Samenvatting Financiële algebra: kredieten

2 Hoofdstuk 2: kredieten

2.1 Aflossen van een lening door een postnumerando annuïteit

2.1.1 Begrippen

 Een veel voorkomende manier om een lening af te lossen, is om gedurende een bepaalde
tijdsduur op vaste momenten een vast bedrag terug te storten.
 Elk termijnbedrag is samengesteld uit:
- Een groter wordend deel v/h ontleende kapitaal
- Een kleiner wordend deel intresten
 Deze formule wordt heel vaak toegepast bij hypothecaire leningen.
o Beginwaarde (A)
o Termijnbedrag (a)
o Looptijd
o Aantal termijnen (n)

2.1.2 Grondvraagstuk en hoofdformule
n
u −1
 V=a∙
i∙ un
o a = termijnbedrag
o u = rentefactor
o i = peruun per periode
o n = aantal perioden
o V = beginwaarde

2.1.2.1 De beginwaarde berekenen met de TI-84

N = aantal perioden
I% = rentevoet p
PV = ?
PMT = termijnbedrag a (negatief getal)
FV = eindwaarde A (meestal 0)
P/Y = …
C/Y = …
PMT = END


2.1.3 Berekenen van het termijnbedrag
n
V ∙ i∙ u
 a=
un−1
2.1.3.1 Het termijnbedrag berekenen met de TI-84

N = aantal perioden
I% = rentevoet p
PV = beginwaarde V
PMT = ?
FV = eindwaarde A (meestal 0)
P/Y = …
C/Y = …
PMT = END

, 2.2 Toepassingen op schuldaflossing met annuïteiten

2.2.1 Hypothecaire lening met veranderlijke rentevoet

 Naast hypothecaire leningen met een vaste rentevoet, bestaan er ook hypothecaire leningen
met veranderlijke rentevoet.
Bij deze leningen wordt de rentevoet na een vooraf afgesproken periode (jaarlijks,
tweejaarlijks, vijfjaarlijks) aangepast aan de actuele rentevoeten.
Op dat moment zal meestal het termijnbedrag aangepast worden. Het is ook mogelijk dat
men het termijnbedrag gelijk houdt, maar dat men het aantal termijnen aanpast.
 In sommige contracten zijn er bovendien drempels vastgelegd.
Bijvoorbeeld: de jaarlijkse rentevoet kan niet meer dan 2% stijgen of dalen t.o.v. de
rentevoet die geldt bij het afsluiten v/h contract.
 Bij een lening met een veranderlijke rentevoet zal je meestal een lagere rentevoet krijgen
dan een vaste rentevoet.

2.2.2 Vervroegde terugbetaling van een lening

 Als je om de één of andere reden beslist om een lening sneller dan gepland terug te betalen,
dan kan de bank voor het kapitaal dat je vervroegd terugbetaalt een
wederbeleggingsvergoeding (= een boete) vragen.
 Volgens het contract dat je bij de lening met de bank hebt afgesloten, zou de bank nog
gedurende de rest v/d looptijd intrest ontvangen op het kapitaalsaldo. De
wederbeleggingsvergoeding is een compensatie voor het feit dat deze inkomsten v/d bank
wegvallen.
 Niet alle banken vragen een wederbelegginsvergoeding. Als er wel een
wederbeleggingsvergoeding gevraagd wordt, dan is dat altijd vermeld in de
leningsovereenkomst.
 De wederbeleggingsvergoeding mag wettelijk gezien niet hoger zijn dan 3 maanden intrest
aan de rentevoet v/d lening op het kapitaalsaldo op het moment v/d terugbetaling.

2.2.3 Uitgestelde annuïteiten

 Bij het aangaan v/e lening, kan de lener met de bank afspreken dat de 1 e aflossing niet
gebeurt op het einde v/d 1e periode, maar dat de lener een bepaalde tijd uitstel krijgt. De
termijnbedragen zijn dan wel wat groter dan wanneer men de lening onmiddellijk begint af
te lossen.
o Uitgestelde annuïteit
 Bij een uitgestelde annuïteit heb je de keuzemogelijkheid om de looptijd v/d lening te
verlengen of niet.
Als je de looptijd v/d lening verlengt, blijft het aantal maandelijkse terugbetalingen dezelfde
en wordt de datum v/d laatste aflossing ook uitgesteld.
Als je de looptijd v/d lening niet verlengt, dan vermindert het aantal maandelijkse
terugbetalingen en blijft de datum v/d laatste aflossing dezelfde. Je betaalt dan iets meer per
maand.