Aardrijkskunde Hoofdstuk 2
Inleiding:
Bijzonderheden over Uganda:
● De Ugandese taal is Luganda, veel mensen spreken engels.
● De Ugandese vrouw staat bekend om veel kinderen krijgen (5,8 kind per vrouw
gemiddeld).
● In Uganda hebben ze strengen beleefdheidsregels.
● Scholen zijn in Uganda slecht of heel duur.
● Vrouwen in Uganda hebben moeilijk te bewerken afro kapsel. vooral in Nederland
zijn goede kapsalons moeilijk te vinden.
Hoofdstuk 2.1 Druk en het wordt steeds drukker.
● Bevolkingsspreiding: De manier waarop de bevolking over een gebied gedeeld is.
● Bevolkingsdichtheid: Het aantal inwoners gedeeld door de oppervlakte van een land.
Vierkante kilometer.
● Lage bevolkingsdichtheid: is een gebied waar weinig mensen wonen: Westen van
Amerika, Canada, rusland, Afrika.
○ Koude streken
○ Woestijnen
○ Oerwouden
○ Berggebieden
● Hoge bevolkingsdichtheid is een gebied waar veel mensen wonen: Oosten van
Amerika, Europa, India en Azië.
○ Langs rivieren
○ Aan de kust
○ Met goede bestaansmogelijkheden (Bijvoorbeeld bij vruchtbare grond of waar
veel werk is).
● Bevolkingsgroei: Er worden steeds meer baby´s geboren (300 per minuut) en er
gaan steeds meer mensen dood (180 per minuut). Per minuut komen er dus 120
mensen bij. Oorzaken:
○ Er worden steeds meer kinderen geboren, terwijl er per gezin juist minder
komen.
○ Levensverwachting: De gemiddelde leeftijd is ongeveer 72 jaar, maar in 1950
was het gemiddelde 48 jaar op aarde.
■ Goede hygiëne, om ziekte te voorkomen .
■ Goede artsen
■ Medicijnen
■ gezondere voeding
In arme landen is nog steeds een groter sterfte gemiddelde dit komt door diarree,
longontsteking, oorlogen, hongersnood en natuurrampen.
Geboorte: Nu neemt de snelheid in groei af.
In arme landen worden gezinnen groter dan in rijke landen. Hoe kan dat?
● Kinderen kunnen voor de ouders werken.
● Mensen doen er minder aan om niet zwanger te worden, dit kan komen door geen
anticonceptie of geloof.
● In arme landen overlijden veel kinderen op jonge leeftijd dus ouders maken meer
kinderen.
● In sommige landen wordt je belangrijker gevonden als je meer kinderen hebt.
, In rijke landen worden gezinnen kleiner gehouden.
● Mensen weten beter hoe ze kinderen krijgen (zwangerschap) kunnen voorkomen.
● Mensen vinden kinderen opvoeden duur.
● In rijke landen heb je geen kinderen nodig die voor je gaan zorgen als je ouder bent,
wij hebben gewoon pensioen.
Hoofdstuk 2.2 De bevolking groeit en vertrekt.
Op de wereld zijn 60 miljoen meer mannen dan vrouwen.
● Leeftijdsopbouw: De inwoners van een land kun je indelen in leeftijdsgroepen.
● Bevolkingsgrafiek: Een grafiek waarbij je in een oogopslag kunt zien hoe de
leeftijdsopbouw van een land eruit ziet.
○ Opvallend is dat in arme landen veel kinderen zijn en mensen niet oud
worden.
Migratie:
● Immigratie: Mensen die een land binnen komen, om te wonen, noem je immigranten.
● Emigratie: Mensen die een land uit gaan om ergens anders te wonen noem je
emigranten.
● Natuurlijke Bevolkingsgroei van een land is door geboorte en sterfte.
● Sociale bevolkingsgroei van een land is door migratie.
Waarom zouden mensen willen migreren (verhuizen) en alles achter zich laten.
1. Economische redenen: Mensen zoeken werk : Arbeidsmigranten.
2. Politieke redenen: Bijvoorbeeld bij oorlog: Vluchteling.
3. Ecologische redenen: Als de natuur van slag is bijvoorbeeld bij langdurig droogte:
Ecologische vluchteling.
4. Sociale redenen: Als mensen van een gezin bij elkaar willen komen:
Gezinshereniging of wanneer je verliefd wordt op iemand uit een ander land:
Gezinsvorming.
Push (duwen) factoren om te emigreren: Werkloosheid, oorlog, droogte.
Pull (trekken) factoren om te emigreren: Familie, verkering, veiligheid, werk, vrijwilligerswerk.
Hoofdstuk 2.3 Cultuur
● Wetten: geven in een land aan wat wel en niet mag en normaal gevonden wordt.
● Cultuur: is een manier waarop een groep mensen samenleeft, dit wordt aangeleerd:
○ Zo leer je de taal spreken
○ Je wordt opgevoed
○ Je voelt je bij een groep horen.
○ Je vindt dingen normaal en andere dingen niet.
● Cultuurelementen: Belangrijkste kenmerken van een cultuur:
1. Taal en godsdienst: Er zijn zo'n 6000 talen en 6000 religies.(verstand)
2. Wetten, familiebanden en opvoeding. (afkomst)
3. Kleding, voedsel, gebouwen en kunst.
a. Kleding: bikini, hoofddoek, boerka.
b. Voedsel: pizza, sushi, aardappelen.
c. Gebouwen: eifeltoren, piramide, colosseum.
d. Kunst: dansen, muziek.
● Cultuurverspreiding: Dit gebeurde vooral door handel en oorlog.
● Kolonie: Een land dat wordt veroverd door een ander land.