Week 2: ASS + LVB
Neurobiologische ontwikkelingsstoornis: stoornissen waarvan er sprake is van een gebrekkige
ontwikkeling of functioneren van de hersenen of deelgebieden van de hersenen die van invloed zijn
op de cognitieve, sociale of emotionele ontwikkeling. Deze categorie omvat de volgende typen
stoornissen:
- Autismespectrumstoornis
- Verstandelijke beperking
- Specifieke leerstoornis
- Communicatiestoornis
- aandachtsdeficiëntie-/ hyperactvititeitsstoornis (ADHD)
Factoren die het risico verhogen op ontwikkelingsstoornissen:
- genetische vatbaarheid
- stressoren uit de omgeving (zoals het wonen in een achterstandswijk)
- Gezinsfactoren (mishandeling)
- Geslacht (jongens is het risico groter)
Mishandeling speelt een grote rol:
- kinderen kunnen minder goed gezonde relaties ontwikkelen met anderen
- missen het vermogen tot empathie, geweten of bezorgdheid over anderen
- verminderd gevoel van eigenwaarde, depressie, kinderlijk gedrag (bedplassen),
zelfmoordgedachten/ pogingen, slechte schoolprestaties, gedragsproblemen, niet de wereld willen
verkennen
Er speelt dus nature en nurture in het ontwikkelen van psychische stoornissen in de jeugd
Autismespectrumstoornis: een pervasieve ontwikkelingsstoornis die wordt gekenmerkt door het niet
aangaan van relaties met anderen, niet spreken, verstoord motorisch gedrag, een verstandelijke
handicap en behoefte aan een constante omgeving
Soorten autistische stoornissen vroeger:
- klassiek Autisme
- Syndroom van Asperger
- PDD-NOS
Deze 3 stoornissen bestaan niet meer. Vroeger had je een stoornis of niet en werd het vaak in een
van deze 3 hokjes gestopt. Nu is er Autisme Spectrum Stoornis.
, ASS:
1. Structurele beperkingen en achterstanden in het uiten en begrijpen van sociaal contact.
Zowel verbaal als non-verbaal (sociale communicatie en interactie)
2. Beperkingen in de motoriek, steeds herhalen van gedragingen en specifieke interesses
(rigiditeit)
Beschrijving van chronische klachten in ernstgraad die het sociaal functioneren belemmeren.
Verschijningsvormen ASS:
- beschrijving van 2 bovenstaande punten in lichte, matige of ernstige aanwezigheid en daarmee
ondersteuningsbehoeften
- met of zonder beperking in taal
- met en zonder een verstandelijke beperking
- meer beschrijvend en persoonsgericht en minder stigmatiserend dan vroeger
Wat zijn de klachten van ASS volgens de DSM-5:
Type klachten:
1. Gebrekig sociaal inlevingsvermogen/ empathie (Theory of Mind)
2. Denken in details in plaats van in gehelen (Centrale coherentie)
3. Problemen met plannen, flexibiliteit, inhibitie, organiseren (uitvoerende cognitieve functies)
Theory of mind (inlevingsvermogen) bij een kind zonder ASS:
- theory of mind ontwikkelt bij het kind
- empathische vermogens
- ‘kunnen denken voor een ander’
Dit is bij cliënten met ASS beperkt:
- moeilijk afstemmen op de ander/ aanpassen
- doen geen ‘water bij de wijn’
- nemen taal letterlijk (sarcasme, ironie, gezegdes, spreekwoorden)
- geen oog voor intenties, motieven van de ander
- voelen dingen minder aan (bijvoorbeeld dat het ongemakkelijk is als je iemand lang aankijkt)
Centrale coherentie (details i.p.v. gehelen) bij iemand zonder ASS:
- eerst geheel ontdekken
- dan pas details onderzoeken