1
H1: De organisatie van het lichaam
Structurele en functionele organisatie → structuur volgt functie en functie volgt structuur
De verschillende organisatieniveaus
1. Chemisch niveau
2. Organel niveau
3. Cellulair niveau
4. Weefsel niveau
5. Orgaan niveau
6. systeem/steltel niveau
1. Chemisch niveau
- de unieke complexe verhoudingen die bestaan tussen atomen, moleculen en macromoleculen
→ half-vloeibare cytoplasma
- de verhoudingen tussen chemische elementen moeten bewaard blijven → anders dood
2. Organel niveau
- Definitie: verzamelingen van moleculen die zodanig georganiseerd zijn dat ze een individuele functie
kunnen uitoefenen
- vormen potentiële targets voor geneesmiddelen
- 20 soorten organellen
3. Cel niveau
- Definitie: de kleinste structurele eenheden in het lichaam die alle basiseigenschappen van levende materie
vertonen
- 1014 of 100 miljoen miljoen cellen
- Elk individuele specialisaties of differentiaties voor unieke functies
4. Weefsel niveau
- Definitie: de organisatie van een groot aantal gelijkaardige cellen die gespecialiseerd zijn om bepaalde
functies uit te oefenen.
- Omgeven door hoeveelheden en soorten van niet-levende intercellulaire substantie/matrix
- 4 hoofdtypes (met elk hun subtypes): epitheelweefsel, bindweefsel, spierweefsel en zenuwweefsel
5. Orgaan niveau
- Definitie: een organisatie van verschillende weefseltypes die zodanig gerangschikt zijn dat ze samen een
specifieke functie kunnen uitoefenen die door geen enkel van de samenstellende weefsels afzonderlijk kan
worden waargemaakt
- Unieke vorm, grootte en ligging in het lichaam.
6. systeem/stelsel niveau
- Definitie: wisselende aantallen en types van organen die zo georganiseerd zijn dat ze samen complexe
functies kunnen waarmaken.
- Belangrijkste orgaansystemen: integument, bewegingsstelsel, zenuwstelsel en zintuigen, endocrien stelsel,
circulatiesysteem, lymfevaten, immuunsysteem, ademhalingsstelsel, spijverteringsstelsel, excretie stelsel en
voortplantingsstelsel
, 2
Orgaansystemen/stelsels
UITWENDIGE BESCHERMING
1. Integumentum
- Bevat: Huid met aanhangselen (haren, nagels, gespecialiseerde zweet -en talgklieren)
- (F)(uitwendige) bescherming van onderliggende lagen
- (F) regulatie van de lichaamstemperatuur
- (F) gesofisticeerde gevoelsorgaan
STEUN EN BEWEGING
2. Skeletsysteem
- Bevat: beenderen en verwante weefsels (kraakbeen en ligamenten)
- (F) ondersteunt en beschermt
- (F) maakt door gewrichten en geledingen beweging mogelijk
- (F) bloedvorming
- (F) opslagplaats voor mineralen (beenmerg)
3. Spiersysteem
- Bevat: individuele spieren (dwarsgestreepte (wil) en gladde spieren (geen wil)
- (F) beweging
- (F) Behouden van lichaamspositie
- (F) schakel in de productie van warmte (voor behoud constante lichaamstemperatuur)
COMMUNICATIE, INTEGRATIE EN CONTROLE
4. Zenuwstelsel
- Bevat: Hersenen, ruggenmerg en zenuwen
- (F) communicatie, integratie en controle lichaamsfuncties
- (F) Zenuwimpulsen spelen een rol bij herkennen van uitwendige stimuli (zintuigen bv. licht, druk,...)
- (F) Zenuwimpulsen: spiercontracties en afscheiding secreet door klieren
- (F) Zenuwbanen vervoeren info naar centrale zenuwstelsel → geanalyseerd → gepaste actie
5. Endocriene systeem
- Bevat: gespecialiseerde klieren (hypofyse, hypothalamus, schildklier, bijnieren, pancreas , ovaria, testis, ...)
