FISCALITEIT
2020-2021
Handboek: Basisbegrippen fiscaal recht
Auteurs: Mark Delanote, Michel Maus
Docent: Sibylle Van Belle
,Inhoudsopgave
Deel 1: Algemene principes van het belastingrecht .....................................................................................................1
Hoofdstuk 1: Inleiding...............................................................................................................................................1
Inhoud en voorwerp van belastingrecht ......................................................................................................1
Wordingsgeschiedenis van de belasting.......................................................................................................1
Bevoegdheid om belastingen te heffen .......................................................................................................3
Hoofdstuk 2: Definitie en functie van belastingen ...................................................................................................4
Definitie van een belasting ...........................................................................................................................4
Rechtsband ...................................................................................................................................................4
Partijen .........................................................................................................................................................5
Voorwerp van de belasting ...........................................................................................................................9
Financieel doel ..............................................................................................................................................9
Hoofdstuk 3: Grondwettelijke voorschriften..........................................................................................................10
Het fiscaal legaliteitsbeginsel (art 170 en 172 GW)....................................................................................10
Het fiscaal eenjarigheidsbeginsel (art 171 en 174 GW) .............................................................................12
Het fiscaal gelijkheidsbeginsel (art 10, 11, 172 GW) ..................................................................................13
Hoofdstuk 4: Belangrijke toepassingsregels voor belastingwetten .......................................................................14
De fiscale vordering is van openbare orde .................................................................................................14
Het principieel verbod op dubbele belastingheffing (non bis in idem) ......................................................16
Deel 2: Basisprincipes van de inkomstenbelastingen.................................................................................................19
Hoofdstuk 1: De bepaling van de materiële belastingschuld bij de personenbelasting ........................................19
Schema van de werking van de personenbelasting ...................................................................................19
De belastingplichtige in de personenbelasting...........................................................................................22
Inkomen van onroerende goederen (art. 7-16 WIB) ..................................................................................23
Inkomen van roerende goederen en kapitalen (art. 17-22 WIB) ...............................................................29
Beroepsinkomsten (art. 23-89 WIB) ...........................................................................................................36
Diverse inkomsten (art. 90-103 WIB) .........................................................................................................56
Van het geheel van de inkomsten aftrekbare bestedingen .......................................................................62
Gemeenschappelijke aanslag voor echtgenoten en gehuwden.................................................................62
Berekening van de personenbelasting .......................................................................................................63
Hoofdstuk 2: De bepaling van de materiële belastingschuld in het kader van de vennootschapsbelasting .........68
De belastingplichtige in de vennootschapsbelasting .................................................................................68
Principiële toepassing van de regels inzake ‘winsten’................................................................................72
Vaststelling van de winst ............................................................................................................................74
De voorzieningen ........................................................................................................................................80
Beroepskosten ............................................................................................................................................80
, Bijkomende aftrekken ................................................................................................................................83
Praktische werkwijze om het belastbaar inkomen in de vennootschapsbelasting te bepalen..................86
Het tarief van de vennootschapsbelasting .................................................................................................88
Deel 5: Basisprincipes van de belasting op de toegevoegde waarde .........................................................................89
Hoofdstuk 1: Algemene beschrijving van het btw-stelsel ......................................................................................89
Hoofdstuk 2: Praktische benadering van de btw ...................................................................................................90
De btw-belastingplichtige ...........................................................................................................................90
De belastbare verrichtingen .......................................................................................................................93
Plaats van de belastbare handeling ............................................................................................................96
Maatstaf van heffing, vrijstellingen en tarieven.........................................................................................98
Voldoeningsplicht .....................................................................................................................................103
De titels zijn benoemd zoals in het handboek. Niet opgenomen delen zijn niet te kennen in 2020-2021.
,Deel 1: Algemene principes van het belastingrecht
Hoofdstuk 1: Inleiding
Inhoud en voorwerp van het belastingrecht
Het belastingrecht (of fiscaal recht) regelt de wijze waarop de overheid een financiële prestatie kan vorderen van
de rechtssubjecten. Het belastingrecht is onderdeel van het publiek recht.
Het belastingrecht omvat:
− Rechtsgrond van de belastingbevoegdheid
o Wie kan belastingen heffen?
o Hoe kan de overheid geldig beslag leggen op een deel van het particulier bezit? Onder welke
voorwaarden en binnen welke perken kan de overheid een belasting opleggen?
o Grondwet, internationale verdragen, zoals het EVRM
− Toepassingsgebied van de belasting
o Ratione personae: wie is de belastingplichtige?
o Ratione materiae: wat is het object waarop de belasting betaald wordt, vb inkomen, rechtshandeling…
o Ratione tempore: wanneer ontstaat de belastingschuld en wanneer moet zij voldaan worden, termijn
o Er bestaan beginselen die zeggen dat dezelfde materie niet 2 keer belast mag worden.
