1. Onze sociale zekerheid
1.1 Wat is sociale zekerheid?
Niet alle voorzieningen van onze verzorgingsstaat behoren tot sociale zekerheid.
= geheel van voorzieningen die bescherming bieden tegen de nadelige inkomensgevolgen van
welbepaalde omstandigheden (sociale risico’s, die verband houden met het feit dat we werken).
Sociale risico’s zijn internationaal erkend, traditioneel zeven takken: werkloosheidsverzekering,
ziekte- en invaliditeitsverzekering, gezinsbijslag, rust- en overlevingspensioen, jaarlijkse vakantie,
beroepsziektenverzekering, arbeidsongevallenverzekering
Ook systeem van sociale bijstand => geheel van voorzieningen die eenieders bestaanszekerheid
moeten waarborgen: leefloon, tegemoetkoming personen met handicap, gewaarborgde
gezinsbijslag, inkomensgarantie ouderen => minimumvoorzieningen voor wie geen aanspraak maakt
op sociale zekerheid = residuaire voorzieningen
- Vereist dat men niet zelfstandig in levensonderhoud kan voorzien (wordt gecheckt via
middelentoets) SZ: verzekeringsprincipe= recht op uitkering ontstaat door betalen premies
- Niet gekoppeld aan werkstatus (ook al heeft hij nog nooit gewerkt/sociale bijdragen betaald)
wordt gefinancierd uit belastinggeld (sociale zekerheid uit bijdragen betaald op inkomsten)
- forfaitaire minimumbedragen, voor elke behoeftige gelijk (SZ= gekoppeld aan loon)
SZ= twee soorten voorzieningen: inkomensvervangende en inkomensaanvullende uitkeringen
1.2 Ontstaan van onze sociale zekerheid
Ontstaan tijdens 20e eeuw, ten gevolge van problemen in de 19e eeuw (industriële revolutie en
opkomst kapitalisme=> loonarbeid in fabrieken leidde tot nieuwe risico’s: arbeidsongevallen,
beroepsziekten, werkloosheid,…)
Eerst privé-initiatieven: werknemers richtten Maatschappijen van Onderlinge Bijstand op =>
vrijwillige verzekering per beroepsgroep => wie bijdragen betaalde kreeg kleine vergoeding bij ziekte
of ongeval. Ook pensioenkas die begrafenis leden betaalde.
Werkgevers richtten voorzorgskassen op => WN moest deel loon afstaan in ruil voor uitkering bij
ziekte/invaliditeit => problematisch: WN verdienden te weinig en het was gebonden aan één
werkgever
Overheid richtte lijfrentekassen op => WN kon geld storten voor pensioen, overheid waarborgde
uitbetaling (maar WN verdienden hier te weinig voor)
Grotere overheidstussenkomst noodzakelijk => subsidiëring private ziekenfondsen => vorming van
federaties (landsbonden)
Begin 20e eeuw: eerste verplichte verzekeringen => 1903 = wet op arbeidsongevallen, WG verplicht
verzekerd tegen arbeidsongevallen => WG moest ook betalen als WN fout had begaan
Na WOII: basis voor SZ van vandaag. 1944: vakbondsleiders, WG en politici sloten Sociaal Pact => alle
sociale verzekeringen (de 7 takken) werden verplicht voor alle WN en uitvoering SZ zou door sociale
partners gebeuren, onder toezicht overheid => nationaal verdelingsfonds, Rijksdienst voor
Maatschappelijke Zekerheid (= huidige RSZ)
Geleidelijk werden bepaalde takken uitgebreid naar zelfstandigen
1.3 Basisprincipes van onze sociale zekerheid
- Verzekeringsprincipe: je betaalt premies voor het geval zich een risico voordoet en je krijgt
een uitkering wanneer dat risico zich effectief voordoet. Sociale verzekeringen zijn verplicht,
hoogte premies zijn wettelijk bepaald
1
, - Solidariteit: herverdelend effect => sterkste schouders dragen zwaarste lasten
1.4 Structuur van onze sociale zekerheid
Systeem van sociale bijstand is gelijk voor WN, zelfstandigen en ambtenaren. SZ verschilt voor de drie
1.4.1 Stelsel van de werknemers
WN= verbonden door arbeidsovereenkomst => moeten zich verzekeren tegen alle 7 sociale risico’s
SZ voor WN wordt gefinancierd door WN- en WG-bijdragen, aangevuld met overheidssubsidies
WN betalen via hun werkgever (houdt percentage loon af, stort dit door aan Rijksdienst voor Sociale
Zekerheid). RSZ= overkoepelende openbare instelling, beheer van het werknemersstelsel. Int WN- en
WG-bijdragen voor SZ, verdeelt de inkomsten over verschillende betalingsinstellingen (sociale
parastatalen) => RIZIV (Rijksdienst voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering), RVA (Rijksdienst voor
Arbeidsvoorziening), FPD (Federale Pensioendienst), RJV (Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie),
FAMIFED (Federaal Agentschap voor Kinderbijslag), FEDRIS (Federaal Agentschap voor
Beroepsrisico’s)
Sociale parastatalen=> openbare instellingen bevoegd voor uitbetalen uitkeringen in hun sector
(meestal doen ze voor uitbetaling beroep op private fondsen of kassen)
- RIZIV: ziekte- en invaliditeitsuitkeringen worden uitbetaald via het ziekenfonds van WN
(verplichte aansluiting, anders automatisch Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering)
- RVA: stelt werkloosheidsuitkering vast, uitbetaling gebeurt door uitbetalingsinstellingen
erkende vakverbonden. Niet bij vakbond? => Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen
- RJV: betaalt jaarlijkse vakantie uit, verricht zelf een deel van de uitbetalingen, ander deel via
vakantiekassen WG
- FAMIFED: uitbetaling gezinsbijslagen => stuurt de werking aan van 14 private
kinderbijslagfondsen. Nieuw Vlaams systeem (1 januari 2019): plaats waar kind
gedomicilieerd is, bepaalt uitbetaling.
