HISTOLOGIE CARDIOVASCULAIRE SYSTEEM
Er zijn 3 typen spierweefsel:
- Dwarsgestreept of skeletspierweefsel
- Glad spierweefsel
- Hartspierweefsel
Elke spiercel is omgeven door basale lamina, met hierbuiten een dun laagje
reticulair bindweefsel (collageen type III).
DWARSGESTREEPT SPIERWEEFSEL
Bestaat uit gefuseerde cellen, deze vormen de spiervezels. Ze zijn dus
multinucleair en variabel van lengte (1-100 µm doorsnede).
Er bestaan drie typen:
- Rode spieren: minder snel, langer en diepere contractie, myoglobine:
rugspieren
- Witte spieren: snelle contractie, maar kunnen niet langdurig zwaar werk
doen; oogspieren
- Intermediair: eigenschappen van beide; meest voorkomend.
Epimysium is bindweefsel van de spier wat aan de buitenkant van de spier ligt.
Perimysium is bindweefsel als een kapsel om alle spierbundels.
Endomysium is bindweefsel wat in de spier zit om spiervezels heen.
Dit bindweefsel is reticulair bindweefsel.
Myofibrillen bestaan uit dikke en dunne filamenten. Deze schuiven over elkaar
heen waardoor de spier samentrekt. Deze myofibrillen zorgen voor het
dwarsgestreepte uiterlijk. Iedere myofibril is omgeven door sarcoplasmatisch
reticulum.
Z-line: hier staan de dunne filamenten op
Een sarcomeer is een unit die samentrekt. Deze loopt van de ene Z-line tot de
andere.
Een lichte band bestaat uit dunne filamenten en dit noemen we de I-band.
De donkere band bestaat uit dikke filamenten en dit noemen we de A-band.
Waar je alleen maar dikke filamenten hebt, heet de H-band.
Dikke filamenten: myosine
Dunne filamenten: actine
Bij samentrekken gaat het actine over het myosine schuiven. Bij een
samengetrokken sarcomeer verdwijnt hierdoor de H-band. Ook de I-band wordt
kleiner bij samentrekken.
Dunne filamenten bestaan uit drie eiwitten:
- Actine
- Tropomyosine: rond actine filamenten
- Troponine: drie subunits
o TnT: bindt aan tropomyosine
o TnC: bindt Ca2+ ionen
, o TnI: verhindert interactie tussen actine en myosine
Rustfase: ATP gebonden aan koppen myosine moleculen. Deze koppen hebben
een ATPase werking, echter alleen wanneer actine met myosine is geassocieerd.
Dit wordt in de rustfase voorkomen door TnI.
Binding van Ca2+ aan TnC veroorzaakt conformatieverandering waardoor
myosine-actine interactie mogelijk wordt, hierdoor kan de spier samentrekken.
Sarcoplasma is cytoplasma voor een spier:
- Vergelijkbaar met glad ER
- Bevat veel calcium ionen
- Aanwezigheid van terminale cisternen
- T-tubulus: insnoering van het plasmamembraan; geleiding van
actiepotentiaal
- T-tubulus en 2 terminale cisternen vormen triade: actiepotentiaal opent
voltage afhankelijke calcium kanalen, dit leidt tot afgifte van Ca 2+ vanuit
sarcoplasmatisch reticulum en vervolgens spiercontractie
HARTSPIERWEEFSEL
- Unicellulair
- Myofibrillen op eenzelfde manier georganiseerd als in skeletspier
- Cellen in rijen, kunnen vertakken
- Intercalairschijven: fascia (= zonula) adherentes, desmosomen en gap
junctions
- Sarcoplasmatisch reticulum zwak ontwikkeld, calcium komt van buiten
de cel
- Innervatie vanuit sinusknopen door vezels van Purkinje (gemodificeerde
spiervezels)
GLAD SPIERWEEFSEL
- In darm, bloedvaten, huid, urinewegen, etc.
- Spoelvormig, unicellulair
- Aanwezigheid van actine en myosine, maar contractiemechanisme is
verschillend
- Contractie langzamer door bijna afwezigheid van sarcoplasmatisch
reticulum
- Innervatie door autonome zenuwstelsel (onwillekeurige spieren)
- Niet elke spiercel hoeft geïnnerveerd te worden: prikkelgeleiding door
gap-junctions
De actine filamenten zitten vast aan dense bodies. Deze worden naar elkaar
getrokken bij het samentrekken van de spier. Hierdoor wordt de spier dikker en
korter.
BLOEDSTELSEL
Bloedvatenstelsel, cardiovasculair system
- Vervoer bloed en plasma
- Transport van zuurstof-kooldioxide, voedingsstoffen-afbraakproducten,
hormonen, etc.