Voorbeeld 5 van de 58 Oefenvragen
leap frogging
leap frogging
Bijvoorbeeld: technologie ontwikkelt en verspreid zich sneller als de armoede afneemt, maar minder als de hoeveelheid armoede al laag is.
Inkomensongelijkheid: perceptie
Inkomensongelijkheid: perceptie
Is succes een keuze (hard werken) of geluk?
Je perceptie wordt ook beïnvloed door het inkomensniveau van de mensen om je heen. Ongelijkheid in uitkomsten versus ongelijkheid in mogelijkheden
Hoe zijn regionale prijsverschillen op de huizenmarkt vanuit economische theorie te verklaren?
Hoe zijn regionale prijsverschillen op de huizenmarkt vanuit economische theorie te verklaren?
Aanbod is gereguleerd. Als er ineens veel meer huizen bijkomen zal de prijs gaan dalen, waardoor de vraag en aanbodcurve gaan schuiven. Hetzelfde geld als het aanbod kunstmatig omlaag gebracht wordt door ruimtelijke ordening. Want vanuit ruimtelijke ordening worden er allerlei regels gesteld hoe je die ruimte kan gebruiken en daardoor wordt de beschikbare ruimte begrensd.
Wat zijn de instituties van kapitalisme (ons economisch systeem)
Wat zijn de instituties van kapitalisme (ons economisch systeem)
Basisinstituties:
Eigendomsrechten: rechten om zaak naar eigen inzicht te gebruiken, exploiteren of te verkopen en anderen uit te sluiten kopen, huren, licenties, delen (deeleconomie). Markten: wederkerige en vrijwillige transacties van goederen en diensten tussen individuen op “arm’s length” (Dicken, 2015, 59) (competitie mededinging). Bedrijven: organisaties opgericht om winst te maken. In eigendom van particulieren die anderen betalen voor werk. Ruimtelijk verankerd in soevereine staten en internationale verdragen daartussen.
Bedrijven: diverse organisatievormen. ZZP-er (zelfstandige zonder personeel). onderneming (eigenaar=ondernemer). bedrijf met aandelen (besloten/ beursgenoteerd: scheiding eigenaar en manager). familiebedrijf (idem, familie-eigendom). 
Instituties gericht op andere actoren: innovatoren (patenten). arbeiders (opleidingseisen, arbeidsrechten, pensioen, ziekte). aandeelhouders (zeggenschap bedrijf, aandelenhandel)
Instituties gericht op netwerken: outsourcing (vaste relaties met toeleveranciers), 
strategische allianties (bijv. Star Alliance, oneworld, SkyTeam), joint ventures (bijv. autoindustrie: NUMMI Toyota-GM, Nedcar Volvo-Mitsubishi-BMW), bedrijfsorganisatie: samenwerking, kennisontwikkeling, lobby. 

Internationalisering: multilocationele (multinationale) bedrijven
Internationalisering: multilocationele (multinationale) bedrijven
Bedrijven hebben vaak meerdere vestigingen, zowel nationaal als internationaal (Shell, Philips, Unilever...). Welke ruimtelijke factoren spelen daarbij een rol? Markt(toegang), grondstoffen/arbeid, kennis, financiële voordelen (bijv. belasting). En welke bedrijfskenmerken? Technologie, merknaam, organisatiecapaciteiten (management). Waarom kiezen bedrijven vaak voor een eigen vestiging (‘international insourcing’) in plaats van een contract af te sluiten met een buitenlands bedrijf? Interne coördinatie intern is goedkoper dan extern (transactiekosten): logistiek, innovatie, bescherming kennis en merknaam.
Omdraaien
Opnieuw proberen