Delen in het donkerroos aangeduid:
de prof heeft in de les aangegeven
dat het heel belangrijk is.
Rechtssociologie – Koen Van Aeken
H1: WAT IS RECHTSSOCIOLOGIE?
1.1 Inleiding
Niet zoals andere rechtswetenschappen
Gaat over recht, maar recht in relatie tot de SL, niet in relatie tot zichzelf.
Juridische wereld: Intern perspectief: niet door wat er gebeurt eigenlijk. Zoals een vis die
niet doorheeft dat hij in water zit.
Rechten:
1) Intern
a. Deelnemersperspectief, praktisch, coherentie recht
2) Doctrinair
a. Normatief, argumentatief, rechtsmethodiek
Rechtssociologie:
1) Empirische methode
a. what is (not what ought)
b. Niet subsumptie
i. Jurist: doet aan subsumptie = feiten onder de regel brengen
ii. Niet mogelijk wanneer er geen algemene regel is of wanneer deze
onduidelijk is
iii. Vb) van subsumptie: vrouwenbesnijdenis tegengaan? Zoeken op alle
niveaus van het recht, bij elk soort bevoegdheidsorgaan, vaak
internationale verdragen
c. Niet gericht op de deelnemers van het juridisch verkeer (= professionals:
advocaten, dus niet burgers of rechtsonderhorigen)
d. Wel: wetenschappelijk onderzoek
2) Extern perspectief
a. Toeschouwersperspectief
b. Niet over het recht zelf vaak ook breder dan het positieve recht zelf (vb)
informele procedures, mogelijkheid conflict tussen regel en informele normen
op te lossen)
i. – nodig om als vis het water te zien = een contrast
ii. SL = de sociologie
iii. In vergelijking met het recht = rechtssociologie.
°Opleiding rechtssociologie wordt enkel gegeven op de faculteit sociologie Niet bij
rechten, dus de kern is sociologie en niet recht
Waarom toch op de rechtsfaculteit? …
,Intermezzo: armoede is eigenlijk een vicieuze cirkel
Armoede: geen ‘character flaw’, maar door weinig geluk, slecht lot uit de loterij
Werken: de hoofdfunctie = geld verdienen
Ook een aantal latente (verborgen) functies: Sociaal contact, Bezigheid, iets creëren, tijd
besteden, structuur
In armoede leven, toch job? Laag inkomen, veel jobs tegelijk, vaak onder de radar…
Worden < werkloosheid verplicht een bepaald aantal uur te werken
Enorm veel stress, het lijkt misschien niet zo, maar ze zijn constant bezig eten en
geld te verzamelen om in leven te blijven
Soms ook verplicht tot bijscholing: nog meer confronterend voor hen, vaak ook
niet mogelijk om goed te kunnen studeren
Efficiëntie: doelmatigheid:
1.2 Het belang van de sociologie voor de beoefening van het recht het minst mogelijk
middelen gebruikend
Probleemstelling: rechtsinstrumentalisme (economisch karakter)
Effectief: doel is bereikt
Juristen: te weinig in beeld (overlegcomité, crisisjaren van 1996
(Dutroux)) “pleinvrees van de juristen”
Jammer: juristen zouden moeten pleiten voor een gelijke samenleving, hebben
een missie
Maar: recht is een middel (gelijk krijgen, eigen doel bereiken…) en geen normatief
doel = Rechtsinstrumentalisme
Vb) Grote bedrijven moeten weinig belastingen betalen, wordt een rijke elite en niemand
komt ertegen in opstand
Vb) Juristen in opleiding willen snel hun diploma om te gaan werken (=rendementsdenken),
niet omdat ze de wereld willen veranderen of verbeteren
Vb) Juristen zelf: geen helden, vechten niet voor idealen
Vb) Hoogleraren: kredieten verzamelen om onderzoek te kunnen voeren
Sire, il n’y a plus d’intellectuels: Eigenlijk niet alleen juristen, de hele academische wereld.
Ook door het onderwijs (zoals het rechtenonderwijs) Moeten de common sense
meegeven, en stellen deze voor op individuele wijze, niet met collectief doel.
Conclusie: wat zijn de boosdoeners van het ‘niet-heroïstische’ recht?
