Leerdoelen Leren en Motiveren - Thema Klasmanagement
1. Studenten definiëren klasmanagement, lijsten de bouwstenen van Redant op en
lichten deze toe. De studenten duiden de relatie met goed lesgeven. (H1)
Klasmanagement = optimaal begeleiden van leer- en ontwikkelingsprocessen van leerlingen
taakgerichtheid bij leerlingen.
4 basiselementen van goed klasbeheer (Redant, 2015):
- Controle: leraar weet op elk moment wat er in de klas gebeurt.
- Tempo: leraar zorgt voor vlotte overgangen tussen lesfasen en een voldoende hoog
tempo in klasactiviteiten.
- Motivatie: leraar neemt maatregelen om blijvend de aandacht van de leerlingen te
trekken en houdt rekening met factoren die de motivatie van leerlingen kunnen
beïnvloeden. (Een gedifferentieerde aanpak kan inspelen op 3 soorten van verschillen bij
leerlingen: verschillen in interesse, in leerstatus of capaciteit en in leerprofiel of leerstijl.)
- Duidelijkheid: leraar zorgt niet alleen voor didactische duidelijkheid, maar ook dat de
leerlingen weten waar ze aan toe zijn.
Om goed les te geven en om een goede klasmanager te zijn, is het treffen van maatregelen en
voorzieningen belangrijk, welke dan ook noodzakelijk zijn om een omgeving in het leven te
roepen en te handhaven waarin onderwijzen en leren kunnen plaatsvinden. Alsook, wie boeiend
lesgeeft op maat van zijn leerlingen, creëert minder situaties waarin leerlingen de orde willen of
kunnen verstoren. Effectief klasmanagement zal positieve uitkomsten bij leerlingen
teweegbrengen: hoge taakgerichtheid, actief leren, hoge motivatie en positieve attitude.
2. Studenten herkennen en benoemen kenmerken van scholen in een grootstedelijke
context en beschrijven en verklaren deze kenmerken. (H1)
Bij scholen in een grootstedelijke context zijn er meer verschillen in (Milner, 2006):
- Etnische achtergrond.
- SES.
- Thuissituatie: andere thuistaal, opleidingsniveau van ouders, samenstelling van gezin
meer eenoudergezinnen, ouderbetrokkenheid.
- Problematische afwezigheden: spijbelgedrag…
- Mobiliteit van leerlingen: leerlingen veranderen meer van school, meer drop-out,
schorsing en uitsluiting…
- Doorstroom: meer verwijzingen naar buitengewoon/speciaal onderwijs, minder
doorstroom naar hoger onderwijs.
- Motivatie en schoolresultaten: meer apathie en ongeïnteresseerd zijn, minder
engagement van leerlingen, lager slaagpercentage…
- Verloop van leraren.
- Concentratiescholen.
1
, 3. Studenten lijsten de kenmerken van de klas (Doyle) op en omschrijven deze
kenmerken. De studenten onderscheiden klaskenmerken van Doyle in een reële
klassituatie en duiden de relatie met klasmanagement. (H5)
6 klaskenmerken volgens Doyle (1986):
- Gelijktijdigheid: in een klas komen de gebeurtenissen en processen vaak tegelijk voor.
(De verschillende intenties en voorkeuren uiten zich op hetzelfde moment.)
- Multidimensionaliteit: het gaat vaak om verschillende dimensies bij leerlingen (doelen,
voorkeuren…), die vaak ook nog eens afwijken van wat de leraar met de les wil bereiken
(of de dimensie van de leraar).
- Geschiedenis: een gebeurtenis in de klas is nooit geïsoleerd in de tijd, maar moet steeds
gezien worden in het licht van de daaraan voorafgaande gebeurtenissen. (De leerlingen
van een klasgroep zijn langer dan 1 les samen, soms al meerdere jaren.)
- Onvoorspelbaarheid: een klas zit vol verrassingen.
- Openbaarheid: als de leraar een verstoring van de orde niet opmerkt, een onschuldige
leerling een blaam geeft, of inhoudelijk niet gepast reageert, leert de hele klas iets over
de managementvaardigheden van de leraar. (Daarenboven kan juist omwille van de
openbaarheid het zien van een ordeverstoring andere leerlingen ertoe aanzetten om
hieraan te participeren, met uitbreiding van de storing tot gevolg.)
- Onmiddellijkheid: onmiddellijk en gepast reageren. (Onmiddellijk beslissen dat je
ergens niet op ingaat, is ook onmiddellijkheid.)
