in familieverband).
Veel industrieën gevestigd op het platteland → water belangrijkste kracht-/energiebron +
lage technologie standaard in productieproces.
Kapitalistisch bedrijfssysteem in deze situatie, de kapitalist:
- Had controle over volledig productieproces van ruw materiaal tot eindproduct.
- Had controle over zijn werknemers en de tijden waarop zij werkten. (bedrijven
werkte steeds vaker dag en nacht).
- Koopt kapitaal zodat processen worden versimpeld + goedkopere
arbeidskrachten in dienst.
- Door het verdelen van de taken in het productieproces werken meer vrouwen en
kinderen: verlaagt de kosten van de productie.
Vanaf 18e eeuw: steeds meer productieprocessen werden met machines gedaan.
Textielproductie belangrijk proces → textielindustrie kende vooral specialisatie in bepaalde
geografische locaties: volledig afhankelijk van deze eenzijdige industrie, productie kon
worden gerealiseerd door: stoomkracht + alle productie binnen één groot gebouw.
Verandering infrastructuur, belangrijk voor industrialisatie: verbetering verbindingen tussen
steden → betere wegen, kanalen. → verlaging prijs van grondstoffen.
Door komst stoomschip en treinspoor ook export van landbouw (agricultuur).
3
, 19e eeuw: migratie kwam op, steden hadden enorme inwoneraantallen: niet alleen veel
variëteiten in schaal van productie, maar ook in producten zelf.
2.7 Urbanisatie
Kapitalistische beslissingen zorgde als eerst in steden voor een scheiding tussen arm en rijk:
grond in centrum stad werd meer geld waard, hierdoor ontwikkelde het centrum zich beter +
regels rondom bouwen van huizen (betere watertoevoer, aanleg tuinen) + verbeterde
leefomstandigheden thuis en werk + steden centraliseren, hierdoor groter contrast tussen
centrum en periferie.
Voor 1900: fases van ontwikkeling van westerse industriesteden:
1e fase: (Engeland 1770)
- Huizen voor arbeiders bouwen. Productieproces was van huizen gescheiden.
- Snelle bouwprocedure: huizen van slechte kwaliteit/voorzieningen/watertoevoer.
- I.c.m. lage lonen, ziekte en sterfte onder werknemers en hun kinderen.
- Klassenscheiding: Bourgeoisie werd gescheiden van de loonarbeiders
(woningen).
- Veel vrouwen gingen in dienst werken voor de elite.
- Toenemende voorschriften steden en dorpen. De grondwaarde steeg zo ver dat
het CBD ontstond met daarin bedrijven.
2e fase: (1840-1890)
- Toenemende voorschriften steden en dorpen. Nieuwe vormen van overheid en
collectie van informatie leidde tot regelgeving.
- Betere waterleidingen en manieren van transport → Dit leidde tot suburbanisatie
van de rijkeren.
Noord-Amerika: ontwikkeling van de steden ook gekenmerkt door het ontstaan van
ghetto’s in de steden: immigranten uit Ierland en Duitsland, daarna bevrijdde slaven,
Italianen en als laatste Joodse migranten.
CBD’s werden door twee hoofdveranderingen gemoderniseerd:
1. Komst van meer banken → mensen kunnen geld veilig op de bank zetten → banken
gebruiken geld voor investeringen in verzekeringen/gebouwen.
2. Door groeiende consumptie ontwikkelde zich een variatie in nieuwe detailhandel,
arcades en winkeltjes: specialisatie in een goed.
3e fase:
- Minderheid interesseerde zich voor de leefregels waarbinnen de werklieden
woonden --> Kapitalisten veel invloed over het leven van de loonarbeiders
(bepaalden waar ze woonden en werkten en in welke toestand).
- Londen: eerste sociale huurwoningen.
e
- Ontwikkeling kapitalisme fasen: 16e tot 20 eeuw
- Handelskapitalisme Industrialisatie: “industrieel kapitalisme” (organized
capitalism) Grootste stimulans: kolonialisme/imperialisme
4