1) Individueel utilitarisme (egoïsme, vrijheid om eigenbelang na te streven)
2) Rechtsinstrumentalisme (recht gebruiken om dingen gedaan te krijgen)
Individueel utilitarisme
Na Franse revolutie: recht in het Westen zeer liberale identiteit (Zo is ons recht ontstaan,
vooral contractenrecht)
,Dus: liberaal ≠ vrijheid, hervorming, progressief
Maar = beschermen van individuele belangen
‘Qui dit contractuel, dit juste’ (Fouillée) duidelijk de liberale belangen in die tijd: geloof
van de contractvrijheid het meest rechtvaardigde zou zijn
Is niet zo, ultieme vrijheid (geen wetten of regels) is niet altijd rechtvaardig
Betekenis individueel utilitarisme = beetje egoïsme, niet gericht op de gehele sl maar op de
private belangen en vrijheden van elke persoon
NOOD AAN JURISTEN DIE LIBERALE ONRECHTVAARDIGHEID TEGENWERKEN
Sociologie: men spreekt in
Rechtsinstrumentalisme algemene termen over de
hele bevolking, is natuurlijk
Onderzoek Dahrendorf 1964: naar de karakteristieken van de niet echt zo.
rechtenstudenten (en toepassing op 1999 door Koen Raes) ‘Nu’ = 1999
Vaststellingen:
1) Uit hogere klassen (ouders ook hoogopgeleid) Nu: nog steeds
2) Minst wetenschappelijke (dus niet biologie, chemie…) “makkelijk, niet ernstig”
3) Weinig vrouwen Nu: anders, meer vrouwen
4) Elitaire status (auto, kleren…) en studentenverenigingen Nu: nog wel verenigingen
maar niet zo verenigd als vroeger (historici) – gezamenlijke interesse in het recht
5) Interesse in partijpolitiek en elitaire feestjes
6) Geen interesse in het recht zelf Nu: nog steeds (weinig doctoraten, op efficiëntste
wijze diploma halen, liever pleitoefeningen dan metajuridische vakken)
7) Meer interesse wat ze met diploma kunnen doen i.p.v. de inhoud van het recht
Fout van individueel utilitarisme en rechtsinstrumentalisme. Niet de student.
Inleiding: vragen die we ons stellen bij een niet-nageleefde norm
Vb) Vrouwenbesnijdenis: wetgevend kader dat die praktijk verbiedt:
kunnen we er een ontwikkelen of indien er al een is, kunnen we het verbeteren?
Primaire bronnen (wetgeving, rechtspraak…) Is aanwezig voor vrouwenbesnijdenis
Secundaire bronnen (rechtsleer: rechtsgeleerden gaan nadenken over primaire bronnen)
o = doctrine (≠doctrinaire methode, is juridisch perspectief)
Besnijdenis is in al zijn vormen verboden, maar het gebeurt nog steeds
is dat verbod wel effectief? Worden de doelen van deze verboden ook bereikt? NEE
Hoe komt het dat het nog steeds gebeurt?
, 1) Het ligt aan het recht: kijken naar de implementatie van die wetgeving (de uitvoering, of
men het volgt)
2) Het ligt aan de samenleving: vanuit de sl is er weinig steun voor dit specifieke verbod
Als we ons zo’n vragen stellen, zijn we bezig met Antropologie: sociologie van de niet-
rechtswetenschap. westerse volkeren
Nu ook mogelijk in westerse landen, zeer
diverse samenleving, er wonen hier ook
mensen uit niet-Westerse landen
Vraag: zijn de instrumenten wel effectief?
Nee, er zijn nog steeds landen waarin vrouwenbesnijdenis voorkomt (Dus: de primaire
bronnen bereiken hun doel niet)
Wel in bepaalde mate: in steden (veel politie) gebeurt het al minder, of meer verborgen
Hoe komt dat?
1) < Wetgeving en handhaving Wordt erop toegezien dat er geen besnijdenissen
plaatsvinden? Wordt men dan ook gestraft? Bestaat er wel een wettelijk kader? Ja
2) < Samenleving Wordt het vanuit de samenleving gesteund? Nee: niet-westerse
volkeren hebben eeuwenoud geloof/ gebruik
a. Zeer anders dan bij ons: mensenrechten, gelijkheid (seksisme), fundamentele
beschikking over het lichaam
b. Universaliteit van de mensenrechten? Vanuit het Westen moeten wij niet
onze normen en waarden aan die landen opleggen.
Waarom gaat men in die landen in tegen de wet? Waar zit de kern van dit gebruik?
Vrouwen moeten kuis zijn
Maagdelijkheid
Gaat nog verder: ook na huwelijk zodat de vrouw geen genot kan voelen, zo kan ze
ook niet vreemdgaan
Dus: mannen gaan er eigenlijk van uit dat vrouwen altijd ontrouw zijn
Vandaag: minder deze oorspronkelijke functie. Nu wordt een besneden meisje gezien als
een proper en braaf meisje.
Recht en rechtssociologie: 2 verschillende benaderingen
Men kan het recht wel veranderen (dit is al gebeurd) RECHT
Maar het is nodig om ook de samenleving de veranderen SOCIOLOGIE
Deze twee tezamen en in verband met elkaar: hoe werkt de wet
Recht en sociologie zijn twee totaal verschillende benaderingen, die over hetzelfde
onderwerp kunnen gaan