Aantekeningen hoorcolleges
Strafprocesrecht rechtsmiddelen 2020/2021
RGMSR00406
Rijksuniversiteit Groningen
MA Nederland recht
Specialisatie: Strafrecht
SAMENVATTING
Dit document bevat een samenvatting van de hoorcolleges week 1 t/m 7, zoals gegeven ten
behoeve van het vak Strafprocesrecht rechtsmiddelen aan de Rijksuniversiteit te Groningen.
,Inhoudsopgave
College 1: Inleiding, verdragsrechtelijk kader, rechtsmiddelenbedeling en
beginselen 3
College 2: Competentie in appel en cassatie, aanwenden van rechtsmiddelen en
partieel appel 7
Literatuur college 1 12
College 3: Schrifturen, termijnen, bezwaren en intrekken 14
College 4: verzet bij OM-afdoening (strafbeschikking art. 257a t/m 257h Sv) 21
College 5: hoger beroep I, verlofstelsel, behandeling in hoger beroep en horen van
getuigen in hoger beroep 23
College 6: Hoger beroep II en beslissing & motiveren in hoger beroep 29
College 7: cassatie I, kenmerken rechtspraak HR, cassatiegronden, mogelijkheid van
cassatieberoep en eisen aan cassatieberoep 35
College 8: cassatie II, omvang toetsing door de Hoge Raad (incl. ‘papieren muur’),
ambtshalve cassatie, cassatie van vrijspraken, beslissingsmogelijkheden HR (art.
440 en 441 Sv) en artikel 90/90a RO 38
College 9: rechtsmiddelen tegen beschikkingen 43
College 10: buitengewone rechtsmiddelen 46
College 11: tenuitvoerlegging en gratie 52
College 12: Modernisering WvSv 58
,College 1: Inleiding, verdragsrechtelijk kader, rechtsmiddelenbedeling en beginselen
Inleiding
Bij inhoudelijke vragen mailen met: r.robroek@rug.nl. Nodig: schriftelijke klapper (via repro) én
een digitale klapper (via nestor). Ook is er een mogelijkheid om mee te gaan naar het
gerechtshof in Leeuwarden (niet verplicht). Colleges worden opgenomen en worden direct
beschikbaar gesteld. Tentamenstof is opgenomen op nestor (2x boeken, rechterlijke
uitspraken in klapper + digitale klapper en deels zelf opzoeken via de map ‘Cursusmateriaal’)
en tot slot hc stof).
Wat zijn rechtsmiddelen?
Zijn te vinden in Boek 3 Sv, te weten:
- Gewone rechtsmiddelen (art. 557 Sv/ 6:1:16)
Verzet (reeds vervallen! Was oorspronkelijk bedoeld voor de niet verschenen verdachte ter zitting
die eveneens niet wist dat de zaak diende (dagvaarding niet in persoon betekend). Stond vroeger
in Titel I. Uitzonderlijke gevallen waarin verzet nog wél mogelijk is – wanneer hb niet kan – staan
in art. 404 lid 3 Sv), hoger beroep en cassatie van uitspraken (art. 138 Sv). Ook hoger
beroep/cassatie t.a.v. beschikkingen (bezwaarschriften). Tot slot bevat Titel V-VI bepalingen
omtrent aanwenden, intrekking en afstand gewone rechtsmiddelen.
- Buitengewone rechtsmiddelen:
Cassatie in het belang der wet + herziening arresten/vonnissen (ten voordele/ten nadele). Een
buitengewoon rechtsmiddel staat open, wanneer het gewone rechtsmiddel niet openstaat. Dit
volgt uit art. 456 (cassatie belang der wet) en 457 (herziening: moet onherroepelijk zijn geworden)
Sv. Verhouding met gewone rechtsmiddelen is dus dat deze moeten zijn uitgeput, alvorens je aan
de buitengewone rechtsmiddelen toekomt. Toegevoegde waarde van dit onderscheid is dat
gewone rechtsmiddelen schorsende werking hebben van de uitspraak 1e aanleg (art. 557 Sv,
maar uitzonderingen bestaan), dit doen buitengewone rechtsmiddelen niet.
Volgens De Hullu (1989) zijn rechtsmiddelen: “wettelijke mogelijkheid voor procespartijen
om beslissing van de strafrechter ter toetsing voor te leggen aan rechterlijke instantie die de
bevoegdheid heeft om deze beslissing te niet te doen”.
Hier vallen buiten: gratie (hc 10) en verzet tegen strafbeschikking (hc 4). Als verdachte
verzet instelt (tegen strafbeschikking) dan wil hij daar mee bewerkstelligen dat de zaak
alsnog voor de rechter komt. In beginsel is de strafbeschikking namelijk niet
afgegeven/genomen door een rechter. Echter, dit past niet bij de definitie van rechtsmiddelen
(zoals hierboven weergegeven). Ook gratie valt buiten de definitie, want de koning beslist én
gratie tast enkel de tenuitvoerlegging aan (de uitspraak an sich blijft in stand). Er is bij gratie
altijd een advies van de rechter en heeft zodoende wél invloed op het uiteindelijke oordeel.
