Algemene psychologie SV
Basislessen:
B1: Situering en Overzicht
Cognitieve psychologie is de wetenschappelijke
studie van mentale processen zoals waarneming,
geheugen, aandacht, leren, denken en taal.
Cognitieve psychologie: studie van de
afzonderlijke psychische functies en processen
andere namen: algemene of experimentele
psychologie, functieleer
B2: Onderzoeksmethoden: Hoe vergaren psychologen nieuwe kennis?
Je moet de namen kennen die op slides staan, (pagina 23-33)
Emperische cyclus:
- Theorie
- Hypothese
- Dataverzameling
o Observatie
o Interview
o Gevalstudie
o Vragenlijstonderzoek
o Correlationeel onderzoek
o Experimenteel onderzoek
- Analyseren van data
o Beschrijvend
o Inductief
Wetenschappelijke theorie: is een toetsbare verklaring voor een verzameling feiten of waarnemingen,
maar moet aangepast kunnen worden = toetsbare verklaring. Dit toetsen gebeurt via 4 methodische
stappen. (Eigenschappen: kan feiten verklaren en kan worden getest)
Hypothese: falsifieerbare voorspelling van de uitkomst van een wetenschappelijk onderzoek, doet een
bewering over relatie tussen variabelen
, - Moet falsifieerbaar zijn = weerlegbaar (bv: van Gogh heeft mooiere schilderijen dan Rembrandt
is niet testbaar, mooier is een waarde meting)
- H0: geen verband (geen verband tussen variabelen van brunettes en IQ), wordt pas verworpen
als er een significant verschil is.
- H1: wel verband
Dataverzameling: niet alle maten zijn even simpel (Lengte vs. IQ verschil in Dataverzameling:
complexiteit) - Observatie
- Observatie: - Interview
- Gevalstudie
o Observeerders: professionele onbekenden (objectief, soms
- Vragenlijstonderzoek
artificieel) of bekenden (subjectief, in natuurlijke omgeving, - Correlationeel onderzeok
multiple sociale personae, bijvoorbeeld in een klas is dat je juf) - Experimenteel onderzoek
o Voordelen: je hebt geen taal nodig, je hoeft alleen maar te kijken.
o Nadelen:
Je hebt geen controle omgeving (bv, omdat natuurlijke omgeving soms losse
factoren heeft. In natuur gorilla’s bekijken en dan breekt er plotseling een brand
uit, daar heb je geen controle over)
Niet alles is waarneembaar (bv, attitudes)
Observatie beïnvloed wat je wil observeren (Masters & Johnson zij hebben
onderzoek gedaan naar seksuele relaties. Als je tijdens zo’n activiteit wordt
bekeken beïnvloedt dat)
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (iedereen ziet iets anders)
Correctheid van de menselijke observatie niet altijd feilloos (bv, ooggetuigen):
Loftus & Palmer: “About how fast were the cars going when they …
each other?”
Taal speelt een grote rol
Studenten krijgen allemaal filmpje te zien waarin twee auto’s crashten.
Daarna moesten ze een verslagje schrijven over wat ze zagen. Daarna
kregen ze vragenlijst over filmpje en er was een cruciale vraag. Deze
vraag had een woord in de vraag die verschilde per groep. Er waren 5
groepen: smashed, collided, bumped, hit, contacted.
Afhankelijk van het gebruikte woord worden andere beoordelingen
gemaakt van exact dezelfde situatie. Bij smashed was een veel hogere
snelheid gegeven dan bij contacted.
Vervolgexperiment: 150 studenten zien filmpje van auto-ongeluk. Die
werden in 3 verdeeld, krijgen dezelfde vragen. Behalve…
Groep 1: smashed
Groep 2: hit
Groep 3: geen vraag over snelheid.
Een week later kwamen die studenten terug en kregen weer vragen,
cruciale vraag: did you see any broken glass? (iedereen kreeg deze
vraag). In het filmpje was geen gebroken glas te zien.
Groep 1: 16/50 had glas gezien
Groep 2: 7/50 had glas gezien
Groep 3: niet glas gezien
Mensen kunnen zich dingen herinneren die ze niet gezien hebben.
Toont aan dat onze observatie niet perfect is.
o Neuro-imaging: Ondersteuning van observatie door apparatuur: meer systematische
registratie van de feiten
Bv, hersenactiviteit meten door
Elektrische impulsen van zenuwcellen meten (bv, EEG)
Energieverbruik zichtbaar maken (bv, PET)
, Structureel neuro imaging techniek: denk aan vormen en structuren
CAT-scan: tomografische onderzoeksmethode van het menselijk
lichaam. Een van de eerste vormen hiervan maakte gebruik van
röntgenstraling. Non-invasieve, je kunt een doorsnede beeld maken
zonder te hoeven te snijden.
