Kenmerken levende wezens:
● Cellulair: plasmamembraan/celmembraan rond plasma; één- of meercellig;
hiërarchisch georganiseerd (vorming weefsels)
● Genetische informatie (DNA, RNA): eigen kenmerken; reproductie (voortplanting,
ontwikkeling)
● Via evolutie verwant aan elkaar
● Metabolisme: productie nieuwe biologische moleculen uit stoffen uit omgeving
○ Autotroof: aanmaak eigen organische moleculen uit anorganische moleculen
uit omgeving
○ Heterotroof: opname organische moleculen uit omgeving
● Homeostasis: vermogen intern milieu constant en in evenwicht met omgeving te
houden; energieopname uit omgeving; iets mis -> waarschijnlijk ziek
→ Discussies op basis van definitie:
● Virussen: DNA of RNA met proteïnemantel; geen celmembraan; in andere cellen
voortplanten
● Viroïden: infectueus circulair RNA bij planten
● Prionen: infectueuze proteïne met complexe 3D-structuur; andere configuratie
gekregen -> schade aan cellen; eventueel goede proteïne om te zetten naar prionen
(geen leven)
Geschiedenis van leven op aarde:
1) Ca. 4.5 miljard jaar geleden: ontstaan aarde
2) Protobionten (geen leven): verstoring vetachtige film op wateroppervlak ->
liposomen: kleine membraanomsloten druppeltjes die macromoleculen kunnen
bevatten (lijkt op dilipidelaag van cellen)
3) Ca. 3,75 miljard jaar geleden: prokaryote (‘voor de kern’; geen celkern; anaeroob;
vaak O2 toxisch)
4) Natuurlijke selectie -> productie O2 door sommige prokaryoten (biogene oorsprong;
hoger rendement) -> ontstaan aeroob metabolisme -> 21% O2 in atmosfeer; ontstaan
O3 -> ozonlaag (UV-licht filteren)
5) Ca. 2 miljard jaar geleden: eencellige eukaryoten (membraanomsloten kern; succes
door efficiënte deling)
6) Ca. 1,5 miljard jaar geleden: meercellige eukaryoten (organisme: gedifferentieerde
cellen die samenwerken i.t.t. kolonie: groepje onafhankelijke cellen)
7) Ca. 750 miljoen jaar geleden: dierlijke leven
8) Ca. 500 miljoen jaar geleden: landleven (beschermende ozonlaag voldoende)
,Indeling leven in 3 grote ‘domeinen’:
→ Cladogram (diagram van evolutionaire
afstamming) voor onderverdeling op basis
van moleculaire technieken (rRNA in dit
geval)
Stappen (hypothese):
1) Ontstaan eukaryote cel: instulpingen
plasmamembraan -> kernmembraan +
endoplasmatisch reticulum (E.R.)
2) Ontstaan heterotrofe/’dierlijke’
eukaryote cel (organische materie van
buitenaf voor metabolisme; mitochiondria: eigen circulair DNA, dubbel membraan,
ATP-productie): opname aerobe heterotrofe prokaryoten in primitieve eukaryote cel
(endosymbiose)
● Ondersteuning theorie: vierlipidenlaag (dilipidelaag plasma membraan +
dilipidelaag endosymbionten
3) Ontstaan autotrofe/’plantaardige’ eukaryote cel (fotosynthese; plastiden:
membraangebonden, eigen circulair DNA; bv. chloroplasten): endosymbiotische
opname cyanobacterium
De 3 grote ‘domeinen’:
● Archaea:
○ Verschil met bacteriën in
biochemische samenstelling (bv. celwand)
○ Vaak bestendig tegen extreme
omstandigheden
● Bacteriën
● Eukaryoten
○ Meercellige taxa (exclusief):
dieren, planten, schimmels
■ Zutstertaxon animalia/dieren = chaonoflagellaten
(vleeszweepdragers): eencellig, heterotroof, protoplasmatische kraag
en flagel als voedselopnameapparaat (ook bij primitieve dierlijke
organismen terug te vinden)
○ Protocisten (verwarrend ook protisten genoemd: vroeger gebruikt voor alle
eencellige eukaryoten): eencelligen, koloniale vormen, eenvoudige
meercelligen
,2 Diversiteit van het dierenrijk
Dierlijk organisme catalogiseren:
Voedingswijze:
● Heterotroof (organische materie opnemen voor metabolisme)
Celstructuur en specialisatie:
● Multicellulair
● Geen celwand zoals bv. plant (cellulose: polysacharide voor structuur), wel
plasmamembraan
● Structuureiwitten (structurele integriteit; 40% collageen -> rekvastheid)
