Onderwijskundige Concepten 1a
Leerdoelen Thema Leerlingenbegeleiding
1. Studenten begrijpen dat de begeleiding van leerlingen een taak is van iedereen. Ze
erkennen hun verantwoordelijkheid als leraar in het uitbouwen van een beleid
rond leerlingenbegeleiding op school. (alle hoofdstukken)
Leraren hebben een centrale rol als begeleiders op de eerste lijn. Ze zijn spilfiguren in het
verstrekken van ondersteuning in de klas (zonder dat ze er alleen voor staan).
2. Studenten kunnen de domeinen van leerlingenbegeleiding opnoemen,
voorbeelden geven van hoe diverse actoren hieraan kunnen bijdragen en meer
specifiek benoemen wat de leerkracht in de klas kan doen. (H1, H2 en H5)
Leerlingenbegeleiding = geheel van preventieve en begeleidende maatregelen. Vertrekt steeds
vanuit het functioneren van de leerling op school en wil bijdragen aan het functioneren van de
leerling in de schoolse en maatschappelijke context.
4 domeinen:
- Onderwijsloopbaan: beoogt een leven lang leren. Doel = elke leerling ondersteunen om
voldoende zelfkennis te ontwikkelen en adequate keuzes te leren maken op school en
daarbuiten. (Leerling krijgt de kans om het onderwijs gekwalificeerd te verlaten naar
eigen mogelijkheden en interesse.)
- Leren en studeren: focus op de ondersteuning en ontwikkeling van het leerproces bij
leerlingen (indien nodig op maat van de leerling).
- Psychisch en sociaal functioneren: krachtige leeromgeving ontwikkelen binnen een
veilig, warm, uitdagend en verbindend schoolklimaat. Het welbevinden van leerlingen
staat hier dan ook centraal. (Het psychisch en sociaal functioneren van leerlingen kan
bedreigd worden door pesten, spijbelen, mishandeling…) De school moet het
welbevinden van de leerling bewaken, beschermen en bevorderen waardoor de leerling
tot leren kan komen en zich kan ontwikkelen tot een veerkrachtige volwassene.
- Preventieve gezondheidszorg: beoogt risicofactoren, signalen en symptomen van
gezondheids- en ontwikkelingsproblemen vroegtijdig te detecteren stimuleren van
een gezonde en veilige levensstijl. (Gezondheid, groei en ontwikkeling van leerlingen
opvolgen, bevorderen en beschermen.)
De 4 domeinen moeten geïntegreerd en holistisch benaderd worden (acties of
ondersteuning omtrent het ene domein kunnen nooit los gezien worden van de andere
domeinen. Met andere woorden, de 4 domeinen beïnvloeden elkaar; inzetten op het ene
domein heeft dus ook een invloed op de andere domeinen!)
1
, 3. Studenten erkennen het belang van het uitbouwen van geïntegreerde
leerlingenbegeleiding op school op basis van inzichten uit onderzoek (attitude) en
kunnen de kenmerken van geïntegreerd leerlingenbegeleiding toelichten. (H1 en
H3)
Model van geïntegreerde leerlingenbegeleiding: alle leraren zijn erbij betrokken; alle leraren
integreren die begeleiding in hun pedagogische aanpak. “Whole-school approach” = alle
aspecten binnen een school dragen bij aan de leeruitkomsten en het welbevinden van leerlingen.
Kenmerken van het model van geïntegreerde leerlingenbegeleiding spinnenwebmodel:
(1) Duidelijke visie op
leerlingenbegeleiding.
(8) Professionalisering (2) Ondersteunende rol van
van het schoolteam. directie.
(7) Samenwerking Ondersteuning van (3) Ondersteunende
met externen. leerlingen (met SOB) structuren en procedures
(6) Samenwerking met binnen school.
leerlingen. (4) Schoolinterne
(5) Samenwerking met samenwerking.
ouders.
! Wanneer 1 pijler niet meegenomen wordt, verzwakt het hele web.
Scholen verschillen wat betreft geïntegreerde zorg… Naarmate het beleid op
leerlingenbegeleiding op school beter is uitgebouwd, wordt er meer ondersteuning op school
gegeven, is er minder behoefte om van school te veranderen, verloopt het beslissingsproces
rond de extra ondersteuning beter en zijn ouders en leraren hier ook meer tevreden over.
