Te kennen leerstof uit grondslagen (CPPF)
8.3.1: Het gebruik van jezelf (=use of self):
- Het gebruik van jezelf als ergotherapeutisch middel in de ergotherapie is in de jaren
80 al beschreven als het bewust gebruik maken van je eigen reactie in de relatie met
de cliënt.
- Hagedorn: definieert het als een bewust, selectief of intuïtief gebruik van de eigen
mogelijkheden en karakteristieken (persoonlijkheid, houding, waarden en reacties)
om de interventie effectiever te maken.
- Een therapeut moet niet altijd perfect reageren, maar wel altijd sensitief, authentiek,
eerlijk en integer zijn in relatie tot de cliënt.
- De kwaliteit van de relatie tussen cliënt en therapeut is essentieel voor het behalen
van doelen, uitvoeren van plannen, ervaren tevredenheid van de cliënt en het gevoel
van vreugde in het werk van de ergo.
- Veranderen in het dagelijks handelen is onmogelijk zonder actieve betrokkenheid van
de cliënt.
- Taylor et al (2009): open communicatie, goed contact en empathie werden door
ergo’s benoemd als belangrijke factoren voor een goede relatie en zijn kritische
factoren voor de uitkomst van de interventie.
- Hall et al (2010): positieve relatie met trouw, afname van depressieve symptomen,
tevredenheid en verbeterde fysiek functioneren.
- Maar hoe wordt dat in de praktijk toegepast?
- Taylor en Puymbroeck (2013): 5 elementen bij therapeutisch gebruik van jezelf
waarbij narratief redeneren en een cliëntgerichte samenwerkingsrelatie centraal
staan:
Empathie = emotionele uitwisseling tussen de 2 waardoor meer open
communicatie en verbinding plaatsvindt.
Authenticiteit = jezelf zijn en handelen volgens je eigen normen en waarden.
Reflexiviteit = bewust zijn van jezelf als ‘de ander’ en bewust eigen gedrag
kunnen aanpassen.
Samenwerken = vormgeven van een gelijkwaardige ondersteunende
samenwerkingsrelatie.
Ondersteunen/mogelijk maken van het dagelijks handelen.
- Training in motivational interviewing bieden veel technieken voor de therapeutische
samenwerkingsrelatie. Vb: ORBS(=Open vragen stellen, Reflecties geven, Bevestigen,
Samenvatten)
,8.5: Canadian model of cliënt-centered enablement (CMCE):
- Visuele metafoor voor het ‘cliëntgecentreerd mogelijk maken’.
- Model bestaat uit 2 assymetrisch gebogen lijnen die staan voor dynamiek,
verandering, variatie en het nemen van risico’s in de relatie tussen cliënt en
professional.
- Assymetrisch gebogen lijnen geven diverse vormen van samenwerking aan, het staat
voor de ontwikkeling tussen cliënt en professional.
- Doel van de relatie is mogelijk maken van dagelijks handelen.
- Betrokkenheid is het uitgangspunt!
- Kruispunten van de lijnen geven de grenzen van de cliënt-professionalrelatie aan.
- Kruispunten zijn de start (=enter/initiate uit CPPF) en het eind (=conclude/exit uit
CPPF) van de ontmoeting tussen cliënt en ergotherapeut.
- De pijlen geven aan dat beide in verschillende richtingen verder gaan en dat de ergo
slechts even meeloopt op het pad van de cliënt.
- De cliënt gaat verder met zijn dagelijks handelen en de ergo start een nieuwe
interventie op een nieuw kruispunt met een andere cliënt.
8.5.1: CMCE: enablement skills:
- Rechthoeken in verschillende lengten en kleurtinten.
- Elke cliënt en elke context is anders dus er wordt prioriteit gelegd op bepaalde skills
naargelang de cliënt en zijn context.
- Staat ook van boven naar beneden in alfabetische volgorde van de engelse tekst.
- In de praktijk kan deze volgorde dus anders worden toegepast.
- Adapt(=aanpassen):
Normaal gezien doet lichaam dit spontaan, maar bij ziekte:
Samen met cliënt het dagelijks handelen in de context aanpassen.
Met persoon en zijn systeem, organisaties of populaties.
, In Nederlands: negatieve bijklank, dat de persoon geen keuze heeft.
In het Engels: positievere bijklank, actief reageren op een nieuwe situatie en zelf
beslissen.
Aanpassen van activiteit zelf of van de context.
Activiteit opdelen in deeltaken.
Bij aanpassen van context worden hulpmiddelen gebruikt. Ergo’s steunen de
cliënt bij het aanvragen van deze voorzieningen.
Ook sociale omgeving wordt betrokken. Als ergo geef je instructies aan sociale
omgeving hoe ze met de ziekte moeten omgaan.
Een handelingsanalyse is vaak de basis voor het aanpassen van het handelen.
