ECONOMIE
INLEIDING
- ‘Een goede economie is door middel van voorbereiding in staat om in te spelen op
noodsituaties.’
- De Belgische economie is in grote mate afhankelijk van de economie van
buurlanden/rest van Europa
- Eenvoudige oplossingen bestaan niet -> er moet een balans gezocht worden tussen het
mogelijke en het wenselijke
- Welvaart van een land uitgedrukt in BBP
- Grafiek (België, VS, Mexico, China):
o China na 1800 lang bij de armere landen geweest maar is momenteel bezig met
inhalen en het inkomen per hoofd zal in 2030 hoger zijn dan veel Europese
landen
o Er is na 1800 een toenemende divergentie in de evolutie van de rijkdom door
industrialisatie en globalisering van nieuwe technologieen
- Levensverwachting neemt toe als de economische welvaart toeneemt (levensstijl met
aandacht voor hygiëne, moderne systemen van gezondheidszorg, …)
o Los van levenskwaliteit
o Blue zones = Zones in de wereld waar mensen opvallend oud worden op een
gezonde manier (Costa Rica, Griekenland, Okinawa, California, …)
Niet altijd rijke landen/zones
Recept: Familie/groep, niet-rokers, veganistisch dieet, veel groenten,
continu lichte fysieke activiteit, sociaal engagement, … = ongeacht
financiële achtergrond
- Ons welbevinden/well-being neemt toe naarmate we rijker (per hoofd) worden
- Toename van economische welvaart heeft geleid tot een stijging van CO2-concentratie:
productie van economische welvaart is energie-intensief en leidt tot de verbranding
van fossiele brandstoffen
HOOFDSTUK 1: WELVAART EN MARKTEVENWICHT
1.1 Goed, maar niet goed genoeg
- Schaarste op de arbeidsmarkt, maar ook veel werklozen: mismatch tussen vraag en
aanbod
o Knelpuntberoepen
o Kan opgelost worden door onderwijshervormingen, betere bruggen tussen
onderwijs en bedrijfsleven, gerichte opleidingsprogramma’s, …
- Economische groei zorgt voor meer jobs en hogere fiscale ontvangsten voor de
overheid, toch nog steeds overheids- of publiekschuld en begrotingstekort
- Ongeveer 15% in België zit onder de armoedegrens
- Complex systeem van productie en consumptie
o Private bedrijven produceren goederen en diensten, zorgen voor tewerkstelling
o Overheden voorzien in het aanbod van goederen en diensten, kopen aan bij
bedrijven, zorgen voor tewerkstelling, reguleren economie door spelregels en
fiscaal beleid
1
, o Consumenten kopen goederen en diensten aan, betalen belastingen, vormen
het menselijke kapitaal dat de economie doet draaien
o Gezinnen investeren in vorming en scholing van hun kinderen en ondersteunen
zo de toekomstige economie
- Onderscheid functie econoom en bedrijfseconoom
o Bedrijfseconoom analyseert operationele werking van organisaties
o Econoom bestudeert economisch systeem
- Monetaire en niet-monetaire baten van groeiende economie
o Monetair: door minder werkloosheid spaart de overheid
werkloosheidsvergoedingen uit en kunnen de bedrijven een hogere omzet
realiseren
o Niet-monetair: door voldoende werknemers daalt de werkdruk binnen de
onderneming en dit zorgt voor een positieve invloed op het sociale leven en
verlaagt de kans op een burn-out of een te hoog stressniveau
- Goede economie = een economie die haar potentieel (werknemers, technologieën,
kennis, infrastructuur) optimaal weet om te zetten in een hoge economische welvaart
o Als maatschappij kiezen om minder te consumeren en meer te investeren in
een goed onderwijssysteem, goede infrastructuur, ontwikkeling van nieuwe
technologieën, bescherming van leefmilieu
1.2 België in de Global Competitiveness Index (GCI)
- Gebaseerd op meer dan 150 indicatoren
o Basisvereisten: nationale instituties, infrastructuur, macro-economische
omgeving, gezonheidszorg, basisonderwijs
o Efficientiestimuli: efficiente werking van de markten, kwaliteit van hoger
onderwijs, ruime technologie
o Innovatie en sofisticatie: gebruik van nieuwe technologieen in het bedrijfsleven,
algemene innovatie-vermogen
- Belgie: problemen met macro-economie door zwakke begrotingsdiscipline van
regeringen en hoge uitstaande schuld, zwakke arbeidsmarkt, goede gezonheidszorg,
kwalitatief basisonderwijs, goede sofisticatie van het bedrijfsleven
1.3 Welvaart: een interdisciplinaire zoektocht
- Sociale wetenschap kijkt naar het creeeren van een inclusieve maatschappij
o Vrije en niet-discriminerende toegang tot het onderwijs, de arbeidsmarkt,
gezondheidszorg, huisvesting, openbare voorzieningen, …
o Iedereen dezelfde kansen
- Traditionele economie kijkt naar de ontwikkeling van de prijzen op de markten voor
woningen
o Prijzen moeten ongeveer gelijk evolueren met de inkomens
o Belastingen/transactie op aankoop en verkoop
o Ideaal: huisvestingsmarkten met een efficiente, concurrentiele werking
- Gezondheidszorg: kostprijs beheersen en hoge kwaliteit bieden
2