Resumerend, het gaat om: i. door recht genormeerde mogelijkheid om ii. beslissing
strafrechtelijke instantie iii. voor te leggen aan de rechter iv. wiens oordeel beslissing of tul
daarvan kan beïnvloeden.
Waarom hebben we rechtsmiddelen?
Volgens De Hullu (1989):
- Vergroten kans op een juiste en beter aanvaardbare einduitspraak (aanvaardbaarheid en
legitimiteit)
- Behoefte aan rechtseenheid en controle op juist verloop van procedure (rechtszekerheid)
- Behoefte aan herstel aperte onjuistheden (controlefunctie)
Nadelen rechtsmiddelen
- Uitstel van executie.
- Doorlooptijden
- Soms anders wegen (hof weegt soms heel anders dan de rechtbank).
, Een voorbeeld hiervan is (wetsvoorstel) artikel 557a Wet dadelijke tenuitvoerlegging van
gevangenisstraffen. Deze wet is nooit in werking getreden, maar beoogde
gevangenisstraffen van ten minste 1 jaar dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Dit zou de
schorsende werking van het instellen van een rechtsmiddel doorbreken. Dit artikel is
besproken binnen de Kamer en brengt tot uitdrukking dat de executie snel zou moeten
volgen op de beslissing.
Een aantal bepalingen nader gespecificeerd:
- Art. 410a Sv: verlofstelsel. Bij bepaalde ‘lichte delicten’ moet je verlof krijgen alvorens het
hof zich gaat buigen over de zaak.
- Art. 416 Sv: het hof moet zich primair richten op de bezwaren van verdachte in hoger
beroep.
- Art. 80a RO: mogelijkheid voor Hoge Raad om zaken zonder een inhoudelijke toets af te
doen. Mits er geen grote belangen van rechtseenheid spelen én er is voldaan aan
minimale eisen van rechtswaarborgen.
- Art. 404 lid 2 Sv: sluit aantal zaken uit van hoger beroep. Bijv. bij toepassing van 9a Sr of
grens GB € 50,-
- Art. 427 lid 2 Sv: sluit zaken uit van cassatie. Bijv. grens GB € 250,-
Passend bij doelstellingen Sv
De rechtsmiddelen passen ook bij de doelstellingen van Sv, te weten:
I. Juiste toepassing materiële strafrecht
II. Eerbiediging rechten verdachte: vgl. verzet: art. 6 EVRM biedt recht tot toegang tot de rechter.
III. Eerbiediging rechten anderen (slo of BP): vlg. hoger beroep BP, zie art. 421 Sv.
IV. Procedurele rechtvaardigheid. Noopt niet tot alles overdoen, want we kennen het
voortbouwend appel. In hoger beroep erover hebben waar de procespartij zich tegen verzet
(waar het appel zich tegen richt).
V. Afweging kosten en baten
Recht op rechtsmiddel?
Noodzaak van het rechtsmiddel (verzet) tegen de strafbeschikking is gelegen in art. 6 EVRM.
Uit dit artikel vloeit het recht op toegang tot de rechter uit voort, maar niét recht op
rechtsmiddel. Dit recht vloeit voort uit art. 2 lid 1 van het 7e Protocol EVRM. Echter, dit
“deelverdrag” van het EVRM is niet geratificeerd door Nederland, maar via de jurisprudentie
werkt het wel door in de interpretatie van Nederlandse recht.
- Krombach v. France1: gaat om Duitse arts die in Duitsland zijn Franse stiefdochter van
het leven heeft beroofd. In Duitsland werd een procedure gestart. Hij verscheen niet. Naar
Frans recht is er dan een regel dat als je niet verschijnt ter zitting, je ook het woord niet
mag voeren. Werd veroordeeld. Ging in cassatie, maar werd niet-ontvankelijk verklaart,
want zonder zijn aanwezigheid veroordeeld. Raar: kon niet klagen over de gevolgen van
zijn afwezigheid (veroordeling), omdat hij afwezig was.
Hoe verhoudt zich dit tot art. 6 EVRM? Par. 90 bevat de conclusie van het EHRM over
aangenomen schending van art. 6.
Hoe verhoudt zich dit tot schending van het recht in hb? Par. 100.
Overweging hof: een review mag beperkt worden. Beperking mag ook tot ‘points of law’ à
hoeft niet te gaan over feiten. In Nederland is dus de beperking tot het voortbouwend
appel (lees: alleen de punten die partijen verdeeld houden bespreken), aanvaardbaar.
Echter, als er verder beperkingen worden gesteld dan mag het niet zo zijn dat ze geen
legitiem doel hebben en de essentie van het recht onmogelijk maken.
Van de situatie waarin de essentie van het recht onmogelijk gemaakt wordt, was sprake in
deze casus. Krombach kon geen review krijgen van de beslissing om te weigeren zijn
advocaten aan het woord te laten (par. 100) en dit levert een schending op.
