PENOLOGIE EN PENITENTIAIR RECHT
PENOLOGIE EN PENITENTIAIR RECHT ........................................................................................................... 1
1. INLEIDING............................................................................................................................................... 2
1.1 WAAROVER GAAT DEZE CURSUS? WAT IS PENOLOGIE? ...................................................................................... 2
1.2 BEGRIPPEN ................................................................................................................................................ 3
1.3 PENOLOGIE EN PENITENTIAIR RECHT ............................................................................................................... 5
1.4 DOEL VAN DE CURSUS.................................................................................................................................. 5
2. STRAFFEN EN GERECHTELIJKE INTERVENTIES............................................................................................ 7
2.1 JURIDISCHE INDELING .......................................................................................................................................... 7
2.2 GEMEENSCHAPSGERICHTE STRAFFEN ...................................................................................................................... 9
2.3 DE DOODSTRAF ................................................................................................................................................ 10
2.4 INTERNERING ................................................................................................................................................... 18
3. PENOLOGISCHE DOELSTELLINGEN, RECIDIVE EN EFFECTIVITEIT VAN STRAFFEN ....................................... 26
3.1 ALGEMEEN ...................................................................................................................................................... 26
3.2 VERSCHILLENDE NIVEAUS VAN DOELSTELLINGEN ..................................................................................................... 26
3.3 CONFLICTERENDE DOELSTELLINGEN ...................................................................................................................... 36
4. MAATSCHAPPELIJKE ASPECTEN VAN PENALITEIT .................................................................................... 41
4.1 KOPPELING VORIGE LES MET DEZE LES ................................................................................................................... 41
4.2 BESTRAFFING ALS SOCIALE CONSTRUCTIE ............................................................................................................... 41
4.3 MAATSCHAPPELIJKE ASPECTEN VAN PENALITEIT....................................................................................................... 50
5. HET BELGISCH BELEID T.A.V. DE GEVANGENISSTRAF EN HAAR ALTERNATIEVEN ...................................... 57
5.1 VOOR 1830..................................................................................................................................................... 57
5.2 CELLULAIR SYSTEEM VANAF 1830 ........................................................................................................................ 59
5.3 INTERBELLUM: OPKOMST POSITIVISME .................................................................................................................. 61
5.4 NA WOII ........................................................................................................................................................ 62
5.5 VANAF DE JAREN 1980: BELANGRIJKE THEMA’S ...................................................................................................... 66
5.6 OVERBEVOLKING: JAREN 1980 ............................................................................................................................ 63
5.7 VANAF JAREN 1990 .......................................................................................................................................... 63
5.8 EXPANSIONISME ............................................................................................................................................... 63
5.9 CATEGORIEËN GEDETINEERDEN ............................................................................................................................ 63
5.10 REDUCTIONISME ............................................................................................................................................. 63
5.11 BELEID VANDAAG ............................................................................................................................................ 63
5.12 CONCLUSIE .................................................................................................................................................... 64
6. MORFOLOGIE ....................................................................................................................................... 74
7. INTERNATIONALE EN EUROPESE NORMEN EN MONITORING I.V.M. DETENTIE......................................... 74
8. CRIMINOLOGISCH SOCIOLOGISCH KADER ............................................................................................ 116
9. HET GEVANGENISWEZEN LEREN KENNEN............................................................................................. 140
10. WET INTERNE RECHTSPOSITIE ............................................................................................................. 65
11. DECREET HULP- EN DIENSTVERLENING ............................................................................................... 162
12. WET EXTERNE RECHTSPOSITIE ........................................................................................................... 176
1
,1. Inleiding
1.1 Waarover gaat deze cursus? Wat is penologie?
Penologie = de wetenschap van de bestraffing (‘poena’ in het Latijn is straf)
‘Wat is een straf?’ is een belangrijke en moeilijke penologische vraag. Het Hof van
Cassatie heeft ooit het begrip straf op een juridische manier omschreven. ‘Straf’ is een
leed door de wet (kan enkel opgelegd worden als het door de wet is bepaald) en door
de rechterlijke macht opgelegd als een sanctie wegens een gepleegd misdrijf. Een
misdrijf is een gedraging/feit dat wettelijk omschreven/gekwalifceerd is als een misdrijf.