▪ Vb een huis wordt belast door de onroerende voorheffing en door de gemeente. Dit mag eigenlijk
niet omdat hetzelfde huis 2 keer belast wordt ten hoofde van dezelfde persoon.
− Dwangmaatregelen van de overheid
o Controle, sanctionering en invordering.
o De overheid is de belangrijkste schuldeiser. Die gaat altijd voor op alle andere schuldeisers.
o De overheid beschikt over een aantal middelen om de belastingschuld te innen wanneer deze niet
betaald wordt, vb inzetten van een deurwaarder, sancties, rechten tegenover derden…
− Fiscale geschillenbeslechting
o Oplossen van geschillen tussen de belastingplichtige en de overheid. Dit gaat over de rechtsmiddelen
waarover de belastingplichtige beschikt. Hoe kan een belasting betwist worden?
o Dit is niet enkel op het moment dat er een geschil ontstaat. Er bestaat ook de mogelijkheid om
voorafgaand een akkoord te bekomen door middel van de ruling commissie.
▪ Deze commissie is gevestigd in Brussel. Wanneer de belastingplichtige onduidelijkheden heeft in
het fiscaal recht kan die daarnaartoe gaan. Hij wordt doorgaans bijgestaan door een advocaat of
een belastingconsulent die uitleg verstrekt aan de ruling commissie over hoe ze willen dat een
bepaalde maatregel geïnterpreteerd wordt.
▪ Vb bij een fusie tussen 2 ondernemingen. Dit kan fiscaal gebeuren zonder dat er belastingen
worden geheven op de meerwaarde die ontstaat. Om dit te doen, moeten er economische redenen
zijn, zoals het versterken van de marktpositie of het versterken van de financiële draagkracht. Het
ontwijken van belastingen mag niet het enige motief zijn. De belastingplichtige kan dus via de ruling
commissie een akkoord bekomen waardoor een belasting neutrale fusie kan plaatsvinden.
De belasting heeft dus in essentie steeds met geld te maken. Belastingplichtigen willen het bedrag van de te
betalen belasting zo klein mogelijk houden. Hiervoor gebruiken ze soms geoorloofde middelen
(belastingontwijking) of ongeoorloofde praktijken (belastingontduiking). Dit laatste is een misdrijf.
Wordingsgeschiedenis van de belasting
Belastingen bestaan al een eeuwigheid. Dit is begonnen met veroveringstaksen. Overwinnaars in een oorlog
legden beslag op de goederen van overwonnen volkeren of lieten hun een tribuut betalen. De belasting was een
teken van onderwerping.
1
Fiscaliteit: Deel 1, Hoofdstuk 1
,Dit evolueerde naar repetitieve vormen van belastingen. De Romeinen heven belastingen op de oogst. Zo kon de
overheid op regelmatige basis een bepaald inkomen verkrijgen om de eigen uitgaven mee te financieren.
In de middeleeuwen ontstonden de tolheffingen. Dit zijn belastingen op het verkeer van goederen. Tolheffingen
bestaat nog steeds, door importtaksen wanneer goederen uit een ander land België binnenkomt.
De grondbelasting is een belasting op het vermogen en de welstand van het volk, ingevoerd in het oude Egypte.
Vandaag bestaan er nog steeds grondbelastingen zoals de onroerende voorheffing op het fictieve inkomen.
1789: Ancien Régime
− Het principe van de veralgemeende en gelijkmatige verdeling van de belasting onder alle burgers, rekening
houdend met hun draagkracht, werd ingevoerd.
− Het principe van de soevereiniteit van het volk, waardoor de belasting alleen kan worden ingevoerd met
instemming van het volk of zijn vertegenwoordigers.
1919: cedulaire belastingen in België
Dit is de voorloper van de inkomstenbelasting die we vandaag kennen. Deze belastingen zijn ingevoerd na WOI.
− Grondbelasting: belasting op onroerende goederen, zoals de onroerende voorheffing vandaag.
− Mobiliënbelasting: belasting op de roerende inkomsten, zoals de roerende voorheffing vandaag.
− Bedrijfsbelasting: belasting op het beroepsinkomen, zowel voor werknemers als vennootschappen.
o Vandaag is er een aparte belasting voor natuurlijke personen en voor vennootschappen: de
personenbelasting en de vennootschapsbelasting.
Daarbovenop werd een belasting op het globaal inkomen geheven. 1 belastingplichtige werd dus belast in
meerdere inkomstenbelastingen.
Het cedulair stelsel was niet houdbaar op lange termijn omdat de wereld begon te globaliseren en veranderen.
Het werd noodzakelijk om vennootschappen te kunnen onderscheiden van natuurlijke personen, zowel op gebied
van aansprakelijkheid als op fiscaal vlak. Het cedulair stelsel werkte het vrije verkeer van goederen en personen
op sommige vlakken tegen.