- Anonieme verdachten: gaat over beperking die in Nederland bestaat: bij het instellen
van hoger beroep moet je jezelf kenbaar maken. Je mag dus niet anoniem beroep
instellen. Anonieme verdachten in hoger beroep mag dus niet volgens hof en Hoge Raad.
Dit verhoudt zich niet tot het voornoemde arrest (Krombach v. France) volgens het
EHRM, want maakt een inbreuk op essentie van het recht om review te krijgen.
1
EHRM 13 februari 2001, Krombach v. France,
https://hudoc.echr.coe.int/eng#{"documentcollectionid2":["GRANDCHAMBER","CHAMBER"]}
, - Papon v. France2: ging over Papon, hij is een oorlogsmisdadiger. Zijn proces is gestart in
zijn aanwezigheid, maar vervolgens vluchtte hij. Vervolgens werd als voorwaarde
verbonden aan het instellen van hoger beroep, dat hij zich zou overleveren aan de Franse
autoriteiten. Hier nam het EHRM geen schending aan, want is in ieder geval een review
geweest.
Artikel 14 lid 5 IVBPR
Deze bepaling werkt rechtstreeks in Nederland. Dit artikel biedt meer ruime voor
uitzonderingen voor o.a. bagateldelicten. Review hoeft geen hoger beroep te zijn, mag ook
cassatie zijn. Kan zelfs een verlofregeling gelden als review. De vraag is of je het IVBPR
rechtstreeks rechtsmiddel(en) schept. IVBPR zal geen rechtsmiddel kunnen creëren als het
middel er niet is. Het is dus een verplichting aan de staat om het recht op een rechtsmiddel
te realiseren.
Zijn wel aantal zaken waar een beroep is gedaan op het IVBPR en de rechter een oordeel
velt over of de nationale regeling wel/niet in lijn met het IVBPR is, te weten:
i. NJ 1996/5843: Hoge Raad heeft oordeel gegeven op de vraag hoe het IVBPR zich verhoudt
als in hoger beroep onderdelen van het vonnis waarvan je bent vrijgesproken, weer opnieuw
aan de orde kunnen worden gesteld in hoger beroep (en waar dus een veroordeling voor kan
volgen). Dit kan naar Nederlands recht, zo volgt uit art. 407 Sv (op grond van dit artikel kun je
enkel van een vonnis in zijn geheel in hoger beroep). Oordeel Hoge Raad: is in lijn met IVBP,
toegestaan.
ii. NJ 2013/5334: Hoge Raad oordeelde omtrent de beperkingen in hoger beroep zoals bedoeld
in art. 416 lid 2 Sv (hoger beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard als je niet schriftelijk
grieven hebt ingediend én niet ter zitting de grieven komt toelichten). Hoge Raad acht dit niet
in strijd met art. 14 lid 5 IVBPR.
Resumerend, het IVBPR zal geen rechtsmiddel creëren, maar is zeker wel van belang als
kader waar rechtsmiddelen aan moeten voldoen. De Hoge Raad heeft zich in ieder geval al
uitgelaten over art. 407 en 416 lid 2 Sv. Er kunnen dus beperkingen worden gesteld aan het
recht op het instellen van een rechtsmiddel. Het kader waarbinnen dit kan, is vrij ruim.
Procedure instellen rechtsmiddel
Procedure op zichzelf moet in lijn zijn met art. 6 EVRM. Ook als er geen verplichting tot het
openstellen van een rechtsmiddel is: als een rechtsmiddel open staat, moet de bij de
behandeling daarvan gevolgde procedure in overeenstemming met art. 6 EVRM zijn.
Dit kwam ook tot uiting in het navolgende arresten (Kremzow v. Oostenrijk en Hemri v.
Italië) welke in onderling verband moeten worden gelezen, te weten:
- Kremzow v. Oostenrijk5: ging over Kremzow, moordzaak. Oud rechter had de moord
gepleegd. De rechter wilde zichzelf verdedigen, maar dit mocht niet. Werd hem een
advocaat toegewezen. Wordt schuldig bevonden. Hij gaat in beroep en stelt dat hij zichzelf
niet mocht verdedigen en geen sprake was van een eerlijk proces ex. art. 6 EVRM.
Zou hem ook onterecht zijn geweigerd doorzoeking woning slachtoffer door verdachte,
want daarmee kon hij aantonen dat er een ander scenario mogelijk was (zelfmoord). De
verdachte brengt formele bezwaren in (nietigheid). De aanklager kwam met materiele
bezwaren (moest levenslang zijn, gelet op het motief dat er wél is). Deze bezwaren
tezamen genomen werden in cassatie behandeld. Verdachte werd – naar de bepalingen
van het Oostenrijks recht – niet uitgenodigd om bij de behandeling in cassatie aanwezig te
zijn. Hier maakt verdachte bezwaar tegen, maar wordt verworpen.