Om goed les te geven en om een goede klasmanager te zijn, is het treffen van maatregelen en
voorzieningen belangrijk, welke dan ook noodzakelijk zijn om een omgeving in het leven te
roepen en te handhaven waarin onderwijzen en leren kunnen plaatsvinden. Alsook, wie boeiend
lesgeeft op maat van zijn leerlingen, creëert minder situaties waarin leerlingen de orde willen of
kunnen verstoren. Effectief klasmanagement zal positieve uitkomsten bij leerlingen
teweegbrengen: hoge taakgerichtheid, actief leren, hoge motivatie en positieve attitude.
4. Studenten leggen het ABC uit en bespreken de samenhang met
lerarengedragingen. (H2)
3 basisbehoeften: het ABC:
- Behoefte aan Autonomie: behoefte om zelf te kunnen bepalen wat men doet. Een leraar
kan autonome motivatie bij leerlingen uitlokken! (Kunnen leerlingen op een welwillende
manier studeren als ze de studiestof niet interessant vinden? Ja, indien ze erin slagen om
zich het persoonlijk belang van de studiestof eigen te maken.)
- Behoefte aan Betrokkenheid: nood aan relationele verbondenheid en het ervaren van
een warme en hechte band met medemensen.
- Behoefte aan Competentie: behoefte om kennis op te doen en zich competent te voelen.
Het gevoel om een activiteit met succes te kunnen uitvoeren en tot een goed einde te
kunnen brengen. (Een positief zelfbeeld en een hoog competentiegevoel zullen
doorgaans leiden tot het stellen van goed gedrag en tot een verhoogde deelname aan het
klasgebeuren.)
Wanneer een leraar onvoldoende inspeelt op het ABC zullen leerlingen taken mogelijk wel
uitvoeren, maar dan eerder vanuit moetivatie dan vanuit motivatie. En ook: via het inspelen op
deze ABC-behoeften kunnen motivatieproblemen en dus ook klasmanagementproblemen
voorkomen worden.
2
, 5. Studenten sommen de diverse soorten motivatie volgens de
zelfdeterminatietheorie op en classificeren deze soorten en geven voorbeelden
van processen van internalisatie. (H2)
De zelfdeterminatietheorie gaat uit van de 3 psychologische basisbehoeften (het ABC).
Gecontroleerde Autonome
motivatie motivatie
Type regulatie Externe Geïntrojecteerde Geïdentificeerde Interne regulatie
regulatie regulatie regulatie
Motivationele Verwachtingen, Schaamte, Persoonlijke Plezier, passie,
drijfveer beloningen, straf schuld, waarde, interesse
zelfwaarde persoonlijk
zinvol
Onderliggende Stress, druk Stress, druk Welwillendheid, Welwillendheid,
emoties vrijheid vrijheid
Type motivatie Extrinsiek Extrinsiek Extrinsiek Intrinsiek
Voorbeeld
Waarom maak je “Omdat ik dan “Omdat ik vind “Omdat ik dit “Omdat de
je huiswerk? pas naar tv mag dat ik dit behoor persoonlijk leerstof mij
kijken.” te doen.” belangrijk vind.” boeit.”
Waarom let je “Omdat ik “Omdat ik wil “Omdat ik dan “Omdat ik de
op in de klas? anders straf tonen dat ik een sneller de stof interessant
krijg.” goede leerling leerstof begrijp.” vind.”
ben.”
Leraren kunnen leerlingen die op geen enkele manier geboeid zijn door de leerstof, toch
motiveren door de verschillende types van extrinsieke motivatie aan te spreken. Met andere
woorden, er kan een proces van internalisatie optreden verinnerlijking, oftewel het proces
waarbij individuen op een actieve wijze extern aanreikte overtuigingen, gedragsregulaties of
doelen geleidelijk aan transformeren in persoonlijke waarden, gedragsstijlen of doelstellingen.
Naarmate initieel oninteressante activiteiten meer geïnternaliseerd worden, zullen ze met een
groter gevoel van autonomie, welwillendheid en psychologische vrijheid worden uitgevoerd. Dit
proces wordt in gang gezet wanneer leerlingen de persoonlijke relevantie van initieel
oninteressante activiteiten beginnen inzien leerlingen zullen deze initieel oninteressante
activiteiten toch op autonome wijze kunnen uitvoeren deze autonomie is een waardige
variant van intrinsieke motivatie die leidt tot gewenste uitkomsten.
3