1. Op welke twee diametraal tegenovergestelde manieren kan rechtsvinding worden ingevuld?
Rechtsvinding is de activiteit waarbij een uitlegger de inhoud of de betekenis van een rechtsregel in een
concreet geval bepaalt. Rechtsvinding kan op een mechanische wijze, waarbij recht wordt toegepast, of
op een creatieve wijze worden ingevuld, waarbij recht gevormd wordt.
2. Wat is de meerwaarde van een juridische methodenleer?
De juridische methodenleer is van oordeel dat het inzicht krijgen in de gehanteerde technieken kan
helpen om de prestaties te verbeteren. Bij het bepalen van de inhoud van een rechtsregel (en van de
rechtsfeiten) maakt de uitlegger keuzes, al dan niet bewust. Het bewustzijn van die keuzes is nodig om
bewust anders te kunnen kiezen.
3. Leg uit: interpretandum en interpretans.
Het interpretandum = het brongeheel; het geheel waarvan men vertrekt; het te interpreteren voorwerp.
De interpretans = het doelgeheel; het geheel waar men aankomt; de handeling die men verricht m.b.t. het
interpretandum; wat men toevoegt aan het interpretandum.
4. Wat is het verschil tussen uitlegging in de ruime zin en in de enge zin? Hoe uit dit verschil zich op vlak
van juridische interpretatie?
Interpretatie = uitlegging = de activiteit waarbij een brongeheel en een doelgeheel met elkaar in
verbinding worden geplaatst; de activiteit waarbij een inhoud (interpretans) aan een
interpretatievoorwerp (interpretandum) wordt toegeschreven.
Uitlegging in de ruime zin: er zijn geen beperkingen wat betreft het interpretandum en de interpretans
ª het interpretandum (I’m) en de interpretans (I’s) kunnen eender wat zijn.
Link met de juridische uitlegging: hermeneutiek = de zoektocht naar de geest, de achterliggende
gedachte van de tekst.
ª uitlegging in de ruime zin, maar met het specifiek doel om de rechtsgevolgen te bepalen
- I’m: niet per se beperkt tot het geheel van taaltekens
- I’s: niet per se beperkt tot zuiver cognitieve handeling
Uitlegging in de enge zin: Er zijn beperkingen wat betreft het I’m en de I’s.
ª I’m wordt beperkt tot het geheel van taaltekens
ª I’s wordt beperkt tot zuiver cognitieve handeling (geen invloed van buitenaf, de betekenis staat op
zichzelf) die ertoe strekken de betekenis van het I’m te bepalen.
Link met de juridische uitlegging: exegese = op basis van de letterlijke verwoording een betekenis
proberen toeschrijven
ª uitlegging in de enge zin, maar het I’m is een specifiek soort taaltekens
è gevolg: toegepaste taalkunde
- I’m: beperkt tot het geheel van taaltekens die een rechtsregel uitdrukken
- I’s: beperkt tot zuiver cognitieve handeling die ertoe strekt de betekenis van het I’m te bepalen
1
,5. Veronderstel dat bij een archeologisch onderzoek een granieten blok wordt opgegraven waarin
tekens gebeiteld staan. Geef aan hoe dit voorwerp (de tekens) op verschillende wijzen kan worden
uitgelegd. Besteed aandacht aan doel en methode en geef een voorbeeld indien mogelijk.
Het granieten blok kan niet uitgelegd worden in enge zin, omdat het I’m in enge zin beperkt wordt tot het
geheel van taaltekens. In de vroegere maatschappij waren gebeitelde tekens de manier van
communiceren, maar dit valt niet onder ‘taaltekens’ zoals we die vandaag kennen.
Het blok kan dus enkel geïnterpreteerd worden in de ruime zin, waar I’m en I’s eender wat kunnen zijn.
Het voorwerp van de interpretatie is dezelfde, maar het doel en de methode kunnen verschillen.
Indien het doel juridisch van aard is, probeert men de juridische betekenis en de rechtsgevolgen te
bepalen. Dit gebeurt aan de hand van de regels van de juridische kritiek (= de regels die de juridische
methodenleer voorschrijft, de regels die gehanteerd moeten worden om te bepalen welke juridische
betekenis het recht hecht aan bepaalde zaken).
Indien het doel historisch van aard is, probeert men de historische betekenis te achterhalen. Dit gebeurt
dan weer met de regels van de historische kritiek (= door middel van de historische methodenleer bepalen
wat er effectief gebeurd is en wat niet).
Iets kan ook een artistiek doel hebben, maar het uitleggingsvoorwerp heeft dit volgens mij niet.
6. Licht het belang toe van het uitleggingssubject voor de uitlegging?
Het is van belang om te weten wie zal uitleggen omwille van (1) de standpunten en rollen een persoon kan
innemen, wat de meest gepaste interpretatie is, is niet voor iedereen hetzelde en (2) de niet-juridische
factoren die een invloed hebben op de besluitvorming.