- Advocate(=pleiten):
Erop gericht dat iedereen kan participeren in zijn dagelijks en maatschappelijk
handelen.
Bewustwording ten aanzien van fysieke of sociale barrières die het dagelijks
handelen verhinderen.
De ergo pleit vanuit het perspectief van de cliënt zodat een individuele en/of
sociale verandering gerealiseerd wordt.
Vb: pleiten bij de gemeente dat de woonaanpassingen op korte termijn
gerealiseerd worden.
Ook ondersteunen van de cliënt in het doen van activiteiten waarvan hij had
gedacht dat deze niet meer mogelijk waren.
Vb: cliënt met angststoornis ondersteunen om terug deel te nemen aan een
activiteit in een buurtcentrum.
Ergo’s pleiten ook ten behoeve van een populatie, bvb daklozen met schizofrenie.
Pleiten voor meer passende huisvestingsmogelijkheden voor mensen met
schizofrenie.
- Coach(=coachen):
Met cliënten samenwerken in een dynamische relatie die erop gericht is dat
cliënten actie ondernemen om hun dromen, doelen en wensen te realiseren.
Uitgangspunt is cliëntgecentreerd werken en het samenwerken in dialoog.
Ergo coacht de cliënt door hem zelf oplossingen te laten bedenken.
Reflecteren en ontdekken van de eigen motivatie van de cliënt.
Coachen gebeurt vaak in een individueel traject, waar familie, vrienden en
collega’s betrokken worden.
Maar het kan ook in groepen. De ergo zoekt dan in gezamelijke patronen in het
handelen van de groep. Een meerwaarde hierbij is dat cliënten ervaringen
kunnen delen, van elkaar kunnen leren en elkaar kunnen inspireren.
- Collaborate(=samenwerken):
Delen van macht binnen cliëntgericht werken geeft de gelijkwaardigheid in de
cliënt-professional-relatie weer, waarbij gezamelijke besluitvorming centraal
staat.
In het mogelijk maken van veranderingen door de persoon is het resultaat van de
samenwerking groter dan de som van de individuele inspanningen.
Ook samenwerken met een multidiciplinair team is belangrijk!
, - Consult(=consulteren):
Begint met luisteren naar verschillende perspectieven, het accepteren van
eventuele verschillen en het informeren over opties om het handelen of de
omgeving aan te passen en te pleiten voor participatie.
- Coordinate(=coördineren):
Met elkaar in overeenstemming brengen.
Zorgen dat verschillende werkzaamheden die door verschillende personen
gedaan worden, matchen.
In het coördineren gericht op het mogelijk maken van het dagelijks handelen,
waarbij er met verschillende organisaties wordt samengewerkt, is de ergo vaak
de persoon die voor de cliënt de muren afbreekt en bruggen slaat tussen
verschillende mensen en afzonderlijke instituten.
- Design/built(=ontwerpen/vervaardigen):
Samen met cliënten ontwerpen en ontwikkelen van producten en
omgevingsaanpassingen zoals hulpmiddelen, spalken en voorzieningen.
Kan thuis zijn, op school of op het werk bij een individu.
Kan ook bvb in een verzorgingstehuis zijn: valpreventieprogramma.
Kunnen ook designtrajecten en bouwprojecten zijn bvb speciale stoelen in een
school of ziekenhuis.
- Educate(=overdragen van kennis):
Het overdragen van kennis om veranderingen in het dagelijks handelen te
stimuleren zodat participatie in het dagelijks en maatschappelijk leven
gerealiseerd wordt.
Belangrijk om instructies te geven aan de cliënt of zijn omgeving aan te passen,
zodat cliënten het echt zelf kunnen doen. Vb: via online curcussen.
- Engage(=betrokken zijn in):
De 2 kerndomeinen van de ergotherapie zijn: betrokken zijn in het dagelijks
handelen(=occupational engagement) en het uitvoeren van het dagelijks
handelen(=occupational performance).
Met betrokkenheid wordt bedoeld: betrekken van anderen en het betrekken van
jezelf in het sociale gebeuren.
Het is ook een mogelijkheid om betekenis te geven aan een activiteit, zonder de
activiteit zelf uit te voeren. Vb: oma die haar kinderen ziet spelen, dat is voor haar
betekenisvol.
De motivatie voor de betrokkenheid is wel echt een voorwaarde voor het
veranderen van het dagelijks handelen.
- Specialize(=toepassen van specifieke technieken):
Gebruik van specifieke technieken in bepaalde situaties.
Vb: Validation-benadering bij mensen met dementie, rehabilitationtechnieken bij
mensen met psychiatrische beperking,…
Er moet wel altijd een dialoog blijven!! De cliënt moet altijd goed geïnformeerd
worden en je moet blijven overleggen met de cliënt. Dit voorkomt dat de
interventie te veel gaat plaatsvinden vanuit het therapeut-perspectief.