Spraak: diagnostiek
KORTE OPFRISSING
1
, SRPAAKKLANKONTWIKKELING
P. 89-91 en 97
Het is belangrijk om een goed inzicht te hebben in normale/typische
spraakontwikkelingen.
Er worden 4 fases in spraak- en taalverwerving besproken:
FASE 1: De prelinguïstische fase (0 – 12 maanden)
FASE 2: De overgang van brabbelen naar spraak (1 – 2 jaar)
FASE 3: De verdere ontwikkeling van het fonetische en fonemische systeem (2 –
5 jaar)
FASE 4: De beheersing van spraak en geletterdheid (vanaf 5 jaar)
Fase Leeftijd Kenmerken
Reflexief 0–2 Vegetatieve geluiden, wenen, onlustgeluidjes, vooral lage
maanden frequenties.
Fonatiecontrol 1–4 Klinkerachtige geluiden, constant achtige geluiden nog
e maanden beperkt tot lippen, klink- en trilgeluidjes, af en toe reeds een
geïsoleerde consonant [m ,].
Expansie 3–8 Geïsoleerde klinkers, soms ook twee na elkaar, ook
maanden combinaties
klinker – glijklank w, j.
Basale 5 – 10 Meer dan twee CV – syllabes op één rij, geredupliceerd
canonische maanden brabbelen komt voor (CVCV).
syllabes
Geavanceerde 9 – 18 Complexe syllabes (VC, CCV,…), jargon komt voor.
vormen maanden
In grote lijnen kunnen vertellen welke klanken eerst zijn
ontwikkelt en welke later. Fonetische tekens moet je niet
perse vanbuiten kennen voor dit OPO maar je moet wel
weten voor wat ze staan om sommige delen van het boek te
begrijpen.
FONOLOGISCHE ONTWIKKELING
P. 100 – 112
2
, Een fonologisch proces is een vereenvoudiging die het kind gebruikt om de taal
van de volwassenen te (leren) beheersen. Ze betreffen veranderingen in
articulatieplaats, klankvolgorden en/of klankstructuur.
= simplificaties op klank-, syllabe- en woordniveau
Enerzijds articuleren/produceren van SK’n (fonetisch-articulatorisch ontw),
anderzijds koppeling van betekenis (fonologisch/fonemische ontw).
Vanaf dat het kind 50 woorden kent, begint het te zoeken naar de structuur, naar de
regels, die achter spraakklanken en de combinaties ervan zitten. De strategie die het kind
hiervoor gebruikt is vereenvoudiging (gezien de structuur van volwassene nog te moeilijk
is).
De fonologische processen worden ingedeeld in 3 groepen:
1. Syllabestructuurprocessen: syllabedeletie, clusterreductie, deletie
eindconsonant, reduplicatie, epenthesis, metathesis en coalescentie.
2. Substitutieprocessen: verschuivingen, stopping, (de)nasalisatie, gliding,
(de-)affricatie
3. Assimilatieprocessen: progressieve/regressieve assimilatie
1 FENOMENOLOGIE: SPRAAKKALNKSTOORNISSEN (SKS)
1.1 DEFINITIE, PREVALENTIE EN INCIDENTIE SKS
P. 125 – 152
Articulatiestoornis = problemen bij produceren van spraakklanken
(articulatiebewegingen benaderen niet de normale doelposities).
Fonologische stoornis = problemen met het
correct toepassen van regels.
Vroeger sprak men van articulatiestoornissen,
maar dat is vervangen door
spraakklankstoornissen (SKS). Een
spraakklankstoornis (overkoepelende term) is
een articulatiestoornis + een fonologische stoornis. In spraakklankstoornissen zijn er
veel gradaties, gaande van zeer licht tot zeer ernstig.
Engels: Speech Sound Disorders = SSD
SKS komen heel vaak voor, zeker op jonge leeftijd.
PREVALENTIE VAN SKS:
67%: articulatiestoornissen
16%: taalstoornissen
10%: vloeiendheidsstoornissen
7%: stemstoornissen
Articulatiestoornissen maken ongeveer 2/3 van deze communicatiestoornis uit.
Bij peuters en kleuters komt het voor bij 10% tot 15%, bij lagere school kinderen
komt het bij 6% voor.
3