1 Partiele drukken
Druk kan je optellen. 200 Pa gas + 400 Pa gas = 600 Pa
Atmosferische druk = 101 kPa op zeeniveau =760 mm Hg
Hiervan is 78.1% N2, 20.9% O2, 0.03% CO2 en 0.97% rest.
In de longen is de druk ook 760 mm Hg en is de compositie van de gassen:
75% N2, 14% O2, 5% CO2, 6% H2O en 1% rest.
Daling O2/stijging CO2 in longen kan je terugzien in deze percentages.
Soms wordt de druk relatief bekeken. 0 is dan de barometrische druk (760 mm
Hg) en -5 cm H2O is dan 756 mm Hg (4 mm Hg = 5 cm H2O).
2 Respiratie spirogram
Manier om long volume te meten. Bij het inademen gaat bell van de spirometer
omlaag en bij het uitademen gaat het omhoog. Dit wordt geregistreerd met een
recorder. Op een spirographic record is het dus omgekeerd: als de grafiek
omhoog gaat, adem je in en als de grafiek omlaag gaat, adem je uit.
FEV1 = maximale volume dat persoon kan uitademen in 1 sec.
TV = tidal volume = ademteugvolume = normale in/uitademing.
IRV = inspiratoir reserve volume = wat overblijft na inademing.
ERV= expiratoir reserve volume = wat overblijft na uitademing.
RV = residuaal volume = wat overblijft na maximale uitademing.
FRC = functionele residuale capaciteit = RV + ERV.
IC = inspiratoire capaciteit = TV + IRV.
VC = vitale capaciteit = IRV + TV + ERV.
TLC = totale long capaciteit = som van alle volumina = RV + ERV + TV + IRV.
Residuaal volume niet te meten met spirogram.
TGV = thoracale gasvolume. RV meten met lichaamsplethysmograaf. Ademen
door een buis die is afgesloten: als je probeert in te ademen, zet je druk op je
longen en thorax (inademingsspieren). Hierdoor neemt de longvolume toe,
ondanks het feit dat er geen lucht wordt aangezogen, want lucht is
expandeerbaar en is gemakkelijk te laten uitzetten door het volume te vergroten.
Als je het volume vergroot zonder luchtmoleculen toe te voegen dan daalt de
druk. De verandering in luchtvolume in de longen wordt gemeten (delta V).
Verandering in druk wordt gemeten met pressure gauge (delta P).
P1*V1 (begin) = P2*V2 (eind). Om luchtvolume uit te rekenen, doe je:
Vl = (delta V x P1)/(delta P)
1 mm Hg = 133 Pa (zie ppt). Delta V in mL, P in Pascal.
, 3 Respiratie ademspieren
Externe intercostaalspier en diafragma voor inspiratie. Normale expiratie gaat
passief door middel van recoil. Voor actief uitademen: interne intercostaalspieren
en buikspieren.
Hulpademhalingsspieren:
sternocleidomastoideus,
middel/anterior/posterior scalene.
Verbinden bovenkant van de borstkas met
de schedel.
Inspiratie: thorax wordt vergroot en de
weerstand gaat omlaag, waardoor lucht
naar binnen stroomt.
Diafragma aangestuurd door nervus
frenicus. Als het diafragma opbolt, wordt de
thorax kleiner en als het plat staat, wordt de thorax groter.
De externe intercostaalspieren zorgen ervoor dat de ribben horizontaler en hoger
gaan staan bij inspiratie.
Vezels van interne intercostaalspieren staan haaks op die van de externe. Dat zijn
dus de spieren die bij de expiratie een rol spelen
(de andere kant op).
4 Statische ademmechanica
Long en borstkas zijn elastisch: recoil.
De recoil van de borstkas is anders dan die van de
longen. Bij een klein volume, werkt de kracht van
de borstkas naar buiten in plaats van naar binnen,
en vanaf een bepaald volume draait dat om.
Op de functionele residuale capaciteit zijn de recoils
van de longen en borstkas in balans.
= Adem rust niveau van het spirogram (vereist
geen spierinspanning). FRC = ERV + RV.
In de pleuraholte ontstaat dan een onderdruk.
Als er een gat komt in de chest wall of alveoli, kan er een klaplong ontstaan
(pneumathorax).
De lucht gaat dan naar de pleuraholte toe.
Als het longgat dicht is gemaakt, kunnen de longen op 2 manieren weer worden
opgeblazen:
1. Positive airway pressure: er wordt lucht in de longen geblazen en een klep
op de trachea gezet, zodat de lucht er niet weer uitgaat. De
transpulmonale druk (in de longen) is +5 cm H2O en in de pleuraholte 0.
2. Negative intrapleural pressure: Er wordt een spuit op het longgat gezet,
waarmee lucht uit de pleuraholte wordt gehaald, waardoor de druk daalt.
De pleuraholte druk wordt negatief (-5 cm H2O, de transpulmonale druk is
dus 0 - -5 = +5) en dat zorgt ervoor dat de longen groter worden (lucht
wordt automatisch aangezogen).
Pip = interpleurale druk = druk in de pleuraholte
Pa = alveolaire druk = druk in de longen (intrapulmonaal)
Transthoracale druk = interpleurale druk – luchtdruk (relatief, dus luchtdruk is 0)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zoshei. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for £2.99. You're not tied to anything after your purchase.