MRI (magnetic resonance imaging): beeldvorming met magnetische
resonantie, is voor heel het lichaam
Functioneel neuro imaging: activatie van bepaald proces
fMRI-scan: functionele MRI, de activiteit van de hersenen wordt door
middel van een computer zichtbaar gemaakt in een driedimensionaal
beeld.
o Ze laten je dan opdrachten uitvoeren, bijvoorbeeld praten, lezen
naar iets kijken
o Zo kun je zien wat er oplicht in de hersenen
SPECT-scan: radioactief isotoop wordt ingespoten. Bloedtoevoer in
hersenen wordt in beeld gebracht
o Ze hebben moeite met het precies timen wanneer iets gebeurt
(EEG kan dit wel)
EEG: elektro-encefalogram: event-related potentials
Methode om elektrische potentiaalverschillen die in de hersenen zijn
ontstaan, via de hoofdhuid te registreren.
Wordt veel gebruikt bij slaap: je kunt zien wanneer iemand in rem slaap
of niet is.
- Interview:
o Voordelen: flexibel (doorvragen, verduidelijking), geschikt voor exploratief/verkennend
onderzoek (bv, bij een nieuw onderzoek)
o Nadelen: invloed van de ondervrager/situatie, geringe betrouwbaarheid (tussen
interviewers)
o 3 vormen: gestructureerd (alles ligt op voorhand vast), semigestructureerd (niet alle
vragen liggen vast), vrij interview
o Belang interviewer: je kunt ervoor kiezen waar je dieper op in wilt gaan
- Gevalstudie (casestudie):
o Diepgaand onderzoek naar individuen met zeldzame stoornissen of ongewone talenten
(bv, Albert Einstein, Ted Bundy)
o Subjectief, niet eenvoudig te generaliseren
- Vragenlijstonderzoek:
o Indirecte observatie (respondent observeert zichzelf)
o Voordelen:
Eenvoudig, groot bereik
Niet-observeerbaar gedrag te bevragen (je kunt nu naar attitudes en emoties
vragen)
Gemakkelijke statistische verwerking
o Nadelen:
Steekproeffouten: niet elke groep is even reflectief van heel de bevolking
Wil en kan de ondervraagde zichzelf beoordelen? Eerlijk en objectief?
Taal als mogelijk vertekenende factor (Loftus & Palmer), of verschillen tussen
culturen NL vs. BE.
Invloed van de manier van vraagstelling
o Belang van formulering
o Problemen:
Manier van afnemen beïnvloedt responsgraad (online, per post, “live”, …)
, Wie vult nog een vragenlijst in? De gemotiveerde? Die zijn niet
representief voor heel de populatie.
Bedreigende vragen: mensen gaan gedrag overdrijven/minimaliseren
Bijvoorbeeld: hoeveel keer per dag lieg jij?
Technieken om bedreigende vragen minder bedreigend te maken:
o Sandwich: vraag verstoppen tussen andere vragen
o Anonieme vragenlijst
o Geruststellen: je begint de vraag met gemiddeld liegen mensen
15x per dag en dan pas de echte vraag.
Sociale wenselijkheid:
Mensen zullen antwoorden naar wat eigenlijk hoort
Bias
Persoonlijkheidstrek: sommige mensen zijn gewoon sociaal wenselijk
B3: ONDERZOEKSMETHODEN (p.23-33) Empirische cyclus:
- Theorie
- Hypothese
Hoe vergaren psychologen nieuwe kennis? - Dataverzameling
o Observatie
1.3.1 Stappen van de wetenschappelijke methode o Interview
o Gevalstudie
1.3.2 Soorten psychologisch onderzoek o Vragenlijstonderzoek
1.3.3 Vertekeningen in psychologisch onderzoek beperken o Correlationeel onderzoek
1.3.4 Ethische kwesties in psychologisch onderzoek o Experimenteel onderzoek
- Analyseren van de data
o Beschrijvend
Vervolg op B2 van de empirische cyclus: o Inductief
Dataverzameling: Vragenlijstonderzoek:
Betrouwbaarheid:
- Mate waarin een test het “echte” level van een bepaalde trait kan meten
- Test-hertest betrouwbaarheid
o Mate waarin een test dezelfde resultaten geeft op verschillende tijdstippen
- Interne consistentie betrouwbaarheid: mate waarin de verschillende items van een test hetzelfde
meten
- Interbeoordelaars betrouwbaarheid: mate waarin de verschillende beoordelaars hetzelfde
resultaat observeren.
- Non-content antwoorden: antwoorden met geen inhoud (altijd ja antwoorden, extreme
antwoorden, altijd midden kiezen, sociaal wenselijk antwoorden)
- Sociaal wenselijk antwoorden:
o Error (bias): dit wil je weghalen door:
Corrigeren d.m.v. schalen
Geen correlatie met soc. Wenselijk
Gedwongen keus
o Trait kun je meten