Week 4: Bewijslevering en de positie van de verdediging (I): de getuige
Literatuur
- M.J. Dubelaar, Betrouwbaar getuigenbewijs, (Kluwer: 2014), p. 217-249, 259-317
- Eric Rassin, Wie zoekt, zal vinden, AA 2016-166, pp. 166-169.
- Eric Rassin, Likelihood ratio’s in rechtspsychologische rapporten, E&R,
(November), pp. 189-195.
- M.J. Sjerps, ‘Bewijskracht 10, volle vaart recht vooruit (oratie: 2010), p. 1-33;
- Herhaald: Nederlands Forensisch Instituut, ‘De reeks waarschijnlijkheidstermen van het NFI en
het Bayesiaanse model voor interpretatie van bewijs, vakbijlage, versie 2.2., mei 2017, p. 1-9.
Jurisprudentie
- HR 23 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2753 (Nuancering Grenzen getuigenbewijs
i.h.l.v. voortbouwend appel)
- HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496 (Maatstaf horen getuige per procesfase)
- HR 29 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5539 (Post-Vidgen);
- HR 1 februari 1994, NJ 1994, 427 (Grenzen getuigenbewijs);
- EHRM 10 juli 2012, 29353/06 (Vidgen t. Nederland);
- EHRM 15 december 2011, 26766/05; 22228/06 (Al-Khawaja & Tahery t. Verenigd
Koninkrijk);
- EHRM 15 december 2015, Appl.no. 15911/08, (Schatschaschwili v. Germany)
Dinsdagcollege
Prof. dr. Marjan Sjerps
Forensische expertise in het strafrecht: forensische statistiek
________________________________________________________________________________
,Samenvatting literatuur week 4
- Dubelaar, ‘Betrouwbaar getuigenbewijs’, Hoofdstuk 8: Getuigen in het
Nederlandse strafproces (p. 217-249)
8.1: Inleiding
-
8.2: Begrippen getuige en verklaring naar algemeen taalgebruik
Als zelfstandig naamwoord wordt met de term getuige verwezen ofwel naar de tegenwoordigheid
van een persoon bij een bepaalde gebeurtenis of handeling (hij was getuig van de aardbeving)
ofwel naar ‘iemand die daartoe opgeroepen een verklaring aflegt betreffende te bewijzen feiten’.
Het woord getuige als zelfstandig naamwoord heeft in beginsel betrekking op personen en heeft
dus 2 betekenissen:
- Die van waarnemer of toeschouwer;
- Die van verklarende persoon.
Ook in de juridische context wordt het begrip getuige in deze 2 betekenissen gehanteerd.
Met het werkwoord getuigen wordt allereerst verwezen naar het afleggen van een verklaring. Het
heeft echter ook de betekenis van het 'opkomen voor idealen’ en ‘blijk geven van’ bijv. van
solidariteit. In deze laatste betekenis, als het inzetten voor een ideaal of een ander mens, wordt
het werkwoord getuigen in het recht niet (meer) gebruikt.
Zoals we hierna zullen zien wordt van de getuige in strafrechtelijke zin verwacht dat hij verklaart
over feiten en omstandigheden die hem kenbaar zijn geworden op grond van zijn waarneming of
ondervinding. In zoverre wordt het werkwoord getuigen in de betekenis van het afleggen van een
verklaring ook gekoppeld aan het zijn van waarnemer of toeschouwer bij een bepaalde
gebeurtenis of handeling.
8.3: Invulling van het begrip getuige in het Nederlandse strafproces
In het WvSv is het begrip getuige niet gedefinieerd en ook aan de rechtspraak valt geen definitie
te ontlenen. In de literatuur wordt veelal een ruime invulling gehanteerd. Auteurs Mols en
Corstens/Borgers hanteren een min of meer materiële invulling van het getuigenbegrip. Zij zien de
getuige als (potentiële) dragers van informatie en knopen daarbij aan bij het algemeen taalgebruik,
waarbij de eventuele kennis van een strafrechtelijk relevante handeling of gebeurtenis centraal
staat.
Echter, niet iedere persoon die beschikt over voor het strafproces relevante informatie wordt ook
daadwerkelijk als getuige in strafrechtelijke zin aangemerkt. Er kan in dit verband onderscheid
worden gemaakt tussen:
1. Personen die getuige zijn in levensfeitelijke zin, o.g.v. hun tegenwoordigheid bij een
strafrechtelijk relevante gebeurtenis of handeling
2. De strafprocessuele hoedanigheid van getuige met de daaraan gekoppelde rechten en
plichten, die aan een persoon o.g.v. zijn optreden in het strafproces wordt toegekend.
Deze beide aspecten lopen in de rechtspraak en theorie door elkaar heen. Het juridisch begrip
getuige wordt veelal niet helder onderscheiden van het algemeen taalgebruik. Dit kan mede
worden verklaard doordat het getuigenbegrip in het WvSv niet is gedefinieerd.
Er zijn 2 perspectieven van waaruit het juridische begrip getuige kan worden benaderd:
- Vanuit de positie van de getuige zelf (de voorkant)
- Vanuit het perspectief van de bewijsbeslissing (de achterkant): traditioneel wordt het
getuigenbegrip sterk benaderd vanuit dit perspectief, nu in art. 342 lid 1 Sv een omschrijving is
opgenomen over wat onder een verklaring van een getuige moet worden verstaan met het oog
op het bewijsgebruik. Uit de omschrijving van 342 kan zowel een materieel als een formeel
kenmerk worden gedestilleerd.
