Wijsbegeerte: vanaf college A5
A5: Descartes versus het lichaam
1.Inleiding
Ons vorig college eindigde met de vraag “Wat is het principe nu?”
→ Autoriteit ? Geloof? Rede?
Anselmus vernietigt de basis van de Christelijke middeleeuwen, hij biedt nieuwe antwoorden en onopzettelijk ook een
nieuw principe: de zekerheid van het subject
2. Crisis van de Middeleeuwse filosofie
● De moderne filosofie was mogelijk dankzij een crisis in/van de principes van de wereldvisie en ideeën van
filosofie van de middeleeuwen
● De revolutie is de ontdekking van de autonomie van het denken
● De crisis begint met de doorbraak van een nieuw ideaal: zekerheid
● Voorbeeld: Anselmus en de neveneffecten van zijn ontologisch argument
● Niet vergeten: er zijn politieke, economische, wetenschappelijke en culturele transformaties die de moderne
filosofie mogelijk maken (ze scheppen een ruimte en een horizont waarin de vragen van de moderne filosofie zin
en betekenis kunnen krijgen)
3. Anselmus: brug naar nieuwe tijd
● Bij Anselmus zien we een kritische overgang van “fides” (geloof) naar “dubito” (twijfel)
● De insipiens zegt: “God bestaat niet” (dat is louter negatie, ontkenning, geen kritiek)
● Maar Anselmus zegt: “ik wil niet louter geloven dat God bestaat, ik wil het begrijpen”
● Hij zegt met andere woorden: geloof is voor mij niet genoeg
4. Anselmus’ crisis
● Wat is het criterium om zeker te zijn van de waarheid van het geloof?
● Veronderstelling in de vraag: er bestaat een andere soort kennis die beter is dan geloof
● Anselmus wil een beter principe voor kennis (een rationele basis voor het geloof)
● Daardoor verlaat hij de onderwerping van de middeleeuwen
● Dit principe is het licht van de rede, van het moderne subject
5. Moderne wijsbegeerte: inleiding
● Een nieuwe wereld
● Een nieuwe politieke en religieuze context
❖ filosofische vragen: wie ben ik? wat is de ziel?... klinkt mooi
❖ in die tijd meer de ontmoeting van Europa met andere continenten
❖ antropologie ontstaat in die tijd + vraag naar de mens
● Een nieuwe mentaliteit: de mens is vrij = kan alles! (even almachtig als God)
→ niet hetzelfde als bij de Grieken: zelfstandigheid (slaven, grond,...)
→ in Renaissance: bewondering mens als creator, schepper, dier dat dingen kan produceren
❖ vrijheid= creativiteit, productiviteit, macht
→ NU: genieten, vrije tijd, eten, drinken, ontspannen
● In het algemeen is het principe het subject of de subjectiviteit
● Nieuwe problemen: zoektocht naar het principe voor zekerheid in kennis en de antropologische kwestie
1
, → “zijn de indianen mensen?”, debat tussen Bartolomé de las Casas en Juan Ginés de Sepúlveda
● Ook nieuwe oplossingen voor oude problemen: o.a. de categorieën en de kwestie van legitimatie van politieke
autoriteit
6. Vooruitgang van kennis
● Ontwikkeling van de natuurwetenschappen, wiskunde, logica
● Ontwikkeling van de humane wetenschappen: aardrijkskunde, geschiedenis, antropologie, esthetica, politiek,
ethiek en moraal
● “Kennis is macht” (Bacon & Hobbes)
● Scientia potentia est
● De particulariteit van de wereld wordt geobjectiveerd: mathematisering of rationalisering van het ‘zijn’
● 20ste eeuwse filosofen bekritiseren dit tijdperk:
→ Instrumentalisering van het denken en de natuur;
→ Instrumentalisering van het menselijke leven;
→ Universalisering van Europese veroordelingen
7. Grote stromingen van de nieuwe tijd
● Rationalisme (Descartes, Leibniz, Wolff)
● Empirisme (Hobbes, Locke, Hume)
● Materialisme (Spinoza, Baron d’Holbach, La Mettrie)
● Transcendentale filosofie (Kant, Fichte)
● Idealisme (Schelling, Hegel)
8. De kern van moderne conflicten
● Alle moderne stromingen en filosofen kunnen beschouwd worden in het licht van de eerste moderne wedstrijd:
rationalisme tegen empirisme
● De kern van de moderne filosofie is het probleem van zekerheid in epistemologische, morele, politieke en
religieuze termen
9. Rationalisme et Empirisme
● Moderne tijd begint met deze twee stromingen
→ Rationalisme begint vooral bij Descartes (anderen min of meer in die richting gingen, maar met hem begint het
echt)
2
, Rationalisme
→ garantie van kennis ligt in object/subject en daarin waarheden te vinden
→ wat ik voor waar zie is dankzij subject (= wat zekerheid produceert)
→ deductief= algemene principes naar realiteit
→ kennis geconstrueerd obv wat er in de omgeving bevindt
→ vraag over God/ziel/onsterfelijkheid
→ rationalistische filosofen denken dat we zekere kennis kunnen verwerven omdat God het zo had geschapen
→ rede voornaamste bron van kennis
→ werkelijkheid logische structuur
→ er is aangeboren kennis
→ radicaal: God vinden en analyseren om begrijpen Thora/Bijbel/…
→ filosofen
❖ Descartes
→ filosofie gestudeerd op Middeleeuwse manier dus gelinkt met Middeleeuwen
❖ Leibniz
→ als we de wiskundige methode maar correct toepassen, we alle problemen, evengoed politieke en sociale,
zouden kunnen oplossen alsof we de beginsituatie maar moesten ingeven in een machine en het antwoord er
eenduidig uit zou komen.
❖ Wolff
Empirisme
→ kennis begint bij ervaring/empirische waarnemingen
→ traditie en religie volgen
→ tabula rasa: komen in de wereld als een onbeschreven blad
→ principe van logica is niet aangeboren maar aangeleerd
→ progressief voor wetenschap
→ filosofen:
❖ John Locke: over God: godsdienst volgen over God input van buiten
❖ David Hume
❖ Berkley
Epistemologische interesse
→ hoe zeker zijn dat wat we zien als kennis ook kennis is
→ waarmee is kennis begonnen
Religieuze of atheïstische mentaliteit
→ religieuze: mensen deels God, God bestaat maar rationeel (God= Universum)
→ atheïstische: God bestaat niet (Hume en Descartes)
10. Augustinus van Hippo (354-430)
● foto
→ binnenin vind je jezelf: ga naar binnen en zoek wie je bent
→ vlammetje verwijst naar God
→ licht in zijn ogen komt van buiten en gaat ook naar zijn hart
→ proper zuiver hart hebben om te filosoferen (typisch middeleeuws idee)
3