Je moet dus een gedraging gepleegd hebben die in de wet omschreven staat als een
misdrijf en dan moet de rechter gaan bepalen welk leed dat gedrag met zich moet
meebrengen. Het is een bewuste toevoeging van leed t.o.v. wie een inbreuk pleegt op
een strafrechtelijke norm.
Het woord ‘leed’ is een belangrijk concept en leed wordt meer en meer in vraag gesteld
of het alleen maar leed is en hoeveel leed. Moet het gaan om leedtoevoeging? Dat is
een rebutrivistische visie over straffen. Wat een straf is en wat we ermee willen
bereiken (de doelstelling van de straf) is iets wat kan verschillen. Er is een beweging
van wat we ermee willen bereiken.
In de juridische definitie van het Hof van Cassatie is er enkel sprake van
leedtoevoeging. De criminologen en petalogen vragen zich af welk soort leed.
Welke soorten leed kunnen allemaal opgelegd worden? Vrijheidsberoving,
herstelbemiddeling (recent), vermogensstraffen,... Er zijn verschillende soorten leed
ontwikkeld doorheen de tijd.
Wie legt leed op? Het moet een rechter zijn. Een openbaar ministerie die een
minnelijke schikking oplegt ( betalen geldboete aan rechtbank) is volgens de
juridische definitie geen straf. Maar penologen hebben eerder de visie te kijken naar
wat de impact is van diegene die moet betalen. Als je moet betalen voor een minnelijke
schikking of voor een geldboete, dan is dat hetzelfde, het is beiden leed. We gaan dus
ook gaan bekijken wat het effect is van het leed, niet alleen op de betrokkene zelf maar
ook t.a.v. zijn familieleden. Bij een gevangenisstraf zou de vrijheidsberoving eigenlijk
het leed moeten zijn, maar we gaan zien dat er veel meer bij komt kijken. Beeld je in
dat ze in een vuile overbevolkte cel opgesloten zitten voor 23uur per dag, in
erbarmelijke toestanden, dan is dat veel meer leed dan puur de vrijheidsberoving. Dat
zijn vragen waar we binnen dit vak ons over zullen buigen.
Dus de penologische vragen binnen dit vak:
- Welk soort leed? Door wie opgelegd? Voor wie? Wanneer?
- Welke straffen? En wat is de doelstelling hiervan? Wat willen we ermee
bereiken?
2
,Het vak penologie is dus veel breder dan het louter juridische straffen. We gaan ook
aandacht hebben voor de sociologisch-criminologische visie. We gaan kijken naar die
sociale realiteit van het straffen, de realiteit van wat er gebeurt in de gevangenis.
Het bestraffingsinstituut dat centraal zal staan is de gevangenis. Maar er zijn nog
andere instituten zoals de rechtbank, de justitiehuizen (justitie-assistenten die de
uitvoering van alle straffen in de gemeenschap gaan doen),... We gaan kijken naar wie
er werkt (het personeel), naar het beleid, maar uiteraard ook naar wie in de gevangenis
zit (welke soort gedetineerden en welke evolutie we erin zien), naar de
gevangeniscultuur (hoe gaat men met elkaar om?), het gevangenisregime en de
ruimtelijke aspecten (hoe ziet een gevangenis eruit?),... Ook naar welk effect een
gevangenisverblijf heeft op een persoon die daarin opgesloten zit.
We zullen een meer multidisciplinaire benadering van het straffen proberen te
ontwikkelen. We hebben een combinatie van het juridische, sociologische,
psychologie, antropologische, psychiatrische en historische (o.a. evolutie van het
gevangenisbeleid).
1.2 Begrippen
“Penologie gaat veel breder dan het louter juridisch straffen“
Het vak penologie is dus veel breder dan het louter juridische straffen. We gaan ook
aandacht hebben voor de sociologisch-criminologische visie. We gaan kijken naar
die sociale realiteit van het straffen, de realiteit van wat er gebeurt in de gevangenis.
Het bestraffingsinstituut dat centraal zal staan is de gevangenis. Maar er zijn nog
andere instituten zoals de rechtbank, de justitiehuizen (justitie-assistenten die de
uitvoering van alle straffen in de gemeenschap gaan doen),... We gaan kijken naar wie
er werkt (het personeel), naar het beleid, maar uiteraard ook naar wie in de gevangenis
zit (welke soort gedetineerden en welke evolutie we erin zien), naar de
gevangeniscultuur (hoe gaat men met elkaar om?), het gevangenisregime en de
ruimtelijke aspecten (hoe ziet een gevangenis eruit?),... Ook naar welk effect een
gevangenisverblijf heeft op een persoon die daarin opgesloten zit.
