Inleiding tot het recht
Kennismaking met het recht
Hoofdstuk 1: concepten van recht
Afdeling 1 Het recht bestaat niet
- ‘Het recht bestaat niet’. Dit houdt in dat dar geen definitie te vinden is over wat recht precies is,
elke persoon zal het recht op een andere manier omschrijven. Het enige algemene antwoord over
het recht is dat het zich bemoeit met alles dat er in de maatschappij gebeurt.
Bij alles wat je doet in het leven, word je bekneld door het recht. Bij het recht als bemoeial
krijgen we ook te maken met juridisering, dit wordt vooral gebruikt in het onderwijs. Er
wordt bijvoorbeeld gecontroleerd of het geven van een C-attest wel terecht is.
- Ubi societas, ibi ius = Waar mensen samenleven, daar is recht.
- Ubi ius, ibi societas = Je kunt pas van een samenleving spreken als er recht is.
- Het recht heeft verschillende gedaantes, wisselende verschijningsvormen, dit komt door de
wisselende samenlevingen. Afhankelijk van de cultuur waarin je leeft kan het recht verschillend zijn,
een voorbeeld hiervan is dat je in het ene land 1 partij hebt die aan de macht is en in andere landen
meerdere partijen.
Het recht kan dus verschillen van plaats tot plaats, maar ook van tijd tot tijd. Het recht de dag
van vandaag ziet er verschillend uit dan het recht 30 jaar geleden.
Voorbeelden van rechtsvergelijking:
- Man als hoofd van het gezin, strafbaarstelling van overspel, huwelijk tussen mensen van
hetzelfde geslacht
Formeel en materieel rechtssysteem
- Het formeel rechtssysteem is het rechtssysteem waarbij het geheel van de rechtsnormen afkomstig
is van 1 bepaalde gezagsstructuur.
Voorbeelden: Belgisch federaal rechtssysteem, het deelstatelijke rechtssysteem en het
Europees rechtssysteem.
- Het formeel rechtssysteem wordt gemaakt door het samentreffen van minstens 4 onderscheiden
rechtsorden:
Federale rechtsorde
= Gelden op het volledige grondgebied van België en worden geproduceerd door federale
organen.
Deelstatelijke wetgeving
= Geldt enkel in 1 bepaalde deelstaat, milieu en onderwijs zijn hier voorbeelden van.
Lokale normen
= Gemeente- en provinciereglementen
Grensoverschrijdende normen
= Rechten die over een groter gebied dan alleen België gelden. Dit kan bijvoorbeeld de
rechten van de mens zijn die in heel Europa van toepassing zijn.
- Het materieel rechtssysteem is de inhoud van het systeem en niet de organen die het tot stand
brengen. Het Belgisch rechtssysteem bestaat in deze betekenis zowel uit het federaal recht,
deelstatelijk recht, gemeentelijk en provinciaal recht en Europees recht. Dit rechtssysteem kan
onderscheden worden in:
Een casuïstisch opgebouwd rechtssysteem (art. 1382)
= Er ontbreken veelal algemene codificaties van de rechtsnormen en de motor van het
rechtssysteem is de uitspraak die case na case het rechtssysteem opbouwt (verwijzen naar
eerdere case omdat de huidige erop lijkt, zodat het gevolg van de huidige case net zoals de
eerdere case kan zijn). Dergelijk systeem gaat meestal gepaard met de bindende kracht van
uitspraken van hogere rechters t.a.v. lagere rechters (stare decisis), met de mogelijkheid van
dissenting opinion (beslissingen moeten gemotiveerd worden).
, Een begripsmatig opgebouwd rechtssysteem
= Er zijn algemene rechtsmodellen en -theorieën opgebouwd. Het recht werd hier op
voorhand ingedeeld en elk deel heeft zijn eigen kenmerken. Bij het oplossen van betwiste
cases wordt elke case getoetst aan het begrippenrecht. Elke beslissing die gemaakt wordt
moet inpasbaar zijn in het bestaande systeem en zal het bestaande systeem beïnvloeden.
- Internationaal, …, interregionaal = naast elkaar.
- Lokaal, regionaal, nationaal, supranationaal = boven elkaar,
gelaagd.
- In België is het zeer moeilijk om besluiten te nemen door alle
verschillende lagen. Hoe een vliegtuig bijvoorbeeld naar de
landingsbaan gaat, wordt federaal bepaald, maar hoeveel geluid
er mag zijn, wordt door elke regio apart bepaald.