1962: inkomstenbelasting
De cedulaire inkomstenbelastingen werden vervangen door een stelsel van globale inkomstenbelastingen,
bestaande uit de personenbelasting, vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting en belasting der niet-
verblijfshouders. Elke belastingplichtige wordt door 1 inkomstenbelasting belast.
→ De personenbelasting is een belasting geheven op de inkomsten van natuurlijke personen. Hierbij wordt ook
een onderscheid gemaakt tussen roerende goederen, onroerende goederen, beroepsinkomsten en de diverse
inkomsten.
→ De vennootschapsbelasting belast de winsten van vennootschappen.
Successierechten en registratierechten
Sinds 1989 zijn deze gewestbelastingen. De opbrengst komt volledig aan de gewesten toe. Dit zorgt voor
verschillen tussen de Vlaamse, Waalse en Brusselse successie- en registratierechten. In het Vlaams Gewest heet
dit nu de erf- en registratiebelasting.
De gewesten hebben een deel van de normatieve bevoegdheid, waardoor zij zelf de heffingsgrondslag, het tarief
en de belastingverminderingen mogen bepalen.
Veroveringstaks Belasting op oogst Tolheffingen Grondbelasting Cedulaire belasting Inkomstenbelasting
2
Fiscaliteit: Deel 1, Hoofdstuk 1
, Bevoegdheid om belastingen te heffen
Territorialiteitsbeginsel
De overheid heeft de bevoegdheid om belastingen te heffen. Zij kan quasi elke materie belasten. De bevoegdheid
van de Staat is wel beperkt door het territorium waarop de Staat zijn bevoegdheden kan uitoefenen.
Op grond van het territorialiteitsbeginsel heeft de overheid een aanknopingspunt nodig.
Personeel aanknopingspunt
De Staat kan belastingen heffen ten aanzien van personen die op het grondgebied van de Staat gevestigd zijn of
de nationaliteit van de Staat bezitten.
Domiciliebeginsel
− De plaats waar iemand woont of waar een vennootschap gevestigd is.
− Wij als Belgische inwoners zijn ingeschreven in het bevolkingsregister in België. Op basis daarvan ontstaat een
vermoeden dat wij in België belast worden. Er wordt vermoed dat ons domicilie gelegen is in België. Dat kan
wijzigen over de tijd. We kunnen verhuizen, waardoor we niet meer in België belast worden.
− Analoog voor vennootschappen. Er wordt vermoed dat vennootschappen die ingeschreven zijn bij de
kruispuntbank in België, dus gevestigd zijn in België en dus belastingen betalen in België.
Zakelijk of economisch aanknopingspunt
De Staat kan belastingen heffen ten aanzien van zaken die met het grondgebied verbonden zijn.
Liggingsbeginsel
− Vb onroerende goederen
− De grondbelasting wordt geheven op de grond, niet op het onroerend goed, gelegen op een bepaalde plaats.
− Als ik een onroerend goed heb in Frankrijk, zal ik in Frankrijk belast worden, ook al ben ik gedomicilieerd in
België. Dit komt omdat het onroerend goed in Frankrijk ligt. Frankrijk heeft daar een aanknopingspunt mee.
Bronstaatbeginsel
− Vb wanneer een vennootschap dividenden uitkeert. De winst is opgewekt in het land waar de vennootschap
gevestigd is. Wanneer een dividend wordt uitgekeerd, wordt daar een bronbelasting op geheven. Dit is de
roerende voorheffing.
Grensoverschrijdende context
Belangrijk is dat landen slechts belastingen kunnen heffen wanneer er een voldoende sterk aanknopingspunt is.
Landen willen hun belastingbevoegdheid zo ruim mogelijk houden. België wil een inwoner van België belasten op
zijn wereldwijd inkomen, dus ook op de inkomsten van buiten België. Zo kan er sprake zijn van een juridische
dubbele belasting.
Daarvoor bestaan er dubbele belastingverdragen. Dit verdrag wordt opgemaakt tussen landen en is gemaakt
zodat landen onderling overeenkomen waar de belastingbevoegdheid van de ene staat eindigt en waar die van de
andere staat begint.
Vb onroerende goederen
België wil het onroerend goed van een Belg in Frankrijk belasten op basis van het domiciliebeginsel, maar dat is
niet toegelaten op basis van het dubbelbelastingverdrag. Dit verdrag laat toe te zeggen dat Frankrijk een
voldoende groot (zakelijk) aanknopingspunt heeft met het onroerend goed, meer dan België dat heeft.
Dubbele belastingverdragen worden opgemaakt tussen landen. Hier bestaat een model voor dat werd opgesteld
door de OESO. Dit is het OESO-modelverdrag.
3
Fiscaliteit: Deel 1, Hoofdstuk 1