Overweging EHRM: r.o. 58 en 59 wijst op art. 6 EVRM dat ook in hoger beroep geldt,
maar persoonlijke verschijning is niet van zelfde belang bij cassatieprocedure als dat het
is in de hoger beroepsprocedure/1e aanleg. Of de aanwezigheid van belang is moet per
geval worden afgewogen a.d.h.v.: i. belang wat verdachte heeft bij verschijning, ii.
waarover moet worden geoordeeld en iii. hoe de belangen zijn beschermd.
2
EHRM, 25 juli 2002, Papon v. France, http://www.internationalcrimesdatabase.org/Case/789
3
HR 7 mei 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0439, https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:1996:ZD0439
4
HR 16 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7790, https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2011:BQ7790
5
EHRM, 29 mei 1997, Kremzow v. Oostenrijk, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A61995CJ0299
, Uiteindelijke conclusie na behandeling is dat hij levenslang krijgt. In deze casus staan 2
vragen centraal, te weten:
1. Strijd met art. 6 EVRM de afwezigheid i.v.m. Berufung?: aanklager stelde dat
sprake moest zijn van veroordeling voor zwaarder delict, vanwege motief, zodat
levenslang moet volgen i.p.v. 20 jr. en hier mocht de verdachte niet bij aanwezig
zijn. Het EHRM acht dit in strijd met art. 6 EVRM (schending), want stond veel
op het spel voor verdachte (20 jr of levenslang). Ook ging het om het motief
(inhoudelijk). Alles werd gekoppeld aan het motief, dat was crucial important en
dus was er een noodzaak voor verdachte om erbij aanwezig te zijn (r.o. 67).
2. Strijd met art. 6 EVRM de afwezigheid i.v.m. Nichtigkeitsbeschwere?: was hem
geweigerd doorzoeking te doen bij zoon slachtoffer ter verkrijging van de
dagboekgegevens. Uiteindelijk heeft verdachte deze stukken wél gekregen. Het
EHRM acht dit niet in strijd met art. 6 EVRM (schending), want belang wel
aanwezig maar om deze gegevens naar voren te brengen is verdachtes
aanwezigheid zélf niet nodig (was vertegenwoordigd door advocaat).
- Hermi v. Italië6: ging om 485 gr heroïne wat werd aangetroffen bij verdachte. Bij
voorgeleiding werd hij in Italiaans verhoord en verklaard dat hij 485 gr heroïne voor eigen
gebruik had. Veroordeling volgt in een verkorte procedure. Werd door verdachte afstand
gedaan van openbare behandeling. Ter zitting is advocaat ziek en verzoekt de verdachte
zelf naar de zitting te brengen, dit wordt afgewezen want verdachte heeft zelf niet kenbaar
gemaakt aanwezig te willen zijn (was voorwaarde van de verkorte procedure dat hij dit
moest aangeven). In cassatie gaat verdachte in beroep tegen zijn afwezigheid. Wordt
verworpen. Afwezigheid van verdachte was een keuze (door akkoord te gaan met verkorte
procedure) en heeft niet zelf kenbaar gemaakt aanwezig te willen zijn).
EHRM (kleine kamer) oordeelt vervolgens dat er sprake is van strijd met art. 6 EVRM
(schending). EHRM (grote kamer) oordeelt vervolgens dat geen strijd met art. 6 EVRM
(schending) is. Allereerst herhaling criteria uit Kremzow v. Oostenrijk: belang vrij klein,
eigen aanwezigheid van verdachte niet noodzakelijk en uitdrukkelijke keuze gemaakt.
Drie beginselen bij rechtsmiddelenstelsel
Bij het stelsel van rechtsmiddelen kennen we drie beginselen, te weten:
1. Gesloten stelsel: wanneer je het rechtsmiddel kunt instellen, maar het niet doet dan kan de
situatie ontstaan dat je met een rechterlijke uitspraak zit die niet kan maar kun je niet meer
tegen ageren.
- Dit speelde ook in HR 16 oktober 1987, NJ 1998/841 m.nt. C7: was door politierechter 7
maanden GS opgelegd, maar 6 maanden was de max. Hier was geen hoger beroep tegen
ingesteld. Te laat kort geding aangespannen bij civiele rechter. Civiele rechter oordeelde
dat het vonnis onrechtmatig was (omdat de opgelegde straf niet mocht). De Hoge Raad
maakte hier korte metten mee en wees op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen.
Bedoelt hiermee: de mogelijkheid tot instellen van een rechtsmiddel moet je benutten, doe
je dit niet dan vervalt je mogelijkheid.
- In HR 1 februari 1991, NJ 1991/413 m.nt. ThWvV (Maat Kostovski)8 was het kortgeding
wél succesvol. Uiteindelijk geleidt tot herzieningsmogelijkheid (art. 457 lid 1 sub b Sv en
473 lid 3 Sv).
2. Niet twee beslissingen naast elkaar bestaan: de bestreden beslissing moet verwerkt
worden in nieuwe beslissing. Dit zien we in een aantal wetsartikelen (art. 257f lid 4, 423 en
440 Sv). De vervolgrechter moet iets doen met de eerdere beslissing, te weten: vernietigen of
bevestigen.