● Zenuw- en spierweefsel zijn uniek (prikkelbaarheid + beweging: waarnemen ->
reageren)
○ Dwarsgestreept skeletspierweefsel (willekeurige bewegingen): vezels
(celniveau) gerangschikt in bundels > myofibrillen > myofilamenten: actine en
myosine
○ Spiercontractie (sliding filament theorie): ATP aanwezig -> myosinekop bindt
met actine -> configuratieverandering myosinekoppen -> actinefilamenten
worden naar elkaar getrokken (kan geen gecoördineerde beweging uitvoeren)
○ Skeletale ‘hefboom’ nodig voor beweging:
■ Exoskelet (extern rigide): probleem = ‘vervellen’ nodig voor vervanging
skelet
■ Endoskelet (intern rigide): ontstaan door probleem exoskelet
■ Hydrostatisch skelet: langwerpige en circulaire spiercellen omvatten
vloeistof -> contractie circulaire spieren -> verlenging (hydrostatisch: V
moet hetzelfde blijven)
Reproductie en ontwikkeling:
● Snelle deling van zygote resulteert in germinatieve cellagen:
○ Zygote -> celdelingen -> blastula: hol klompje cellen met blastocoel (holte in
blastula gevuld met vocht) -> gastrulatie: ontstaan instulping met vorming
archenteron/oerdam (holte die later ingewanden vormt), blastoporus als
verbinding met de buitenwereld, ectoderm (kiemlaag vanbuiten) en endoderm
(kiemlaag vanbinnen)
● Conservatieve homeobox-genen determineren grote bouwplan:
○ Dieren vaak gesegmenteerd (identieke delen) -> rostro-caudale
(anterio-posterieure) differentiatie segmenten (bv. buikspieren, spinale
zenuwen) gecodeerd door homeobox-genen: identieke DNA-sequentie van
180 nucleotiden doorheen dierenrijk; al vroeg in eukaryote groep ontstaan
○ ‘Lagere’ organismen: op 1 chromosoom -> zelfde volgorde genen als
differentiatielocatie
○ ‘Hogere’ organismen: op meerdere organismen, zelfde volgorde genen als
differentiatielocatie
○ Fouten segmentatie mogelijk: halsribben, poten op hoofd fruitvliegje…
● Vaak larvale stadia (immatuur) met metamorfose tot adult
● Meestal seksuele reproductie
● Diploïde (2n) stadium domineert levenscyclus
, Dieren catalogeren:
● Fylogenie: ontstaansgeschiedenis van een fylum/clade (groep organismen)
○ Morfologische/ontwikkelingskarakteristieken
○ Moleculaire kenmerken (DNA-, RNA-, eiwit-sequenties)
○ Stambomen opstellen volgens maximale waarschijnlijkheid en parsimonie
(dichter verwant -> minder verschillen) door complexe statistische technieken
● Grade: groep met identieke ‘biologische’ kenmerken (minst favoriet van biologen)
● Monofyletische groep/clade: alle afstammelingen van 1 ancestraal organisme
● Parafyletische groep: niet alle afstammelingen van 1 ancestraal organisme
● Polyfyletische groep: groepering organismen met verschillende voorouders
Manieren om dieren te catalogeren:
● Bouwplan:
○ Symmetrie (evolutief belangrijk: bv. sensoren overal):
■ Radiaal: symmetrievlak te verplaatsen
■ Bilateraal: 1 symmetrievlak
● Cefalisatie: evolutionaire tendens waarbij mond, zenuwweefsel
en zintuiglijke organen zich concentreren aan de rostrale zijde
(radiale symmetrie -> bilateraal symmetrisch)
● Vlakken en posities:
○ Ontwikkeling:
■ Aantal kiembladen:
● Diploplasten: ecto- en endoderm
● Triploblasten: ecto-, endo- en mesoderm
■ Vroege ontwikkeling van triploblasten:
● Protostomen: blastoporus vormt mond
● Deuterostomen: blastoporus vormt anus
■ Ontwikkeling lichaamsholten van triploblasten
○ Lichaamsholte:
■ Acoelomaten: geen coelom (lichaamsholte), ruimte tussen
darmtractus en lichaamswand gevuld met mesenchym (losmazig
weefsel)
■ Pseudocoelomaten: lichaamsholte tussen mesodermale aflijning van
lichaamswand en entoderm van darmtractus -> pseudocoel
■ Coelomaten: coelom volledig binnenin het mesoderm
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur erosbloemen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.