- Doelorganen zijn organen die beïnvloed worden door de uitgescheiden hormonen.
- (F) scheiden hormonen rechtstreeks in de bloedbaan af
- (F) communicatie, integratie en controle lichaamsfuncties
- (F) Hormonen: regulatoren metabolisme, groei en ontwikkeling, voortplanting, elektrolytenbalans,
zuur-base evenwicht en energiemetabolisme
Verschil
● Zenuwstelsel: een zeer snelle, meestal kortdurende controle via ultrasnelle zenuwimpulsen
● Endocriene systeem: een tragere langdurige controle door circulerende hormonen
TRANSPORT EN VERDEDIGING
6. Circulatiesysteem (hart-en bloedvatensysteem)
- Bevat: hart en een gesloten systeem van arteriën (slagaders), venen (aders) en capillairen (haarvaten)
- (F) efficiënt transportsysteem (zuurstof, koolzuurgas, voedingsstoffen, hormonen en afvalproducten)
- (F) Bloed door lichaam pompen
, 3
7. Lymfatisch systeem
- Bevat: lymfe, lymfevaten, lymfeknopen en gespecialiseerde lymfatische organen
- (F) transport van vloeistoffen en bepaalde grote moleculen (intercellulaire ruimte → bloed)
- (F) vetachtige voedingsstoffen opgenomen door darm vervoerd naar de circulatie
8. Immuunsysteem
- Bevat: sterk gespecialiseerde cellen en moleculen (bv. antilichamen)
- (F) functioneel systeem
- (F) bescherming en weerstand tegen ziekte
- (F) mogelijkheid van het lichaam om infecties te overwinnen
STRIKT GECONTROLEERDE EN GEREGULEERDE UITWISSELING MET DE OMGEVING
9. Ademhalingsstelsel
- Bevat: neus, farynx, larynx, trachea, bronchi en longen
- (F) aan -en afvoer van lucht (via kleine dunwandige blind eindigende zakjes alveoli (longblaasjes))
- (F) Alveoli: hierin wordt zuurstof vanuit de lucht uitgewisseld worden met koolstofdioxide uit het bloed
10. Spijsverteringsstelsel
- Bevat: mond, farynx, oesophagus, maag, dunne darm, dikke darm, appendix, rectum en anaal kanaal
- Spijsverteringskanaal/tractus digestivus: Holle buis aan beide kanten in verbinding met de buitenwereld.
- Accessoire verteringsorganen: tanden, tong, speekselklieren, lever, galblaas, pancreas
- (F)↑ voedsel wordt verteerd en er worden voedingsstoffen uit opgenomen en niet verteerde stoffen worden
geëlimineerd als afvalstoffen (feces)
11. Excretiestelsel
- Bevat: nieren, ureters (urineleiders), urineblaas, urethra (urinebuis) (nieren en urinewegen)
- (F) bloed zuiveren van afvalproducten
- (F) bewaren van het evenwicht van elektrolyten, water en pH
- (F) Urineren: urine vloeit uit de nieren door de ureters naar de urineblaas waar opslag plaatsvindt tot de
uitscheiding naar de buitenwereld via de urethra
VOORTPLANTING EN ONTWIKKELING
12. mannelijk en vrouwelijk voortplantingsstelsel
- (F) bevruchting en ontwikkeling van nakomelingen
- (F) overleven van genetische informatie
1.1 Het totaalbeeld: niveau van het organisme
Functies van ons lichaam
- reproduceren en beschadigde/verouderde onderdelen herstellen/vervangen
- Ongelooflijk aantal variabelen op een constante en voorspelbare wijze beheren
● Normale lichaamstemperatuur en vloeistofbalans
● Niveau van vele belangrijke moleculen in ons bloed bewaren
● Efficiënte eliminatie van afvalstoffen
● Bescherming tegen ziekte
● Goede coördinatie van bewegingen
● Snel en correct combinaties van geluid, beeld en andere externe prikkels interpreteren
1.2 Interactie van structuur en functie
Elke structuur heeft zijn eigen specifieke vorm, afmeting en locatie → unieke gespecialiseerde functie uitoefenen
- Verband tussen de verschillende niveaus
- Verband tussen structuur en functie
Structuur bepaalt niet alleen functie, maar functie beïnvloedt ook de structuur van een organisme.
