1. De DIO is in staat om de volgende (nieuwe) nutriënten uit te werken op basis van een
voedingskundige analyse:
o Vitamines:
Vitamine A (en de carotenoïden / provitamine A);
Vitamine E (en antioxidanten in het algemeen);
o Mineralen:
Fosfor (en fosfaat);
Zink;
2. De DIO kan uitleggen hoe en waarom deze geïdentificeerde nutriënten een rol spelen bij het
verklaren van gegeven casuïstiek;
3. De DIO kan uitleggen hoe en waarom welke overige nutriënten die reeds in semester 1
behandeld zijn een rol spelen bij het verklaren van gegeven casuïstiek in dit semester 2;
4. De DIO kan daarbij de voor de betreffende nutriënten opgestelde voedingsnormen
verantwoorden en aanpassen aan andere voedingspatronen en cliëntgroepen die reeds in het
onderwijs aan bod zijn gekomen en de cliënt-/patiëntgroepen die nu in periode 4 worden
behandeld:
Voedingspatronen: Nederlands, Turks, Marokkaans, Mediterraan, vegetarisch,
veganistisch, koolhydraatarm;
Cliëntgroepen: patiënten met Diabetes mellitus type-1, ondervoeding, decubitus,
kanker, CVA, de ziekte van Parkinson, dementie, de ziekte van Crohn, colitis ulcerosa
(samen IBD), levercirrose, pancreatitis en pancreascarcinoom, cliënten met een
operatie van de tractus digestivus;
5. De DIO kan de relevante (dieetbehandelings-)richtlijnen toepassen bij andere
voedingspatronen en vertalen naar voedingsmiddelen, uitgaande van de individuele cliënt;
6. De DIO is in staat om recente ontwikkelingen van de volgende voor dit semester relevante
nutriënten te relateren aan de reeds gemaakte voedingskundige analyse van dat betreffende
nutriënt:
Vetten
Koolhydraten
Eiwitten
, Evi Aldenzee HF1P3
KOOLHYDRATEN EN VOEDINGSVEZELS BIJ DIABETES MELLITUS TYPE 1
KETONEN EN KETOSE
Ook bij voldoende glucose-inname produceert het lichaam ketonlichaampjes.
De koolhydraatinname dient minimaal 50-100 gram te zijn om lichaamseiwit te sparen en
ketose te voorkomen.
Gegeven:
Jan en Piet hebben beiden DM1. Bloedonderzoek toont bij beiden een verhoogd gehalte aan
ketonen aan. Jan heeft daarbij een hyperglycaemie, Piet heeft daarbij juist een
hypoglycaemie. Wat is er aan de hand?
Jan heeft een tekort aan insuline en Piet heeft een tekort aan glucose.
VOEDINGSVEZELS
In het algemeen hebben specifieke typen voedingsvezel één of meer fysiologische effecten:
o Vezels versnellen de passage van voedsel door het maag-darmkanaal.
o Vezels beïnvloeden de fermentatie in de dikke darm.
o Vezels vergroten de hoeveelheid ontlasting.
o Vezels verlagen de concentratie van LDL in het bloed.
o Vezels hebben een gunstig effect op de glucose- en insulineconcentraties in het
bloed.
Fermenteerbare vezels leveren energie.
Het advies voor vezelinname bij mensen met diabetes 30-40 gram per dag.
Voedingsvezels hebben een positief op de gezondheid. Het gebruik van voldoende vezel is
geassocieerd met een lager risico op DM2 en hart- en vaatziekten en lijkt voor een stabielere
bloedglucosespiegel te zorgen bij mensen met diabetes.
GLYKEMISCHE INDEX EN GLYKEMISCHE LAST
Gegeven:
Honing heeft een GI van 55, wortel heeft een GI van 47 en appel heeft een GI van 38. Wat is
de volgorde, van hoog naar laag, van de GL van deze drie producten wanneer ze in de
volgende portiegroottes worden gegeven?: honing 21 gram, wortel 72 g, appel 138 g.
o Honing, appel, wortel
GL is GI gecorrigeerd voor portiegrootte, zie berekening NDF voedingsrichtlijn (2015)
blz. 22. GL honing = 9; GL wortel = 2; GL appel = 6
De glykemische last wordt laag genoemd wanneer deze kleiner of gelijk is aan 10.
Glykemische index
De glykemische index (GI) is een manier om voedingsmiddelen te rangschikken op basis van
glucoserespons. De GI wordt gedefinieerd als de stijging van de glucosespiegel gedurende twee uur
na de consumptie van 50 gram koolhydraten. Dit wordt vervolgens uitgedrukt als percentage ten
opzichte van witbrood of glucose. Een voedingsmiddel met een lage GI (<55) leidt tot een langzame
en minder hoge stijging van de glucosespiegel. Een voedingsmiddel met een hoge GI (>70) geeft een
snellere en hogere stijging van de glucosespiegel.
Bij diabetesdieetadvisering kan uitleg gegeven worden over de GI, maar goede interpretatie van de GI
is complex. Zo worden er verschillende definities en berekeningen gehanteerd, waardoor het
onduidelijk is wat de GI van sommige producten precies is. Daarnaast wordt het effect op de
glucosespiegel beïnvloed door de bereiding van producten, de combinatie met andere
voedingsmiddelen waarin het wordt gegeten, maar ook door verschillen tussen personen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evialdenzee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.