We zullen een meer multidisciplinaire benadering van het straffen proberen te
ontwikkelen. We hebben een combinatie van het juridische, sociologische,
psychologie, antropologische, psychiatrische en historische (o.a. evolutie van het
gevangenisbeleid).
“Straffen is een complex gegeven”
3
,Het straffen is een complex gegeven en bestaat uit verschillende niveaus. De rechter
legt de straf op en dat noemen we de straftoemeting. Maar de straf wordt vaak niet
onmiddellijk uitgevoerd. En dus afhankelijk van welk soort straf je hebt wordt de straf
uitgevoerd via een justitiehuis of in een gevangenis of in de samenleving (met
elektronisch toezicht). We gaan het hier vooral hebben over die strafuitvoering. De
straftoemeting is wat de rechter beslist, de strafuitvoering is wat er gebeurt als de straf
wordt ondergaan, en daar heb je belangrijke beslissers (de gevangenisdirecteurs +
wie beslist over wanneer wie vrij komt: de strafuitvoeringsrechter en de
strafuitvoeringsrechtbanken).
Straffen gebeurt niet in een juridisch vacuüm. De uitvoering gebeurt achter gesloten
deuren in een gevangenis, de straftoemeting in de rechtbank. Maar we zien ook de
laatste decennia dat de link tussen de bestraffingsinstituten en de samenleving steeds
groter wordt. En het straffen in een rechtbank is een publiek gegeven, want iedereen
kan in de rechtbank gaan luisteren naar welke straffen er worden opgelegd. We horen
ook regelmatig in de pers als er straffen worden opgelegd en of die straffen hoog/laag
zijn (publieke verontwaardiging). We verwarren vaak de straftoemeting met alles wat
ervoor gebeurt (aanhoudingen, voorlopige hechtenis,...).
Straffen is een complex gegeven, want je hebt de rechter, je hebt de dader en je hebt
het slachtoffer. Het slachtoffer is lang buiten the picture gebleven. We zien dat er zich
nu ook meer maatregelen ontwikkelen waarbij men aandacht heeft voor het slachtoffer.
Ook door de mediatisering van wat er in de rechtbanken gebeurt. De slachtoffers
nemen ook meer en meer het woord, voornamelijk sinds de zaak Dutroux. Rechters
die moeten beslissen zijn namelijk ook deel van de samenleving. De slachtoffers
hadden/hebben dus een grote impact op wat de rechters zullen beslissen.
We kijken natuurlijk niet alleen naar de beslissers, daders en/of slachtoffers, maar
natuurlijk ook naar de hele functionering van de bestraffing als een instituut, als een
organisatie, waar mensen samenwerken binnen materiële omstandigheden. Met
middelen, met een bepaalde opleiding. Zij nemen beslissingen over zeer complexe en
vaak heel gevoelige zaken.
“Penitentiair recht is het geheel van juridische normen i.v.m. de behandeling van
gedetineerden”
We moeten een onderscheid maken tussen enerzijds penitentiair recht en penologie.
Er is een verschil tussen penitentiair recht en strafuitvoeringsrecht. Wij gaan het
hebben over het penitentiair recht, wat alles is dat betrekking heeft op
gevangenisstraffen en wat er in de gevangenis gebeurt. Het is het geheel van
juridische normen i.v.m. de behandeling van gedetineerden. Het draait niet om de
strafwet, maar om twee hele belangrijke wetten (Wet interne rechtspositie 2005, Wet
externe rechtspositie 2006). Die wetten zijn nog altijd niet volledig in uitvoering.
4
,We maken een onderscheid tussen de interne rechtspositie en de externe
rechtspositie van gedetineerden.