, 4
1.3 Homeostase
⇒ term voor de relatief constante toestand (van temperatuur, druk en chemische samenstelling) die in het lichaam
bewaard wordt; zelfregulatie
controlemechanismen: structurele elementen voor het behoud of herstel van homeostase (op alle niveaus)
De gespecialiseerde vloeistof waar onze cellen in baden (extracellulaire vloeistof) bevat vele tientallen moleculen.
De samenstelling dient binnen nauwe grenzen (‘normale’ waarden) te blijven , zo niet volgt ziekte en dood.
→ Nodig: geïntegreerd communicatie -en controlenetwerk (homeostatische feedback control loops)
Homeostatische ‘feedback control loops’: complex geïntegreerd communicatie- en controlenetwerk waar informatie
kan worden overgedragen via zenuwimpulsen of hormonen
Bij homeostase gaat het altijd over negatieve feedbacksystemen, deze zullen veranderingen tegenwerken
Opbouw feedback control loops
- Een sensor of ‘waarnemend’ (afferent of sensorisch) mechanisme
- Een integrerend en controlerend centrum
- Een effector of ‘uitvoerend’ (efferent of motorisch) mechanisme.
Afferent: de beweging van een signaal vanuit een sensor naar een integrerend of controlecentrum
bv. gespecialiseerde zenuwcellen, endocriene kliercellen, ...
Efferent: de beweging van een signaal vanuit het centrum naar een effectormechanisme
(organen) bv. spieren, klieren,...
Functie van onderdelen/structurele basiscomponenten
- Sensor: identificeren parameters + reageren door het genereren en doorsturen van afferent signaal naar
centrum indien afwijking vastgesteld
- Centrum: analyse input sensor + het sturen van een efferent signaal naar effector
- Effector: organen die de gecontroleerde variabelen kunnen beïnvloeden. Zij zorgen voor een verhoging of een
verlaging van de waarde.
Voorbeelden homeostase
1. Tijdens sport nood aan zuurstof en opstapeling afvalproducten en CO2 → verhoging ademhaling → geschikt
niveau bloedzuurstof en verhoging eliminatie van CO2
2. Thermostaat: kamertemperatuur (gecontroleerde variabele) → waargenomen door thermometer (sensor) →
verbonden met thermostaat (centrum) → verwarmingssysteem (effector)
3. Lichaamstemperatuur: warmtereceptoren in de huid en bloedvaten (sensor) → afferent signaal naar de
hypothalamus (centrum) → vergelijking met normaal waarde en efferent signaal naar skeletspieren (effector)
door te trillen gaan de spieren warmte opwekken zodat de lichaamstemperatuur weer stijgt tot normaal →
feedback info zorgt ervoor dat de hypothalamus zijn stimulatie stopzet
2 De cel (celbiologie- celleer- cytologie)
Vroegere Celtheorie
Matthias Schleiden & Theodor Schwann (1830): Een cel is de fundamentele eenheid van organisatie van het leven.
→ ‘alle levende organismen zijn samengesteld uit één of meer cellen’
Eerste beschrijving van cellen door Robert Hooke in 1665.
definitie van een cel: Een cel is de kleinste georganiseerde eenheid van elk levend organisme die in staat is tot een
langdurig onafhankelijk bestaan en tot het vervangen van zijn eigen substantie, mits in een geschikte omgeving.
→ DUS: geen eenheid van leven, maar eenheid van organisatie
Moderne Celtheorie
- Cellen zijn de bouwstenen van alle planten en dieren
- Cellen kunnen slechts tot stand komen door deling van reeds bestaande cellen
- Cellen zijn de kleinste eenheden die alle vitale fysiologische functies kunnen waarmaken
- Iedere cel onderhoudt homeostase op cellulair niveau
- Homeostase op het niveau van weefsels, organen, stelsels en het individu is het gevolg van een gecoördineerde
activiteit van vele cellen