Fundamentals 1
1 Deel 1: Wat is communicatie:
1.1
1.2 Basis van communicatie:
1.2.1Communicatie: klassieke model:
- Communicatie = proces tussen zender en ontvanger.
- Zender = wie de boodschap stuurt.
- Ontvanger = wie de boodschap ontvangt.
- Ruis = mislopen of verstoring in de communicatie.
- Boodschap = wat je overbrengt.
o Zakelijk aspect: beschrijven van feiten, informatie in de boodschap.
o Expressief aspect: gevoel, emotie die de zender via de boodschap uit.
o Relationeel aspect: verhouding van de zender en ontvanger tot elkaar
die uit de boodschap blijkt.
o Appellerend aspect: beroep dat op de ontvanger wordt gedaan door de
boodschap om iets te doen.
- Medium = middel om boodschap over te dragen.
- Encoderen = omzetten van gedachten in woorden en beelden.
- Decoderen = omzetten van een boodschap in gedachten en feedback
geven.
- Feedback = reactie van de ontvanger.
- Terugkoppeling = reactie op de feedback.
- Redundantie = overtollige informatie.
- Referentiekader = hoe een interactie verloopt, kan nooit los gezien
worden van relatie tussen de persoon en onderlinge
machtsverhoudingen.
- Metacommunicatie = communicatie over communicatie.
Voorbeeld:
Iemand zegt; ‘die tekst van jou heeft een rommelige structuur’. Hij spreekt dan
taal over taal, hij communiceert over de communicatie.
1
,Voorbeeld: - Zender: Proximus
- Boodschap: nu korting
- Ontvanger: wij (= de consument) maar deze
boodschap is voor niet-klanten bedoelt.
- Medium: de website; geen goede keuze
want alleen klanten gaan naar de website. Als
je op zoek bent naar een nieuw abonnement,
kijk je op Google.
1.2.22 soorten communicatie:
1. Verbale communicatie
= communicatie met woorden, zowel gesproken als geschreven taal.
2. Non-verbale communicatie
= communicatie zonder woorden, lichaamstaal en gebaren taal.
1.2.3Beperking van klassieke model:
De taak van een communicatiemanager is de ontvanger zoveel mogelijk
entertainen en inspelen op de interesses. De ontvanger heeft de macht.
De ontvanger is nooit passief.
Tip:
Hoe beter je inspeelt op de interesses en behoeftes van de ontvanger → hoe
groter de kans dat de ontvanger op je boodschap ingaat.
De macht verschuift naar de ontvanger bepaalt zelf waar hij/ zij naar kijkt
of luistert.
Tip:
Hoe beter je het medium afstemt op de boodschap en op de consument →
hoe groter de kans dat je boodschap aan komt.
Goede communicatie is moeilijk.
Voorbeeld:
Ivango (= afvalmaatschappij van de overheid) heeft sorteerpunten. Om dit te
kunnen gebruiken, heb een toegangskaart nodig. Dit bekom je door een
formulier af te drukken en op te sturen met de post. Als bewoner krijg je een GFT
sorteerbakje. Maar er staat nergens op waar je het bakje kan halen, dus ik begin
te googelen. Op de site staat er enkel dat je het kan afhalen bij Ivango, maar
waar is dat?! Eén jaar later, nog steeds geen GFT sorteerbakje.
Conclusie:
Er is te veel info (= redundantie), je vindt het Noorden niet meer terug. Als
Ivango geen overheidsorganisatie was, was de klant al lang weg.
De oplossing:
- Contactgegevens plaatsen
2
,- Betere snelkoppeling
- Andere homepage naargelang de interesses of regio (= op maat
werken)
Andere voorbeelden van slechte communicatie:
Vaak te belerend en negatief: je mag dit niet. Slecht
gedrag in beeld brengen werkt triggerend.
Zou er 1 iemand zijn die zijn/haar flesje niet op grond
gooit omdat hij/zij denkt ‘oh nee, dan ben ik een aap?’