Scholen met een sterker geïntegreerde leerlingenbegeleiding werken meer volgens de 7
uitgangspunten van handelingsgericht werken en het zorgcontinuüm. Scholen met een sterk
uitgewerkt geïntegreerd beleid op leerlingenbegeleiding zijn meer bereid om leerlingen met
complexe onderwijsbehoeften op te vangen (en dus inclusiever te werken) dan scholen met een
minder sterk uitgewerkt geïntegreerd beleid.
Uitdagingen: 1 op 4 leerlingen is een zorgleerling. Een eenduidige en gedragen visie op
leerlingenbegeleiding uitbouwen blijkt geen sinecure (vooral leraren uit secundair onderwijs
menen dat specialisten beter geplaatst zijn om zorg te verlenen aan leerlingen met (complexe)
onderwijsbehoeften en niet zijzelf als eerstelijnzorgverleners). Nog niet alle pijlers van
geïntegreerde leerlingenbegeleiding zijn voldoende sterk uitgebouwd (vooral in samenwerking
met de ouders). Leraren blijken niet altijd goed geïnformeerd te zijn of zijn niet altijd betrokken
in de fasen van het zorgcontinuüm in het secundair onderwijs krijgen begeleidingstrajecten
nog vaak vorm buiten de klas… Het mag niet van de individuele leraar afhangen of een leerling
extra ondersteuning krijgt, wat nu nog te vaak voorkomt.
2
, 4. Studenten kunnen de fasen in het zorgcontinuüm omschrijven, de belangrijke
actoren in elke fase benoemen en maatregelen voor leerlingen hierin situeren.
(H1, H2 en H4)
Leerlingenbegeleiding richt zich tot alle leerlingen. Toch zullen sommige leerlingen nood hebben
aan meer en bijkomende ondersteuning zorgleerlingen/leerlingen met specifieke
onderwijsbehoeften. Met andere woorden, er is diversiteit in zorg- en ondersteuningstrajecten.
De mate van individualisering van zorg of ondersteuning verhoogt naarmate de nood aan
begeleiding toeneemt.
4 fasen:
- Fase 0: brede basiszorg. Voor alle leerlingen.
- Fase 1: verhoogde zorg. De school voorziet extra zorg onder de vorm van remediërende
(aangepaste oefeningen of individuele uitleg), differentiërende (variatie in lesaanpak),
compenserende (extra hulpmiddelen) of dispenserende (vrijstelling van bepaalde
leerdoelen of activiteiten) maatregelen, afgestemd op de ondersteuningsnoden van
bepaalde leerlingen.
- Fase 2: uitbreiding van zorg. CLB neemt over.
- Fase 3: individueel aangepast curriculum (IAC). Leerdoelen op maat van de leerling.
Netwerk van actoren = lijnenmodel: 4 lijnen:
- Nulde lijn: minst ingrijpende vorm van leerlingenbegeleiding (bijvoorbeeld
medeleerling).
- Eerste lijn: leraren, administratief of opvoedend personeel.
- Tweede lijn: schoolteam (bijvoorbeeld leerlingenbegeleiders, groene leraar,
schoolleiding, cel leerlingenbegeleiding, graadcoördinatoren, “remedial teacher”,
klassenraad).
- --- ouders ---
- Derde lijn: schoolnabije ondersteuning (bijvoorbeeld CLB).
- Vierde lijn: meest ingrijpende vorm van leerlingenbegeleiding (bijvoorbeeld logopedist,
huisarts…).
5. Studenten kunnen essentiële elementen in de begeleidershouding van de leraar
volgens Carl Rogers omschrijven. (H1)
Opdat de leraar zijn rol binnen leerlingenbegeleiding kan opnemen, dient hij te investeren in het
uitbouwen van een vertrouwensrelatie met leerlingen. Daarvoor zijn 3 grondhoudingen
noodzakelijk:
- Echtheid: leraar mag voor zijn leerlingen zijn zoals hij is.
- Empathie: leraar kan zich verplaatsen in de leefwereld van de leerling en hoort wat er in
die belevingswereld betekenisvol is.
- Onvoorwaardelijke positieve waardering en onvoorwaardelijk respect: leraar
aanvaardt leerling in zijn eigenheid.
Rogers is de grondlegger van de “client-centered therapy”: geen technieken maar
zijnswijzen die het handelen van een goede therapeut (begeleider, opvoeder, leraar…)
ondersteunen.
3