- Verschillende samenlevingen zorgen voor verschillende rechtsordeningen. Elk individu maakt dan
ook deel uit van verschillende samenlevingen, je kan zowel behoren tot de samenleving van Gent als
de samenleving van Europa.
=> Er kunnen dus ook botsingen zijn met andere normatieve systemen. Wat op bepaalde
plaatsen/situaties normaal kan zijn, kan ergens anders niet oké zijn (bokser).
Rechtspluralisme – meerlagigheid
- België bestaat uit veel verschillende lagen waardoor het dus zeer moeilijk is om beslissingen te
maken en te weten wie de regels precies heeft gemaakt, er bestaat een zeer grote diversiteit of
pluralisme.
- De meeste wetten in België worden vooral
gemaakt door ‘iemand’ die hoger staat dan
jezelf, in de meeste gevallen is dit Europa
(grensoverschrijdend).
Rechtsmonisme
- Rechtsmonisme betekent dat los van de verscheidenheid aan bronnen, het Belgisch recht aangezien
wordt als 1 geheel. Bij het rechtsmonisme spreken we over de hiërarchie van de normen, dit
betekent dat er duidelijk wordt wie beslissingen kan nemen en wie niets te zeggen heeft en dit zorgt
voor eenheid.
- Om het rechtsmonisme te kunnen blijven handhaven zijn er verschillende juridische technieken:
Het Hof van Cassatie
= Past zowel de federale wetten toe, de deelstatelijke wetten en de internationale
rechtsnormen. We spreken dus over een volwaardig federaal Hof van Cassatie.
Prejudiciële vragen
= Vraag die je kunt stellen aan een ander rechtscollege vooraleer je een beslissing neemt.
Verplichting om de eerste interne rechtsbescherming uit te putten vooraleer de controle te
kunnen vragen van een internationale instantie.
,Afdeling 2 Het klassiek recht
- Het klassiek recht heeft een piramidaal systeem met verschillende lagen waarbij er dus sprake is
van hiërarchie.
- Kenmerken van het klassiek recht:
Logisch, hiërarchisch georganiseerd systeem dat het resultaat was van een denkproces dat
begin bij eenvoudige, algemene principes en eindigde bij zo logisch mogelijk geordende
rechtsregel. De abstracte rechtsregel, opgevat als een verbod of gebod en voorzien van een
sanctie, vormt de bouwsteen van het klassiek recht.
Het klassiek recht hanteerde een formele benadering van de rechtsregel, het bevoegde
orgaan en de te volgen procedure waren determinerend voor het bindende karakter (een
regel is een regel en zal wel rechtvaardig zijn).
Voorbeeld: codificaties, hier wordt de wetgeving samengebracht rond een thema.
- De klassieke rechtsregel zijn gebaseerd op een logische, mathematische orde die door de Rede (het
denken zelf) was voortgebracht. Bij het klassiek recht spreken we over 2 basisregel die steeds
terugkwamen:
Gouden regel = ‘Doe anderen niet aan wat je niet wil dat anderen jou aandoen.”
Pacta sunt servanda = Geldig gesloten contracten moeten steeds nagekomen worden (art.
1134).
- Piramidaal, logisch, geordend systeem met logische deducties (alles vloeit voort uit de basisregels)
die steeds meer in detail verder konden worden uitgewerkt. Dit systeem bestond uit een
verifieerbaar aantal regels die elk afzonderlijk uitdrukking gaven aan een afdwingbaar en eenzijdig
geformuleerd verbod of gebod, dat finaal terugging op de soevereine natiestaat.
De natiestaat was op zijn beurt het resultaat van een sociaal contract. Dit is een contract dat
burgers met elkaar gesloten hadden om zich te beschermen tegen de onvoorspelbare
gevaren van een onzekere en onveilige toestand.
- Het recht ordent:
Recht en vrijheid creëert ruimte door ruimte weg te nemen op een ander vlak (vrijheid
beperken om vrijheid te bewaren).
Een voorbeeld hiervan is de wilsautonomie en het eigendomsrecht.
- De wilsautonomie laat toe dat je kunt beslissingen met wie je een contract sluit en wat er in
dat contract staat.
- Het eigendomsrecht houdt in dat je je eigendom kunt beschermen zodat anderen het
eigendom niet kunnen afpakken.