- FEDRIS: WN die slachtoffer worden van arbeidsongeval worden uitbetaald door verzekeraar
WG. FEDRIS neemt het op zich wanneer WG geen verzekering heeft, of verzekeraar in
gebreke blijft. FEDRIS betaalt ook uitkeringen bij beroepsziekte
1.4.2 Stelsel van de zelfstandigen
Sluiten aannemingsovereenkomst met een opdrachtgever.
Vallen onder specifiek stelsel SZ. Moeten zelf initiatief nemen om sociaal statuut in orde te brengen.
Aansluiten bij sociaalverzekeringsfonds, driemaandelijks sociale bijdragen betalen.
Pakket sociale rechten is minder groot dan voor WN. Slechts drie takken: ziekte- en
invaliditeitsuitkering, gezinsbijslag en pensioen.
Specifieke tak voor zelfstandigen: overbruggingsrecht
1.4.3 Stelsel van de ambtenaren
Geen eigen allesomvattend SZ-stelsel. Valt grotendeels onder stelsel WN (contractueel
overheidspersoneel). Vastbenoemde statutaire personeelsleden => sociale bescherming vloeit voort
uit hun personeelsstatuut.
Administratieve structuur en bijdrageregeling is niet eenvoudig. Meestal is tewerkstellende overheid
zelf verantwoordelijk voor inning en uitbetaling bijdragen en uitkeringen.
2
, 1.5 Onderwerping
1.5.1 Wetgeving
Alle WN en WG moeten verplicht bijdragen betalen aan RSZ.
RSZ-wet 27 juni 1969, RSZ-uitvoeringsbesluit, Algemene beginselenwet van 29 juni 1981 => openbare
orde => onderling niet overeenkomen van deze verplichte verzekeringen af te wijken
1.5.2 Territoriaal toepassingsgebied
Alle WN die werken in België voor WG gevestigd in België of met exploitatiezetel in België zijn
onderworpen aan RSZ-wet en moeten sociale bijdragen betalen.
Sociale migratie binnen EU (verordening 883/2004) => voorkomen dat iemand in dezelfde periode
sociale bijdragen betaalt in verschillende EU-lidstaten => tijdens periode van grensoverschrijdend
werk wordt één lidstaat aangewezen waar men onder de sociale wetgeving valt
WN gedetacheerd naar land buiten EU: bilaterale akkoorden die België sloot. Geen bilateraal
akkoord? WN vallen onder recht van het werkland (tenzij korter dan 6 maanden). Expats kunnen
kiezen om onderworpen te blijven aan Belgische SZ. Betalen dan bijdragen aan Overzeese Sociale
Zekerheid, dienst van RSZ.
1.5.3 Personeel toepassingsgebied
Alle WN en WG die verbonden zijn door AO dienen bijdragen te betalen aan RSZ (art. 1 RSZ-wet)
(dus ook contractuelen uit openbare sector). Zelfs wanneer AO nietig blijkt, blijft onderwerping aan
SZ overeind (art. 4 RSZ-wet)
Van aantal categorieën werkenden wordt wettelijk vermoed dat ze via AO: apothekers,
handelsvertegenwoordigers, studenten
SZ WN biedt ruime bescherming => ook toegepast op aantal categorieën werkenden die niet
verbonden zijn via AO, maar toch bescherming verdienen: leerlingen verbonden door
leerovereenkomst, kunstenaars/artiesten
Voor bepaalde categorieën WN wordt toepassing RSZ-wet beperkt tot één of meer deelregelingen
(kosten besparen voor WG of omdat bepaald risico op andere wijze wordt beschermd)
Geen onderwerping SZ wanneer arbeid van WN beschouwd wordt als bijkomstig of uitsluitend van
korte duur (geen bijdragen betalen, maar WN kan ook geen SZ-rechten laten gelden): occasionele
arbeid, bepaalde seizoensgebonden werkzaamheden in landbouw, vrijwillige brandweerlieden
2 RSZ-bijdragen
2.1 Berekening van de bijdragen
Financiële middelen SZ komen voor ¾ van WN en WG, ¼ staatsmiddelen
RSZ-bijdragen => procentueel berekend op niet-geplafonneerd brutoloon (WG houdt WN-bijdrage in
en stort die door aan RSZ) = 13,07% (4,7% voor ZIV-verzekering, 0,87% werkloosheidsstelsel, 7,5%
pensioenen).