3. Concentratiebeginsel: wetgever stond voor de vraag of er een rechtsmiddel open moet
staan tegen beslissingen afzonderlijk of gezamenlijk. Anders gezegd: tegen een tussentijdse
beslissing zoals bijv. beslissing op verzoek getuigenverhoren? Nee. Eerst zaak afronden.
Hoger beroep is geconcentreerd, dit blijkt uit art. 406 lid 1 Sv (cassatie ex. art. 428 Sv).
Uitzondering in 406 lid 2 (beslissingen die worden genomen in het kader van de VH). In
Nederland kennen we een verbod op partieel appel.
6
EHRM, 18 oktober 2016, Hermi v. Italië, https://hudoc.echr.coe.int/eng#
7
HR 16 oktober 1987, ECLI:NL:HR:1987:AC9996,
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:1987:AC9996
8
HR 1 februari 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0130, NJ 1991/413,
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:1991:ZC0130
,College 2: Competentie in appel en cassatie, aanwenden van rechtsmiddelen en partieel
appel
Competentie Gerechtshof
De (algemene) competentie is te vinden in art. 60 lid 1 Wet RO. Zittingsplaatsen zijn expliciet
in Wet RO opgenomen. In art. 62a (de minister wijst een ander gerecht aan) en 62b Wet RO
(hof mag een ander hof aanwijzen in een specifieke zaak) is de mogelijkheid gegeven dat er
een ander gerecht wordt aangewezen als bevoegd gerecht. Tegen beschikkingen van rc kan
met in hoger beroep bij de rechtbank (art. 446 lid 1 en 87 lid 1 Sv). Belangrijk artikel is art.
404 Sv (uitgesloten van hoger beroep), want dit artikel bepaalt welke strafzaken bij het hof
terecht komen.
- In NJ 2019/3819 is beslist op de vraag waar je naar moet kijken of een situatie van art.
404 lid 2 Sv van toepassing is. Antwoord: tenlastelegging is bepalend, niet veroordeling 1e
aanleg.
In deze zaak was het opzettelijk overtreden van de Opiumwet ten laste gelegd. Door de
rechtbank werd bewezenverklaard dat alleen overtreding bewezen kon worden (kale
aanwezig hebben, maar niet opzet daarop). Dit maakt het feit tot een overtreding (art. 11
Opiumwet). Vervolgens kreeg verdachte geen straf of maatregel opgelegd (toepassing art.
9a Sr). Hij hing in hoger beroep en speelde de vraag of verdachte ontvankelijk was? Art.
404 lid 2 onder a Sv: “tegen vonnissen betreffende overtredingen staat hoger beroep open
voor verdachte, tenzij 9a Sr is toegepast”. Zou denken dat hij dus niet-ontvankelijk is,
maar denkfout: wordt alleen gekeken naar wat er is gebeurd t.a.v. de overtreding, maar
niet naar wat er in zijn geheel ten laste is gelegd (was misdrijf ten laste gelegd à dus art.
404 lid 1 Sv van toepassing en hb staat open).
Competentie Hoge Raad
Art. 427 Sv bepaalt waartegen je cassatie kunt instellen. Voor kleine categorie vonnissen is
er ook direct cassatie mogelijk, zie art. 404 lid 4 Sv (overtredingen). Reden dat de
mogelijkheid van art. 404 lid 4 Sv er is, is omdat wetgever wilde voorkomen dat lagere
wetgevers beslissingen kunnen nemen die enkel door de rechtbank getoetst kunnen worden.
Is dus een extra waarborg/controle mogelijkheid (tot appel). Naast cassatierechter is de
Hoge Raad ook cassatierechter ‘in het belang der wet’ (art. 78 lid 1 Wet RO). Op grond van
lid 5 kun je geen cassatie instellen als er nog een ander rechtsmiddel openstaat. Ook belast
met herziening (zie art. 457 e.v. Sv).
Aanwenden rechtsmiddel
Er dient een onderscheidt te worden gemaakt, te weten:
- Verzet tegen strafbeschikking: ex art. 257e lid 3 Sv dien je dit in persoon of schriftelijk (bij
brief) te doen bij OvJ. Informele eenvoudige manier om aan te geven dat je het er niet
mee eens bent.
- Hoger beroep/cassatie: ex. art. 449 e.v. Sv is algemene regeling voor zowel hoger beroep
als cassatie, die regelt de wijze van aanwenden, waarbij de hoofdregel is: verklaring
afleggen op de griffie van gerecht die de beslissing heeft genomen. Je moet daarin
aangeven welk rechtsmiddel wordt aangewend (waarvan akte wordt opgemaakt).
In de praktijk kunnen zich situaties voordoen waarbij er iets misgaat in het aanwenden van
het rechtsmiddel. Hierbij denkend aan:
i. Verdachte wendt foute rechtsmiddel aan of preciseert niet welk rechtsmiddel wordt aangewend: de rechter zal je
rechtsmiddel doorverwijzen. De rechter komt verdachte tegemoet. Converteert het
rechtsmiddel. Dit volgt uit NJ 1999/13610.