- Het recht sanctioneert:
Zodat mensen het recht zouden naleven. Het is het waarborgen van de handhaving/naleving
van de normen en zo de gecreëerde ruimte gaan beschermen. Het naleven van het recht
gebeurt op 2 manieren:
- Toezicht
- Repressie (onderdrukking)
- Internationaal berustte de rechtsorde op een evenwicht tussen soevereine staten de grenzen van
landen moeten gerespecteerd worden. Intern incarneerde de rechtsorde dan weer het ideaal van de
rechtsstaat, gebaseerd op een strakke scheiding der machten, een procedureel formalisme met de
onafhankelijke rechters als zijn meest legitieme garantie en een duidelijke hiërarchie der
rechtsnormen waarbij de grondwet hoger staat dan de wet en de wet hoger staat dan een KB of MB.
De rechter past het recht waardevrij toe. Gaat enkel rekening houden met de wet ook al zou
het onrechtvaardig zijn.
, Rechtspositivisme
- Centraal binnen het rechtspositivisme:
Wil van de wetgever is de enige bron van het recht.
Belang: formele totstandkoming van het recht.
Het recht is waardenvrij.
Recht is geen onderdeel van het maatschappelijk gebeuren.
Afdwingbaarheid: de overheid mag geweld gebruiken als iemand de wet niet volgt.
Marginale rol voor de rechter, er wordt van hen enkel verwacht dat ze de wet toepassen,
meer niet.
- Bij het uitoefenen van het recht wordt het recht niet gelijkgesteld aan rechtvaardigheid en moraal.
Het recht hoeft dus niet rechtvaardig te zijn, want iemand die bezig is met recht is niet bezig met
rechtvaardigheid, of moreel correct te zijn.
Materieel en formeel recht
- Bij het klassiek recht moet er ook een onderscheid gemaakt worden tussen het materieel recht en
het formeel recht.
Het materieel recht is dat deel van het recht waarin de spelregels van het maatschappelijk
gedrag inhoudelijk worden bepaald. De kern van het materieel recht is het ordenen zelf van
de maatschappij.
- Afstamming
- Erfrecht
- Echtscheiding
Het formeel recht is dat deel van het recht dat de spelregels bepaalt wat er moet of kan
gebeuren bij niet-naleving van het materieel recht.
- Het onderhoudsgeld wordt niet nagekomen.
- Betwistingen tussen burgers, iemand betaalt zijn schuld niet, hoe kan je dan het geld
bekomen.
- Iemand heeft een diefstal gepleegd, wie spoort misdrijven op? Wie legt de straf op? Bij
welke rechter kom je terecht? Kan ik in hoger beroep gaan?
=> Het formeel recht regelt conflicten naar aanleiding van de toepassing van het materieel
recht.
- Het bewijsrecht bevindt zich tussen het materieel recht en het formeel recht en is dat deel van het
recht waarin bepaald wordt welke partij de rechter mag geloven en wat hij mag geloven. De kern van
het bewijsrecht is wiens bewering de rechter aanneemt.
=> Het onderscheid tussen formeel recht en materieel recht bestaat nu nog steeds, maar is minder
afgebakend en meer diffuus geworden, er is dus een vervagend onderscheid.
Publiekrecht en privaatrecht
- Het publiekrecht (overheidsaangelegenheden) heeft betrekking op de uitoefening van de
overheidstaken waarmee de burger geconfronteerd wordt. Deze regels zijn van openbare orde en
hebben een sterk bindend karakter, de burger is ondergeschikt.
Overheid is als overheid aanwezig, ze kunnen hier ook een privépersoon zijn.
Voorbeeld: openbaar ministerie in een strafzaak.
- Het privaatrecht heeft betrekking op de verhouding tussen de burgers onderling. Het privaatrecht
wordt ook wel het aanvullend recht genoemd, dit betekent dat de partijen vrij kunnen afwijken. De
burgers zijn hier niet ondergeschikt, maar zijn gelijk aan elkaar.
Voorbeeld: huwelijk, vennootschap, verzekering.
- Er is een vervagend onderscheid tussen het privaatrecht en het publiekrecht. Regels van het
aanvullend recht worden gaandeweg meer en meer vervangen door regels van het dwingend recht,
deze zijn minder bindend dan de regels van de openbare orde, omdat ze uitgevaardigd zijn ter