Bovenop brutoloon berekent WG zijn WG-bijdrage (= patronale bijdrage) = 25%
Tijdig betalen WG- en WN-bijdragen = verantwoordelijkheid WG
Omvang RSZ-bijdragen hangt af van loon WN en bijdragevoeten
2.2 Loon
Bijdragen worden berekend op brutoloon WN (nog geen rekening gehouden met bedrijfsvoorheffing
en WN-bijdrage SZ).
Bij bedienden berekent men op 100% brutoloon, bij arbeiders 108% (door verschillende
3
, vakantiegeldregeling; arbeiders krijgen vakantiegeld van RjV zonder inhouding RSZ-bijdragen, 8% =
vakantiegeld dat RjV uitbetaalt en dat niet vervat zit in het loon dat door WG wordt betaald)
Hoe hoger het loon, hoe hoger RSZ-bijdragen.
2.3 Bijdragevoeten
WN-bijdrage = 13,07%. WN met laag loon ( <2500 euro) krijgen vermindering, waardoor ze hoger
nettoloon overhouden (= werkbonus : forfaitair bedrag dat vermindert naarmate loon hoger wordt)
WG-bijdrage = systematisch verlaagd in kader van taxshift = 25%. Bestaat uit twee stukken:
basiswerkgeversbijdrage en loonmatigingsbijdrage (+ enkele kleinere algemene bijdragen zoals voor
arbeidsongevallenregeling)
WG en WN die aan alle sectoren van SZ bijdrageplichtig zijn => de afzonderlijke bijdragen per sector
vervangen door een globale bijdrage => globaal beheer sinds 1995 in SZ-systeem, waarbij
verschillende takken gefinancierd worden volgens hun behoeften, niet langer volgens vaste
percentages)
WG-bijdrage voor arbeiders ligt hoger dan voor bedienden. Vakantiegeld arbeiders wordt niet door
WG betaald op ogenblik vakantie, maar opgebouwd via betalen van WG-bijdrage op het loon,
uitbetaald door RJV.
Nog bijzondere bijdragen (niet rechtstreeks bestemd voor takken van SZ), alleen verschuldigd in
bepaalde omstandigheden:
- WN: 13,07% op dubbel vakantiegeld, solidariteitsbijdrage op winstdeelname (13;07%), bijzondere
bijdrage voor SZ, solidariteitsbijdrage bij studentenarbeid (2,71%)
- WG: bijdrage op werkgeversstortingen voor extralegaal pensioen (8,86%), bijdrage op
brugpensioenen, bijdrage op privégebruik bedrijfswagens, solidariteitsbijdrage studentenarbeid
(5,42%)
Heel wat sectoren hebben RSZ belast met inning bijdragen voor fondsen van bestaanszekerheid
(daardoor kan WG-bijdrage hoger uitvallen) => opgericht binnen paritaire comités, gefinancierd door
bijdragen ten laste van WG
Om loonkosten WG te verlagen en tewerkstelling te bevorderen, worden onder bepaalde
voorwaarden verminderingen toegekend op RSZ
2.4 Werkgeversverplichtingen
2.4.1 Inschrijving/aansluiting bij RSZ
Elke WG die voor het eerst WN wil tewerkstellen, moet zich bij RSZ identificeren als WG => voor
aanwerving eerste WN, via onlinedienst WIDE (Werkgever IDentification Employeur) => opname in
WG-repertorium en toekenning RSZ-identificatienummer
2.4.2 Dimona-aangifte
Telkens WG een WN wil aanwerven = Dimona-aangifte (Déclaration Immédiate – Onmiddellijke
Aangifte) => elke indiensttreding (vooraleer WN effectief prestaties aanvangt) en uitdiensttreding
(ten laatste eerstvolgende werkdag die volgt op einde)
RSZ kan zo voor elke WG actueel personeelsbestand opmaken, worden via Kruispuntbank voor SZ
ook gedeeld met andere overheidsinstellingen
4