Wat is de S-trein? Verschil met andere treinen? Waarom zou ik die nu plots
nemen? Wat is het verschil met de andere treinen die worden afgeschaft, te laat
komen? Is dit overtuigend genoeg om mensen uit hun auto te krijgen?
Hoe komen aanbiedingen, informatie, beelden, producten, stories,
reclameboodschappen bij ons terecht?
Via allerlei media (= middel voor de zender om de ontvanger te bereiken):
- Massamedia
= grote groep mensen
voorbeeld:
brede pers
- Interpersoonlijk
= face-to-face, chat, e-mail
- Social media
= zowel massa als interpersoonlijk
Vroeger was de massamedia machtig.
1.2.4Interpersoonlijke communicatie en massacommunicatie:
- Interpersoonlijke communicatie
= een beperkt aantal mensen zich in elkaars nabijheid
- Massascommunicatie
= openbaar en voor iedereen toegankelijke communicatie
1.2.5Inzichten uit de psychologie:
1. Emotie komt voor de ratio
= als ons emotionele brein niet wordt aangesproken, stop het proces.
Enkel na het emotionele keuze gaat het rationele brein werken en
argumenten verzamelen om de emotionele keuze te beargumenteren.
Communicatiesector → eerst iets weten, dan iets vinden en iets doen,
maar brein werkt zo niet. Enkel als er een hoge betrokkenheid is bij de
aankoop van huis of smartphone, hier kies je best voor rationele,
informatieve benadering.
3
, 2. Je kijkt naar wat anderen doen
= mensen → kuddedieren. Ze laten zich doen door wat andere vinden of
doen. Grote beslissingen → terug naar oerinstinct (= kijken naar de
andere en wat zij doen). Als iets bij anderen werkt, zal het ook bij ons
werken denkt ons brein → hierdoor zijn reviews zeer krachtig + noemen
van aansprekende verkoopcijfers.
3. Geef wat en je krijgt iets terug
= wanneer we iets krijgen, willen we iets in ruil terug doen. Organisatie
voor goede doelen maken gebruik van weggevertjes → aantal donoren en
giften verhogen.
4. Belonen werkt beter dan straffen
= gewenst gedrag regelen we met voorschriften en geven we boetes
voor slecht gedrag, beter is om goed gedrag te belonen.
5. Maak van grote beslissingen kleine stapjes
= we zeggen eerder ‘ja’ op kleine verzoeken dan op groter verzoeken →
wil je een grote ‘ja’, maak dan eerst verschillende kleine ‘ja’tjes’.
Voorbeeld:
Aanbieden van een proefabonnement van 3 maanden geeft een hoger
resultaat dan het voorstellen van een jaarabonnement.
6. Wil je een dialoog = eerst contact maken
= mensen nemen meer iets aan van iemand die je aardig vindt, dan
iemand die je niet mag of niet kent. Een organisatie die een dialoog wil
aangaan, daarvoor moet zij eerst contact maken en sympathiek
overkomen.
7. Creëer schaarste en de waarde neemt toe
= minder verkrijgbaar = meer gewaardeerd → meer verkoop. Als er
nog weinig zijn, moet het wel goed zijn.
Voorbeeld:
Booking.com → altijd maar een aantal hotel kamers beschikbaar dus je moet
snel zijn.
1.2.65 communicatietheorieën:
1. Injectienaaldtheorie/ stimulus-responstheorie:
= mensen accepteren klakkeloos wat de zender zegt. Mensenmassa werd
gezien als passief en kritiekloos. Informatie wordt ingespoten. Propaganda,
indoctrinatie en manipulatie. Begin de 20e eeuw.
Voorbeeld:
Fake news, politiek, Rusland, IS, roddelnieuws
2. Two step flow-theorie:
= mensen laten zich meer sturen door elkaar i.p.v. de media. De macht
ligt bij influencers en opinieleiders. De consument heeft meer vertrouwen
in influencers omdat zij dichterbij hen staan. De communicatie loopt via
peers, influencers en celebrities.
Tip:
Het gebruiken van een bekend persoon werkt.
4