7. Wat is een paradigma? Welke paradigma’s onderscheiden we binnen rechtsvinding?
Een paradigma is een filosofische aanname of de kern van elementaire overtuigingen die de handelingen
van de uitlegger sturen en diens wereldbeeld bepalen.
We onderscheiden twee paradigma’s:
Positivistisch: uitlegging als ontdekking en (feitelijke) beschrijving van recht ¨ mechanische
rechtsvinding = rechtstoepassing
Constructivistisch: uitlegging als vorming en (normatief) waardeoordeel van recht ¨ creatieve
rechtsvinding = rechtsvorming
8. Welke 5 uitgangspunten zijn er? Licht toe.
Ontologisch: aannames over de aard van de werkelijkheid
Epistemologisch: aannames over hoe we de werkelijkheid kunnen kennen
Axiologisch: aannames over de rol van waarden en morele overwegingen bij de uitlegging
Methodologisch: aannames over de meest gepaste verhouding tussen de 3 staatsmachten (m.i.v.
aannames over de grondslag van het recht)
9. Wat is het verschil tussen een formeel positivist en een descriptief positivist op vlak van het
ontologisch uitgangspunt?
Een formeel positivist ziet recht als de handelingen waarmee een bepaalde autoriteit bepaalt wat recht is.
Een descriptief positivist ziet recht als de handelingen van mensen in de praktijk.
10. Situeer en leg uit: objectief-dualistische verhouding tussen uitlegger en interpretandum.
De verhouding is objectief, omdat de uitlegger en het I’m op zichzelf bestaan. De verhouding is
dualistisch, omdat de uitlegger en het I’m onafhankelijk van elkaar bestaan, er is geen interactie tussen
beide.
2
, 11. Welke kritiek formuleert de descriptieve visie binnen het positivistische paradigma op de
formalistische visie op vlak van epistemologisch uitgangspunt?
Dat de formalistische opvatting onhoudbaar is en dat de enige coherente houding binnen dit paradigma
een ander interpretandum is. Niet recht, wel gedrag.
Een realistische en objectief-dualistische kijk op de wereld is mogelijk om de inhoud van abstracte
rechtsregels te bepalen en enkel concrete gedragingen zijn observeerbaar en analyseerbaar.
12. Welke gevolgen voor het rechtsbegrip en theorie over uitlegging hebben een positivistische kijk op
vlak van ontologie en epistemologie?
Recht wordt beschouwd als iets dat onafhankelijk van de toepassing bestaat.
Er bestaat geen theorie over de uitlegging:
formele visie: theorie is overbodig, want het recht vloeit voort uit de formele bronnen
descriptieve visie: recht bestaat niet onafhankelijk van de toepassing, een theorie over de uitlegging is
niet overbodig, maar is gewoonweg onmogelijk.
13. Leg uit en situur: heteronome rechtsvinding.
Heteronome rechtsvinding betekent dat de interpretatie van recht het gevolg is van andermans inzichten
die slaafs overgenomen worden. Wanneer de interpretatie gebeurt op basis van eigen inzichten, is het
autonome rechtsvinding.
Dit situeert zich in het axiologisch uitgangspunt, dat voortbouwt op het ontologisch en epistemologisch
uitgangspunt. Dit uitgangspunt is realistisch (er is één wereld, dus één juridische werkelijkheid) en
objectief-dualistisch (de werkelijkheid staat los van de uitlegger).
14. Binnen welk paradigma kan de rol van de uitlegger worden voorgesteld als een neutrale archeoloog?
Binnen het positivistische paradigma.
15. Op welke eerdere aanname is de rol van uitlegger als archeoloog gestoeld?
Op het axiologisch uitgangspunt. Uitlegging wordt hier gezien in enge zin (exegese), waarbij de uitlegger
zuiver cognitieve handelingen verricht, omdat hij optreedt als een neutrale archeoloog die de inhoud van
het recht letterlijk moet uitleggen met de woorden van de wet.
16. Leg uit: acte clair.
Bij de acte clair hoort het adagium ‘interpretatio cessat in claris’, wat wilt zeggen dat wanneer de woorden
van de wet duidelijk genoeg zijn, er geen andere elementen mogen betrokken worden bij de wettekst om
deze te interpreteren. Het gevolg is dat de wet volledig dient te zijn.
17. Welk type van juridische interpretatie vloeit verder uit het axiologisch uitgangspunt van het
positivistisch paradigma?
Exegese: op basis van de letterlijke verwoording een betekenis toeschrijven aan iets.
Dit is uitlegging in de enge zin, waarbij het I’m een specifiek soort taaltekens is. Dit heeft toegepaste
taalkunde tot gevolg.
18. Leg uit syllogisme.
Een syllogisme is een progressieve redenering of de interpretatie van een activiteit die eenduidig vertrekt
bij de premissen (major en minor) en die eindigt bij de conclusie.
19. Waarom kan de uitlegger beschouwd worden als een ‘subsumptieautomaat’ vanuit het positivistisch
paradigma?
Subsumptie betekent onderbenging, men brengt een begrip of een structuur onder een ander begrip of
een andere structuur.
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur KLBG. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.