- Materieel: de verklaring moet betrekking hebben op feiten en omstandigheden die kenbaar
zijn geworden o.g.v. een eigen waarneming of ondervinding. De eigen waarneming wordt
daarmee uitdrukkelijk aangewezen als primaire kenbron. Het object van waarneming is
onbepaald. De eis dat de verklaring moet zien op feiten en omstandigheden die de getuige
, zelf heeft waargenomen is echter uitgehold, nu verklaringen van horen zeggen ook voor het
bewijs mogen worden gebruikt.
- Formeel: de verklaring moet zijn afgelegd op het onderzoek ter terechtzitting.
Maar, de HR heeft in het De auditu-arrest bepaalt dat ook verklaringen afgelegd door
personen inzet vooronderzoek voor het bewijs konden worden gebezigd, ook als deze niet
op het onderzoek ter terechtzitting werden herhaald. De formele status van getuige bleef
echter wel voorbehouden aan personen die ter terechtzitting of in het kabinet van de r-c als
zodanig waren gehoord. Daar is onder invloed van het EHRM en de door het Hof
gehanteerde autonome interpretatie van het begrip getuige verandering in gekomen:
personen die bij de politie verklaren worden ook als getuigen aangemerkt. Een dergelijke
verklaring afgelegd in het vooronderzoek wordt wel aangemerkt als schriftelijk bescheid in de
zin van art. 344 lid 1 sub 2 en verklaringen afgelegd op het onderzoek ter terechtzitting als
‘verklaring van een getuige’ in de zin van art. 342 lid 1 Sv.
Materieel bezien is de persoon die in het vooronderzoek verklaart en wiens verklaringen voor
het bewijs worden gebruikt ook een getuige.
Voor de vraag of sprake is van getuige in juridische zin lijkt naar de huidige stand van de
jurisprudentie van doorslaggevend belang dat ten overstaan van justitie is verklaard.
Het EHRM hanteert een autonome interpretatie van het getuigenbegrip. Ook als de persoon wiens
beweringen voor het bewijs worden gebruikt niet als getuige is aangemerkt dan nog komt de
verdachte een ondervragingsrecht toe.
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat het niet mogelijk is om een sluitende definitie te
geven van het begrip getuige in de Nederlandse strafvorderlijke context. Dit komt doordat niet
alleen de inhoud van de verklaring bepalend is, maar ook de formele status.
8.4: Verhouding getuige tot andere informanten in het strafproces
Justitie staan ook andere informanten ter beschikking dan alleen de getuige. Hiervoor werd al
aangeven dat de getuige zich primair van andere informanten onderscheidt doordat hij verklaart
over zijn eigen waarneming en ondervinding. Echter, de verhouding tot andere informanten vraagt
nog enige nadere aandacht, temeer daar de diverse rollen of hoedanigheden ook kunnen
samenvallen.
Hoedanigheid van getuige vs. verdachte:
Veel informatie wordt ingebracht door de verdachte. De verdachte kan in ons land niet in zijn
eigen proces als getuige worden gehoord. Hoewel de verdachte mogelijk ook uit eigen
waarneming zou kunnen verklaren over het strafbare feit, wordt hij niet als getuige aangemerkt.
Ook in het vooronderzoek sluit het zijn van de verdachte het zijn van getuige in beginsel uit. Een
persoon wordt in het strafproces ofwel gehoord als verdachte en krijgt in dat kader de cautie,
ofwel gehoord als andersoortige informant, getuige, slachtoffer of deskundige. In de aanloop naar
het onderzoek ter terechtzitting kan de status nog wel wisselen. Op het moment van de aanvang
van het onderzoek ter terechtzitting staat echter de status van de betreffende persoon vast.
Hoewel een verdachte in het Nederlandse strafproces niet als getuige kan optreden, wordt in de
praktijk een uitzondering gemaakt voor de medeverdachte, mits de zaak waarin hij als getuige
wordt gehoord niet gevoegd wordt behandeld met zijn eigen zaak.
Als het gaat om de definitie van de verklaring van de verdachte als wettig bewijsmiddel in art. 341
lid 1 Sv dan wordt gerefereerd aan feiten en omstandigheden die hem ‘uit eigen wetenschap’
bekend zijn. Inhoudelijk komt dit overeen met het criterium ‘zelf waargenomen en ondervonden’
zoals in art. 342 lid 1 Sv t.a.v. de verklaringen van getuigen is geformuleerd. Vgl. de
wetsgeschiedenis gaat het namelijk om feiten die de verdachte zelf heeft waargenomen.
Hoedanigheid van getuige vs. deskundige:
Bij een deskundige gaat het niet primair om de verstrekking van door waarneming verkregen
informatie, maar om informatie die behoort tot de specifieke kennis van de deskundige of door de
deskundige m.b.v. verricht onderzoek is gegenereerd. De deskundige ontleent zijn kennis dus in
beginsel aan een andere kenbron. De deskundige zal in de regel geen enkele directe
betrokkenheid hebben bij het te onderzoeken strafrechtelijk voorval.
De regeling omtrent de positie van de deskundige is in 2010 aangepast. Onder de nieuwe regeling
is de eedsformule van de deskundige zo aangepast, dat dit dubbele beëdiging overbodig maakt.