Communicatie = de uitwisselingen van al dan niet symbolische informatie die plaatsvindt tussen
(minstens) 2 mensen die zich bewust zijn van elkaars aanwezigheid, onmiddellijk of gemedieerd. De
informatie wordt deels bewust en deels onbewust gegeven.
Zender brengt informatie over, de boodschap, die bij iemand aankomt, de ontvanger.
Boodschap bestaat ui 2 niveaus:
1. Inhoudsniveau = De letterlijke betekenis van de informatie van de boodschap
2. Betrekkingsniveau = Gaat over hoe de boodschap moet worden opgevat. Deze toont ook de
relatie tussen de zender en de ontvanger.
3 soorten kanalen om de boodschap over te brengen:
1. Zintuigelijke kanalen = zicht, gehoor, tast, geur en smaak. Zonder deze is er geen communicatie
mogelijk. Hoe meer zintuigen worden aangesproken hoe beter de boodschap overkomt
2. Mechanische kanalen = Bijv. papier
3. Elektronische kanalen = bijv radio televisie telefoon en pc
Coderen = activiteit van de zender die gedachten omzet in woorden en non-verbale elementen.
Decoderen = de ontvanger zet deze woorden en non-verbale elementen van de zender om in
gedachten.
Ruis:
1. Fysieke ruis (= extern): bijvoorbeeld storing in communicatiekanaal, slecht gehoor door
verkoudheid.
2. Psychologische ruis (= intern): Storende factoren in mens zelf. Bijv. Concentratie, emoties,
motivatie
3. Culturele ruis (= intern): Door verschillende culturele referentiekaders kan boodschap anders
geïnterpreteerd worden.
4. Semantische ruis (= intern): Woorden die verkeerd gebruikt worden, niet worden begrepen of
verkeerd worden begrepen.
Communicatie is een proces waarbij er nog 2 andere aspecten meespelen:
1. Kader: bijv. Eerdere ervaringen die zijn opgedaan in vergelijkbare situaties, sociale relatie en
achtergrondkennis.
2. Dynamiek: Zender en ontvanger zijn constant in onderhandeling over de juist interpretatie van
hun boodschappen.
Informatie wordt op verschillende manieren uitgewisseld:
a. Verbaal of non-verbaal
b. Met verschillende lagen en aspecten in de boodschap
Verbale communicatie = Communicatie via taal:
1. Gesproken taal
2. Geschreven taal
Non-verbale communicatie = Communicatie waarbij informatie met niet-talige signalen en tekens
wordt overgedragen. Bijvoorbeeld: lichaamshouding, intonatie, oogcontact, geuren, gebaren,
gezichtsuitdrukkingen, positie en afstand in gesprek, aanrakingen, kleding en uiterlijk.
,Een boodschap kan in 4 lagen of aspecten worden onderscheiden:
1. Zakelijk = verbaal
2. Expressief = non verbaal
3. Relationeel = non verbaal
4. Appellerend = non verbaal.
Zakelijk: de letterlijke woorden. De boodschap moet aan een aantal voorwaarden voldoen om
misverstanden te voorkomen:
a. Eenvoud van stijl
b. Goede structuur en opbouw afgestemd op de ontvanger
c. Bondige boodschap
d. Aantrekkelijke boodschap
Expressief: De zender communiceert iets over zichzelf. Heeft een grotere impact dan verbale
gedeelte.
a. Bedoeld expressief gebruik: gedrag bewust inzetten om zo voordelig mogelijk over te komen
b. Onbedoeld expressief gebruik: Onbewust gedrag dat ingezet is. Gedrag gaat voor beoordeling
c. Bereidheid om iets van jezelf te laten zien. Om gevoelens te bedekken kan er gebruikt worden
gemaakt van:
1. Facadetechnieken: het opwerpen van een muur om achter te verschuilen
2. Imponeertechnieken: overschreeuwen om je onzekerheid en angst te verbergen
Beide hebben als oorzaak: iemand is bang om iets van zichzelf prijs te geven.
Relationeel: De relatie tussen zender en ontvanger. Hoe goed kennen ze elkaar, leeftijd, hiërarchie
en machtspositie.
Appellerend: De wijze waarop de zender iets gedaan probeert te krijgen van de ontvanger.
A. Een verzoek doen: neutrale vraag
B. Informatief persuasief: verzoek doen waarbij de zender de ontvanger wil motiveren/overtuigen
C. Poging tot beïnvloeding: verzoek waarbij ontvanger lastig nee kan zeggen. Vaak geen open appel
maar op een verhullende/verborgen manier.
Digitale identiteit: al je digitale uitingen samen.
, Hoofstuk 2 Cultuur en communicatie
Cultuur (Geert Hofstede) = de collectieve mentale programmering die de leden van één groep of
categorie mensen onderscheidt van andere.
Dit gaat over cultuur in 'brede zin', cultuur in engere zin gaat over bijvoorbeeld kunstuitingen en
wetenschap
Mentale programmering = processen die ons denken en doen bepalen.
Pyramide:
Specifiek voor individu Persoonlijkheid Aangeboren en aangeleerd
Specifiek voor groep Cultuur Aangeleerd
Universeel Menselijke natuur Aangeboren
Waarden = collectieve opvattingen en idealen van een groep over wat goed en fout is
Normen = richtlijnen voor het handelen, die de algemene waarden verbinden
Geweten = individueel normbesef, verschilt dus per persoon
Pyramide:
Kennis/ vaardigheden Wat doet u? Zichtbaar
Opvattingen/ waarden Wat denkt u? Onzichtbaar
Drijfveren/ eigenschappen Wat wilt u? Onzichtbaar
Culturen verschillen van elkaar in:
- Tijd en beleving van tijd
- Hiërarchie en (on)gelijkheid
- Prestatie, zorgzaamheid en sociale ontwikkeling
- De groep (sociale relaties)
- Non-verbale communicatie
Monochrome tijdsbeleving = 1 ding tegelijk, de taak staat voorop, volgorde staat vast
Polychrome tijdsbeleving = handelen uit zagen die zich voordoen, volgorde flexibel, relaties gaan
voor.
Masculiene waarden = prestatiedrang, assertiviteit en geld verdienen
Feminiene/ zachte waarden = zorg voor medemens, kwaliteit van leven, aandacht voor zwakkeren.
Hoge context = De boodschap wordt niet of minder expliciet in woorden uitgedrukt, veel van de
boodschap is af te lezen uit de gedragingen van een persoon of situatie
Lage context = Grootste deel van de boodschap wordt expliciet gemaakt met talige uitingen.
Referentiekader = alle regels, normen en waarden die, vaak onbewust, bepalen hoe u iets
beoordeelt.
Wat u doet, zegt, schrijft en hoe u kijkt wordt bepaald door:
- Natuurlijke menselijke eigenschappen
- Persoonlijk karakter
- (Culturele) referentiekader
Interpretatie = De eigen uitleg of betekenis die men geeft aan een waarneming.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Emmaderood. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.32. You're not tied to anything after your purchase.