- In NJ 2001/1515 stond de vraag centraal: welk rechtsmiddel staat open? Ging om
overtreding van art. 10.2 lid 1 Wet milieubeheer (zich al dan net opzettelijk van afval
ontdoen door deze buiten een inrichting op of in de bodem te brengen). Als je het
9
HR 10 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1311, NJ 2019/381,
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2019:1311
10
HR 20 juni 1998, ECLI:NL:HR:1998:AD2908, NJ 1999/136,
https://www.navigator.nl/document/id3419980630107596enj1999136dosred/ecli-nl-hr-1998-ad2908-nj-1999-136-verkeerde-
rechtsmiddel-ten-onrechte-niet-ontvankelijk
, opzettelijk doet dan is sprake van misdrijf, valt opzet weg dan overtreding. Wordt
veroordeeld voor de overtreding (niet opzettelijk) voor GB € 500. Je moet dan kijken
naar art. 407 lid 1 Sv (staat in dat je slechts tegen vonnis in zijn geheel in hoger
beroep kunt komen. Dus niet alleen de overtreding (bewezenverklaring), maar ook
tegen het misdrijf zoals tll) en art. 404 lid 1 Sv (hoger beroep mogelijk bij misdrijven,
tenzij je van tll in geheel bent vrijgesproken à n.v.t. want feit 1 veroordeling en feit 2
vrijspraak).
De politierechter had medegedeeld dat er rechtsmiddel openstond (ex. art. 364 Sv),
maar had niet gezegd wélk rechtsmiddel ingesteld moest worden. Verdachte stelde
hoger beroep in en daarvan is akte opgemaakt. Griffier bij de rechtbank dacht dat
cassatieberoep was en stuurde deze naar Hoge Raad. Hoge Raad verstaat afgelegde
verklaring aldus dat verdachte hoger beroep heeft willen instellen (r.o. 3.7).
Resumerend, je kijkt dus naar de gehele tenlastelegging. Constateer dat er een
misdrijf ten laste is gelegd (ondanks dat misschien voor een overtreding is
veroordeeld, want bijv. geen opzet). Dát bepaald dan hoe je moet kijken naar art.
404 Sv. Je kunt het hoger beroep niet beperken voor enkel het subsidiair ten
laste gelegde (art. 407 Sv staat hieraan in de weg).
Wijze van aanwenden: de hoofdregel
De hoofdregel is te vinden in art. 449 lid 1 Sv. Hiervan wordt een akte opgemaakt ex. art.
451 Sv (weergave van wat degene daar heeft gezegd). Voor gedetineerden geldt art. 451a
Sv. Ook minderjarigen kennen aparte regeling ex. 502 Sv (onder 16 jr dan komt de
raadsman dezelfde bevoegdheden als verdachte toe en hoeft dan niet gemachtigd te zijn.
Kan zelfstandig de bevoegdheden uitoefenen). Wanneer de raadsman hoger beroep instelt
tegen wil van minderjarige verdachte in, dan geldt lid 2 (bezwaarschrift).
Kijk de reparatiewet USB op Nestor hiervoor!! Is nu: art. 502 Sv, maar staat niet in ons
wetboek door foutje. Zie daarom reparatiewet USB.
Aanvulling op de hoofdregel: I. gevolmachtigde advocaat
Zie art. 450 lid 1 sub a Sv. Er ontstond de confraternele hulp waarbij een advocaat zijn
collega – die tóch in de rechtbank aanwezig was – vroeg om naar de griffie te graag en
namens hem hoger beroep in te stellen. Deze praktijk werd goedgevonden bij arrest, te
weten HR 10 juni 1986, NJ 1987/12411, ondanks dat dit niet strookte met de wet.
Gedachte achter het feit dat wetgever wil dat iemand naar de griffie komt om hoger beroep in
te stellen, is dat oproeping terstond kan worden betekend (betekening in persoon) (zie art.
408a Sv). Zelfs als dan de gemachtigde (advocaat) de dagvaarding in ontvangst neemt, is
art. 450 lid 5 Sv van toepassing: staat gelijk aan een ‘in persoons betekening’.
Aanvulling op de hoofdregel: II. schriftelijk gemachtigde (gevolmachtigde advocaat)
Extra voorwaarde is het bij je hebben van een schriftelijke machtiging van verdachte ex. art.
450 lid 1 sub b Sv (bijzondere volmacht). Gedachte hiervan hangt samen met de
verstrekkendheid van het instellen van hoger beroep en het uitreiken van de dagvaarding.
Voorbeelden van problemen rondom instellen hoger beroep bij de griffie volgt uit een aantal
arresten:
- In Verzuim griffier-arrest was sprake van veroordeling voor in bezit hebben van
opgevoerde brommer. Vader van verdachte stelt hoger beroep in, maar heeft geen
bijzondere (schriftelijke) volmacht. Is een probleem, want verdachte zelf is niet gekomen
(art. 449 lid 1 Sv) of iemand anders met een bijzondere schriftelijke volmacht (art. 450 lid 1
sub b Sv).