- De interne rechtspositie, dat is waar de basiswet voor gedetineerden over
gaat (Wet 2005). Het gaat over alles wat er gebeurt in de gevangenis met
gedetineerden. Die geeft rechten. Het recht op bezoek, het recht op activiteiten,
het recht op briefwisseling, het recht op een wandeling,... Dat zijn allemaal
zaken die voor deze basiswet geen rechten waren en makkelijk konden
afgenomen worden van gedetineerden. Deze basiswet was een grote wettelijke
revolutie. We gaan bestuderen in welke mate deze basiswet in de
gevangenissen wordt toegepast. De wet geeft aan de gedetineerden een
juridische basis/een middel om te protesteren tegen bepaalde dingen die in de
gevangenis gebeuren. Het is pas vanaf 1 oktober 2020 dat het klachtrecht
eindelijk in uitvoering zal komen.
- De externe rechtspositie gaat over alle regelingen die er zijn m.b.t. de
overgang van binnen naar buiten. Denk hierbij aan de voorwaardelijke
invrijheidsstelling, elektronisch toezicht, penitentiair verlof,
uitgaansvergunning,... De meeste gedetineerden komen niet van de ene op de
andere dag zomaar vrij. Al deze strafuitvoeringsmodaliteiten worden bepaald in
Wet 2006 op de externe rechtspositie. De rechtspositie van de gedetineerde is
hierdoor versterkt geweest.
Het penitentiair recht is een onderdeel van het strafuitvoeringsrecht. Het
strafuitvoeringsrecht is veel breder en zou ook moeten gaan over de interne en externe
positie van de uitvoering van de straffen in de gemeenschap.
1.3 Penologie en penitentiair recht
Zowel de juridische als de criminologische benadering zijn belangrijk.
We gaan kijken naar de nationale en internationale normen. Maar daarnaast gaan we
nadenken over waarom er wordt gestraft, wat de doelstellingen zijn en hoe het systeem
functioneert. Binnen het systeem heb je verschillende belangen en verschillende
beslissers. We zullen zien dat er ook conflicten zijn binnen dat systeem en tussen de
doelstellingen (voorbeeld examenvraag: geef de conflicten weer van de intrinsieke en
de instrumentele doelstellingen). De studie van de bestraffingspraktijken in de
gevangenis, de effecten van de straf op de betrokkene en zijn omgeving,... Nog een
belangrijk onderdeel is de analyse van het beleid. Wat is het gevangenisbeleid/het
bestaffingsbeleid geweest in België? We zullen zien dat dit heel erg gedomineerd is
door de discussie van de overbevolking.
1.4 Doel van de cursus
Wetteksten niet vanbuiten leren, maar wel de normen begrijpen. De visie van de wet
begrijpen en bepaalde normen kennen. Inzicht hebben in de bestaande normen en
5
, straffen. Inzicht hebben in de evolutie van de gevangenispopulatie, gevangeniswezen
en strafbeleid.
Als penologen gaan we op een kritische manier kijken naar de gevangenis. De
gevangenis is in se een machtsinstituut, een totaalinstituut. Wat bedoelt men
daarmee? Iemand in de gevangis opsluiten is een vorm van geweld op de uitoefening
van je burgerrechten (= ontnemen van de vrijheid). Maar, als je in de gevangenis
terechtkomt, dan draait het daar heel veel om macht. Je hebt de groep gedetineerden
die onderworpen is aan de macht van de penitentiaire ambten. Vandaar is die basiswet
2005 belangrijk, zodanig dat ze rechten krijgen. Men mag met jou in de gevangenis
niet doen wat men wilt, men mag niet alles ontnemen en niet misbruiken. Soms gebeurt
het wel, zoals het personeel dat beslist om te staken ( betekent voor gedetineerden
dat ze geen activiteiten hebben, geen bezoek kunnen ontvangen,... dus een heel
aantal rechten wordt dan afgenomen, door het personeel). Personeel oefent dus macht
uit op gedetineerden.
Als een kritisch penoloog nadenken over de legitmiteit van de gevangenisstraf. We
gaan ons afvragen hoe zinvol het is, of het de juiste straf is, om de doelen te bereiken
die we willen bereiken. Gaan we hiermee problemen oplossen of verergeren? Het
kritisch leren denken, de kritische benadering van alles wat met bestraffing te maken
heeft. Straffen zijn nodig, maar welke zijn de juiste straffen? Dat
machtsaspect/machtsmisbruik is gevaarlijk, en het gevaar hierop is groot. Vandaar
moet er controle zijn op de gevangenissen (Europees Antifoltercomité (CPT):
bezoeken gevangenissen om op de hoogte te zijn van de situatie). We gaan ook kijken
naar de zin van doodstraffen.
6