Personeel en organisatie
Deel I Mens en organisatie: een relatie met vele gezichten
H1 Mens en organisatie als vakgebied
Blok 1: dia 1-38; opdrachten 1-8
Organizational Behavior (OB)
The multidisciplinary field that seeks knowledge of behaviour in organizational settings by
systematically studying individual, group and organizational processes. (Greenberg, 2005)
The study of factors that affect how individual and groups act in organizations and how organizations
respond to their environments. (George & Jones, 2005)
A & O psychologie: arbeids- en organisatiepsychologie
Antropologie: de leer van de mens, studie vd mens vanuit culturele wortels
Selectie van mensen hebben culturele bias waardoor mensen met andere culturele achtergrond
lager scoren op bepaalde testen.
Veinzen = faken (mensen die Nederlands leren zullen niet alle finesse en woordenkennis hebben)
Balans tussen dualiteiten:
3 dualiteiten:
1. Mens vs organisatie
2. Wetenschappelijk onderbouwde én praktijkgerichte discipline
3. (A&O psychologie vs management)
2 polariteiten: ……………..
OB seeks to improve organizational effectiveness and the quality of life at work.
(Greenberg, 2005, p.7)
OB applies the scientific method to practical managerial problems. (Greenberg, 2005, p.5)
OB-knowledge is used both by scientists interested in understanding human behaviour and by
practitioners interested in enhancing organizational effectiveness and individual well-being.
(Greenberg, 2005, p.4)
,Organizations in which people work happily and effectively can benefit greatly.
(Greenberg, 2005, p.4)
Human side of work is critical to the effective functioning – and basic existence – of organizations.
(Greenberg, 2005, p.4)
Insight into the effects of organizations on people and the effects of people on organisations.
(Greenberg, 2005, p.5)
OB specialists apply knowledge from scientific studies, putting it to practical use.
(Greenberg, 2005, p.5)
Wat is een organisatie?
‘Organisatie’ heeft twee verweven betekenissen:
1. Een bepaalde sociale entiteit:
“De KULeuven is een organisatie”
2. De manier waarop processen worden aangepakt:
“De organisatie van een inschrijvingen aan de KULeuven”
Een entiteit is een wezenlijkheid, iets wat echt bestaat. Het woord entiteit stamt uit het Latijn, waar
het woord entitas het 'er zijn van het zijnde' betekent. Bij een entiteit draait het er dus om dat iets
bestaat.
Sociale entiteit: profit of non-profit organisaties
Positieve correlatie tussen werknemerstevredenheid en klantentevredenheid
Evidence based: aanpak om effectievere en beter onderbouwde beslissingen te nemen bij het
managen van werknemers, teams en organisaties:
• Het systematisch en oordeelkundig verzamelen van de best beschikbare wetenschappelijke
evidentie met betrekking tot het vraagstuk dat op tafel ligt.
• Het verzamelen van gegevens en cijfers uit de organisatie op een methodische manier om zo
de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van die interne kennis te verhogen.
• Doorlopend gebruikmaken van beslissingshulplijnen (vb. checklists, vergadertechnieken) om
beoordelingsfouten te vermijden en de betrouwbaarheid van het beslissingsproces te
verhogen.
• Het overwegen van ethische aspecten, waarbij de voorkeuren en belangen van de diverse
stakeholders die door de beslissing beïnvloed kunnen worden een belangrijke rol innemen.
Reflective practitioners: in plaats van dominante postivistisch, technisch-rationeel kennisparadigma,
proces van reflectie centraal stellen in wat professionals doen.
Reflection-in-action: nadenken over hier-en-nu ervaringen, gevoelens en denkbeelden
Reflection-on-action: reflectie achteraf
Organisatie: eerste betekenis
• “system of coordinated activities of two or more people” (Kreitner, Kinicki & Buelens, 1999)
• “structured social system consisting of groups and individuals working together to meet
some agreed-upon objectives” (Greenberg, 2005)
, • systeem van bewust gecoördineerde activiteiten
Doelgericht samenwerkingsverband, richting wordt bepaald door het doel
Essentiële elementen
• 2 of meer mensen • coördinatie
• intentie • continuïteit
• interactie • open systeem
• transactie • formeel
Transactie: economisch concept, steeds transacties/ruilen in een organisatie, geven en nemen
(investeerders, loon…), stakeholders/belanghebbenden
Continuïteit: voor een bepaalde duur
Open systeem: een gesloten systeem is een systeem dat niet beïnvloed wordt door externe factoren
Formeel: iets toetsbaar, vastneembaar zoals adres, btw-nummer…
Organisatie: tweede betekenis
Procedures: formalisaties van processen, formaliseren, beschrijven
• Het organiseren of managen van een activiteit of project.
• Plannen, organiseren, leiden, controleren
Plannen
Organiseren
Leiden
Controleren
“OB bestudeert gedrag in organisaties.”
Gedrag = elke activiteit van een individu in interactie met de sociale en fysieke omgeving
• Bewust en onbewust • Bewegen (motoriek)
• Intentioneel en niet intentioneel • Denken (cognitie)
• Extern en intern • Voelen (emotie)
• Meetbaar en niet meetbaar • Willen (motivatie)
Cognitie: alle informatie verwerkende processen
4 basisemoties vd mens: blijdschap, boosheid, verdriet, angst, (verassing, afkeer)
Welke relaties wilt men onderzoeken?
, “OB wil predictoren, voorspellers van gedrag kennen”
G = f (P,O) waarbij G gedrag, P persoon en O omgeving (Kurt Lewin; Penner 1986)
We bestuderen gedrag (pesten, te laat komen, thuis blijven,…) proberen te verklaren om te
voorspellen om zo de juiste beslissingen te nemen
Verklaren op 3 niveaus:
Persoonskenmerken (eerste niveau), introvert of extravert, motivatie
Groepskenmerken (tweede niveau), in kleine groep wordt minder gepraat tijdens de les dan in een
grote groep, leeftijd van de groep (kent men elkaar al lang of nog maar net)
Organisatiekenmerken (derde niveau), in profit bedrijf wordt er minder tijdverlies geleden door te
praten dan in een non-profit bedrijf
Context (vierde niveau), cultuur vh land waar het bedrijf is gevestigd, klimaat
1. PERSOON-GEDRAG: de relatie tussen persoonsgebonden eigenschappen (persoonlijkheid,
geslacht) en gedrag (arbeidsprestaties, arbeidsverzuim).
2. GROEP-GEDRAG: de relatie tussen groepskenmerken (mate van homogeniteit, mate van
autonomie) en gedrag (creativiteit, communicatie).
3. ORGANISATIE-GEDRAG: de relatie tussen organisatie- en beleidskenmerken (controlebeleid,
organisatiecultuur) en gedrag (mate van open communicatie, bereidheid tot samenwerking).
4. CONTEXT-GEDRAG: de relatie tussen contextkenmerken (economische conjunctuur,
religieus-culturele context) en gedrag (stiptheid, houding ten opzichte van gezag).
Multiniveau-analyse: adhv statistische technieken verschillende niveaus in de analyse betrekken.
Causaal-deterministisch denkpatroon: gedrag in organisatie wordt gedetermineerd door meetbare
factoren binnen en buiten de persoon.
Het positivisme is de opvatting dat alleen de empirische wetenschappen geldige kennis opleveren.