, o Verhouding preventiemaatregelen (2-3%) en curatieve gezonheidszorg (98%) =
niet efficient
o Chronische aandoeningen/lifestyle diseases nemen 35% in van het totale
gezondheidsbudget
Bv overgewicht, hart- en vaataandoeningen
Kan vermeden worden door gezondere levensstijl: niet roken, geen
overmatig alcoholgebruik, gezond voedingspatroon, voldoende
beweging
o Investeren in psychologische gezonheidszorg: mensen die zich goed voelen
presteren beter op school, op de arbeidsmarkt, in verenigingen en sociale
netwerken
1.4 Welvaart uit markttransacties
- Economisch motief: consumenten kopen omwille van het surplus of de welvaart die ze
uit de transactie halen
o Interesse in het product
o Bereidheid tot betalen/waardering van het nut (afhankelijk van de capaciteit)
o Bereidheid wordt vergeleken met de marktprijs -> moet onder de individuele
waardering liggen
- Rangschikken van de verschillende bereidheden tot betaling voor een specifiek product
van hoog naar laag -> dalende vraagrechte voor dat product
- Rangschikken van verschillende marginale productiekosten voor een specifiek product
van laag naar hoog -> stijgende aanbodrechte voor dat product
- Wet der vraag = de gevraagde hoeveelheid in een markt zal toenemen indien de
marktprijs daalt
- Wet der aanbod = de aangeboden hoeveelheid in een markt zal dalen indien de
marktprijs daalt
- Verschil tussen nut (bereidheid tot betaling) en marktprijs = individuele
consumentensurplus
- Verschil tussen marginale kost en marktprijs = individuele producentensurplus
- Optellen van beide surpluscreaties = totale gecreeerde welvaart
- Totale kostprijs van een product = kapitaalkost + marginale of variabele kost
o Bij een marktprijs boven de marginale kost zal een producten willen aanbieden,
zelfs wanneer de prijs lager is dan de totale productiekost -> een productent
gaat naar de markt met de marginale kost van zijn product
- Verkoop hangt af van het verschil tussen de marginale kost en de marktprijs
1.5 Vraag, aanbod en marktevenwicht
- Zoeken in markt naar een evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid
o Te hoge prijs -> overproductie
o Te lage prijs -> aanbodtekort
- Consumentensurplus ontstaat onder de vraagrechte en boven de horizontale prijslijn
- Producentensurplus ontstaat onder de horizontale prijslijn en boven de aanbodrechte
- Alle markten zijn continu in beweing
3
, - Interpretatie van prijsniveaus gebeurt altijd in een ruimer kader van gekoppelde
markten met relatieve prijsverhoudingen
o Bv stijgende prijs van vliegtuigtickets leidt tot stijgende verkoop van
internationale treinreizen
o Bv marktprijs van brood stijgt met 2 euro, maar dit is niet veel vergeleken met
de marktprijs van een kilo aardappelen die stijgt met 20 euro
1.6 Zelfregulerende markten
- Vrije markten hebben het vermogen om zichzelf te reguleren in functie van maximale
welvaart: streven naar maximaal individueel surplus
- Het vinden van een marktevenwicht is gebaseerd op het winstmotief: bij een toename
van de vraag maken aanbieders winst op de bijkomende productie tot het nieuwe
marktevenwicht bereikt is
- Effect van overheidsingrijpen: overheid kan maximumprijs bepalen voor een markt
o Leidt tot het ontstaan van onevenwicht dat kan opgelost worden door
subsidiering van de overheid om de productie op te voeren
o De vrije marktwerking creeert maximale welvaart en overheidsinterventie leidt
tot welvaartsverliezen
1.7 Verliezers en winnaars
- Wanneer de vraag daalt, dalen ook de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid
- Wat gebeurd in een markt heeft gevolgen voor de hieraan gekoppelde markten
o Belangrijk voorbeeld: arbeidsmarkt
- Het principe van zelfregulerende markten voor goederen en diensten vereist dat de
arbeids- en kapitaalmarkten ook zelfregulerend worden
- Nationale economische groei betekend niet automatische dat elke economische sector
groeit
- Principe van zelfregulerende markten heeft voordelen, maar brengt een continue
onzekerheid in het economische leven met zich mee
1.8. De dynamiek van concurrentie op de markt
- Aanbieders binnen dezelfde markt concurreren op basis van hun marginale
productiekosten: hoe lager de productiekost, hoe groter het verschil met de marktprijs
en hoe hoger het surplus voor de producten
- Concurrentiestrijd kan leiden tot kwaliteitsverliezen of verbetering van
productkwaliteit
- Nadeel: wanneer een producten de productie verplaatst naar een land met slechte
arbeidsomstandigheden en hier een hoog marktaandeel mee krijgt, worden andere
producten binnen deze markt gedwongen om dit ook te doen
- Hogere risico’s leiden tot meer rendement -> conservatievere marktpartijen worden
gedwongen om meer risico’s te nemen -> marktsentiment kan ingrijpend kantelen
1.9 Welke markten zijn zelfregulerend?
4