In cassatie wordt een middel ingesteld door OM dat verdachte niet-ontvankelijk moet
worden verklaard in hoger beroep, omdat vader die namens zoon beroep instelde dit niet
krachtens bijzondere volmacht deed.
Hoge Raad volgt het middel niet, want griffier had de vader erop moeten wijzen dat hij een
bijzondere volmacht moest overleggen. Dit verzuim kan niet aan verdachte worden
11
HR 10 juni 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC1490, NJ 1987/124,
https://www.navigator.nl/document/id341986061079640inj198785dosred/ecli-nl-hr-1986-ac1490-nj-1987-85-hr-10-06-1986-nr-
79640i
, toegerekend (r.o. 4.3). Hierbij achtte de Hoge Raad het van groot belang dat ttz verdachte
zélf aangaf hoger beroep wilde instellen.
Brief naar griffier?
- In HR 23 juni 1987, NJ 88/35212 bleek dat uit brief aan griffie waarin verdachte informeert
naar ‘te nemen stappen’ kan worden afgeleid dat verdachte hem ter beschikking staand
rechtsmiddel heeft willen instellen. De brief aan de griffie moet dan worden aangemerkt
als bijzondere volmacht in de zin van art. 450 lid 1 sub b Sv.
Probleem van deze benadering is dat de griffie nooit meer contact heeft met de verdachte
en dus vreemd dat de griffie dan namens hem hoger beroep in zou moeten stellen.
‘Volgens de regelen der kunst’
In reactie op voornoemd arrest paste de wetgever art. 450 aan door toevoeging van lid 3 Sv
(instemming van verdachte, aannemen oproeping en opgeven adres door verdachte is
vereist). Advocaat kan ook een machtiging toezenden aan griffier of hoger beroep in te
stellen. Hoge Raad oordeelde dat bedoeling van de wetgever (in MvT) de doorslag krijgt à
zelfde mogelijkheid als verdachte. In r.o. 3.6 t/m 3.8. somt wel nog drie eisen op, te weten:
1. Verklaring advocaat dat hij door verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot instellen hoger
beroep;
2. Verklaring advocaat omtrent instemming verdachte om bij medewerker ter griffier aanstonds
oproeping in ontvangst te nemen;
3. Adres moet bekend zijn waar afschrift van appeldagvaarding naar kan worden toegezonden.
Een fax voldoet niet aan de eisen, waardoor niet-ontvankelijkheid moet volgen.
Herstelmogelijkheid in cassatie?
Nee, volgt uit BY835713. Doe je het bij de griffier van het gerechtshof fout dan kan er niet
meer worden hersteld, omdat het feit dat er geen zitting is er niet hersteld kan worden.
Instellen per email?
- In HR 10 november 2015, NJ 2015/47314 zei de Hoge Raad dat een email in beginsel geen
schriftelijke volmacht is die aan de griffier kan worden gestuurd om hoger beroep in te stellen.
Het ging hier om een email waarin de mededeling stond dat de verdachte de advocaat heeft
gemachtigd op beroep in cassatie te stellen en dat de griffier werd gemachtigd tot aanwenden
van het rechtsmiddel.
AG: email is geen schriftelijke volmacht, maar is een vertrouwelijke email en dus vertrouwen
gewekt door griffier dat dit op deze manier kon. Hoge Raad ging hierin mee en kon dus toch in
dit geval.
- In HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:265415 herhaalt de Hoge Raad bovenstaand
arrest: emailbericht is niet zo een schriftelijke volmacht (want kun je niet ondertekenen), maar
wat wél kan is een email met daarin een gevoegde brief, die de schriftelijke volmacht is, mits:
i. Emailbericht met bijlage, is verzonden naar e-mailbericht van het gerecht
ii. De schriftelijke volmacht voldoet aan de in HR 22 december 2009,
ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/10216 geformuleerde eisen.
Varianten instellen rechtsmiddel uit de rechtspraak
- In HR 15 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:265517 is de schriftelijke volmacht ondertekend
door een juridisch medewerker i.p.v. door de advocaat. Is een gebrek aan de volmacht.
Herstel kan plaatsvinden ttz (verdachte of een gevolmachtigde raadsman kan aangeven dat
hieraan wel de wens tot instellen van hoger beroep ten grondslag lag).
12
HR 23 juni 1987, ECLI:NL:HR:1987:AC9916, NJ 1988/352,
https://www.navigator.nl/document/id341987062381142nj1988352dosred
13
HR 22 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8357,
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2013:BY8357
14
HR 27 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:473, https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2015:473
15
HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654, https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2016:2654
16
HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102,
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2009:BJ7810
17
HR 15 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2655, https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2016:2655
, - In HR 3 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:263318 werd persoonlijk het grievenformulier
ingeleverd bij de griffie. De Hoge Raad oordeelde dat dit automatisch gelijk wordt gesteld met
instellen van hoger beroep.
- In HR 19 december 2017, NJ 2018/32219 stond de vraag centraal of het op te geven adres
t.b.v. de uitreiking van de dagvaarding ook het adres van de raadsman mag zijn? Ja. Voldoet
aan art. 450 lid 3 Sv.
Anoniem aanwenden van hoger beroep
- In HR NJ 2001/49920 was er cassatieberoep ingesteld tegen een vonnis dat was gewezen
tegen een NN-verdachte (niet naam van bekend). Lang ging de Hoge Raad hierin mee, maar
met dit arrest ging het roer om. De bezwaren tegen anoniem aanwenden van rechtsmiddelen:
i. Tul beslissingen tlv anonieme verdachte: je kunt beslissingen lastig ten uitvoer leggen als de
verdachte niet bekend is.
ii. Niet te rechtvaardigen voorsprong op andere verdachten
iii. Op andere terreinen verboden/onbekend: wordt verwezen naar het Europees recht waarbij je bij
het EHRM en IVBPR niet als anoniem persoon kunt klagen.
iv. Vordering BP: sterkte rol hedendaags. Als de vordering BP wordt toegewezen dan moet het ook
bij iemand gehaald kunnen worden (uitgevoerd worden).
Om voornoemde redenen kan een verdachte tegen beslissing ‘waarin hij op andere wijze dan
bij naam is aangeduid’, geen rechtsmiddel aanwenden.
- In HR NJ 2019/33721 ging het om instellen beroep door politieman onder codenummer.
Politieagent werd veroordeeld voor art. 6 WVW tijdens een arrestatie (aanmerkelijk
onvoorzichtig). Wilde onder codenaam- en nummer berecht worden en hoger beroep
instellen. De Hoge Raad oordeelde dat dit niet gelijk wordt gesteld aan anoniem aanwenden
van appel. In dit geval waren de persoonsgegevens van verdachte (de agent) bij de instanties
wel bekend. Immers via codenummer.
Partieel appel
Mag niet. Je mag niet slechts in hoger beroep gaan van een deel van de ten laste legging. 1
uitzondering op: indien zaken gevoegd zijn (art. 407 Sv) à denk hierbij aan cumulatieve
tenlasteleggingen (feit 1, 2 en 3: zijn afzonderlijke feiten). Bij gevoegde zaken kun je dus wél
onderscheidt maken en enkel tegen bijv. veroordeling van feit 1 en 3 in hoger beroep komen.
Bij vrijspraak van gevoegde zaak kan verdachte geen appel instellen (art. 404 lid 5 Sv).
Daarom moet de OvJ appel instellen tegen dát deel van cumulatief gevoegde zaken opnieuw
berecht wil zien. Dit gaat niet altijd goed, zo volgt uit onderstaand arrest:
- In HR 3 april 2007, LJN AZ839322 was eerst een primair- en subsidiaire tenlastelegging
(primair: poging doodslag, subs: openlijke geweldpleging en meer subs: mishandeling).
Officier heeft tll gewijzigd naar een (impliciet) cumulatieve tenlastelegging (F1: poging
doodslag F2: openlijke geweldpleging F3: mishandeling). Hier was verdachte
vrijgesproken van F1. Verdachte ging in hoger beroep, waardoor door de wijziging tll de
poging doodslag niet meer aan de orde was (want immers vrijspraak gevolgd). Nu OM
geen appel heeft ingesteld oordeelt het hof dat dit geen onderdeel is van hoger beroep.
Beperkingen in akte
Er worden soms beperkingen gedaan in een akte die niet kunnen. Wat dan? Deze vraag
speelde ook in onderstaan arrest:
- In HR 28 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO403023 was op de akte van rechtsmiddel gezet
dat het appel zich niet richt tegen beslissing op vordering tenuitvoerlegging (TUL) (art. 14g
lid 3 Sr). Was voor verdachte gunstige beslissing. Raadsvrouw verzoekt dit als niet
geschreven te beschouwen en dus dat hij tegen hele vonnis hoger beroep in heeft willen
18 HR 3 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2633, https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2017:2633
19
HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3190, NJ 2018/322,
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2017:3190
20
HR 27 februari 2001, ELCI:NL:HR:2001:AB0259, m.nt. T.N. Schalken, NJ 2001/499,
https://www.navigator.nl/document/id34200102270029300nj2001499dosred/ecli-nl-hr-2001-ab0259-nj-2001-499-geen-
rechtsmiddelen-door-nn-verdachten
21
HR 23 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:660, m.nt. W.H. Vellinga, NJ 2019/337,
https://www.navigator.nl/document/idaf74da940e104f0f951113ce3c88b49f/ecli-nl-hr-2019-660-nj-2019-337-instellen-beroep-
door-politieman-onder-codenummer
22
HR 3 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ8393, https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2007:AZ8393
23
HR 28 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO4030, https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak/?ecli=ECLI:NL:HR:2011:BO4030